ECLI:NL:RBZUT:2007:BB7229
Rechtbank Zutphen
- Kort geding
- G. Vrieze
- Rechtspraak.nl
Conservatoir beslag na verbreking van een LAT-relatie en ongerechtvaardigde verrijking
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zutphen werd behandeld, ging het om een kort geding waarin eiseres, na de beëindiging van een LAT-relatie met gedaagde sub 1, vorderde dat de door gedaagden gelegde conservatoire beslagen op haar roerende goederen en banktegoeden zouden worden opgeheven. Eiseres stelde dat de goederen, die door gedaagden tijdens de relatie waren aangeschaft, haar eigendom waren en dat de vordering van gedaagden, die een schadevergoeding eisten voor de goederen, ondeugdelijk was. Gedaagden, waaronder een besloten vennootschap, voerden aan dat eiseres ongerechtvaardigd was verrijkt door de goederen niet te retourneren en dat zij recht hadden op schadevergoeding.
De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagden niet voldoende bewijs hadden geleverd van hun eigendom van de goederen. Eiseres werd vermoed rechthebbende te zijn, omdat zij de goederen in haar bezit had. De rechter concludeerde dat de vordering van gedaagden onvoldoende aannemelijk was en dat de gelegde beslagen een te grote belasting voor eiseres vormden, waardoor zij niet in haar levensonderhoud kon voorzien. De rechter besloot daarom de conservatoire beslagen op te heffen en de proceskosten te compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.
Het vonnis werd uitgesproken op 16 augustus 2007 door mr. G. Vrieze en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De zaak benadrukt de juridische principes rondom conservatoir beslag en de vereisten voor het aannemelijk maken van eigendom en ongerechtvaardigde verrijking in het kader van een beëindigde affectieve relatie.