ECLI:NL:RBZUT:2007:BB8579

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/800861-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van Harreveld
  • M. Bos
  • J. Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontucht voor leraar wegens gebrek aan bewijs van seksuele bedoelingen

In de zaak tegen de verdachte, een leraar geboren in 1963, heeft de Rechtbank Zutphen op 23 november 2007 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van ontucht met een minderjarige, geboren in 1992, die onder zijn zorg en toezicht stond. De tenlastelegging betrof handelingen die plaatsvonden tussen 1 september 2002 en 1 juli 2004 in Steenderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de minderjarige op zijn schoot had genomen en haar met zijn handen over haar kleding bedekte benen en rug had gestreeld. Echter, de rechtbank oordeelde dat deze handelingen niet zonder meer als ontuchtig konden worden gekwalificeerd.

De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte seksuele bedoelingen had. De verklaring van de aangeefster werd niet ondersteund door ander bewijs, en de verdachte ontkende de beschuldigingen. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte een vertrouwensband met de aangeefster had, vergelijkbaar met een ouder-dochter relatie, en dat zijn gedragingen niet gericht waren op het verkrijgen van seksueel genot. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het voordeel van de twijfel toekwam, mede gezien zijn sociale gedragspatroon.

Daarnaast werd de benadeelde partij, de minderjarige, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding van € 3.500,-, omdat deze vordering niet betrekking had op een bewezen feit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en verklaarde de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/800861-07
Uitspraak d.d.: 23 november 2007
Tegenspraak / dip / oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1963],
wonende te [adres en plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2007.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij
op een of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 1 september 2002 tot en met 1 juli 2004,
te Steenderen,
(telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of
waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer],
geboren op [1992],
immers heeft hij, verdachte, -als leraar van de lagere school [naam], waar
die [slachtoffer] toen leerlinge was- (telkens) opzettelijk ontuchtig die [slachtoffer]
- op zijn schoot getrokken of genomen en/of
- met zijn hand(en) en/of vinger(s), onder de kleding, over de rug en/of de
borsten en/of de tepel(s), althans de borststreek, gewreven en/of gestreeld
en/of betast en/of
- met zijn hand(en) en/of vinger(s) (over) de benen en/of de billen en/of over
de vagina en/of schaamlippen, althans de schaamstreek, gewreven en/of
gestreeld en/of betast;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat de verdachte hiervan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte met zijn handen over de schaamstreek en borsten van aangeefster heeft gestreken dan wel de schaamstreek en borsten heeft betast. Naast de verklaring van aangeefster is hiervoor geen ondersteunend bewijs nu verdachte deze handelingen steeds heeft ontkend en de diverse getuigen die zijn verhoord, hierover niets hebben verklaard. Verdachte heeft wel erkend dat aangeefster bij hem op schoot heeft gezeten en dat hij over haar met kleding bedekte benen, (deels ont)blote rug en (deels ont)blote zijkant van haar bovenlichaam heeft gestreken. Deze gedragingen zijn evenwel niet zonder meer als ontuchtig aan te merken. Verdachte heeft in dat verband verklaard dat hij aangeefster een bepaalde affectie wilde betonen. Hij ervoer een soort vertrouwensband met haar, vergelijkbaar met een ouder-dochter relatie. De bewuste handelingen gaven hem geen seksueel genot en zij gebeurden vaak onbewust als een soort automatisme. Hoewel kan worden ingestemd met verdachtes eigen conclusie, dat hij zich aldus handelend als leraar onprofessioneel en grensoverschrijdend heeft gedragen, heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat verdachte seksuele bedoelingen heeft gehad met zijn handelwijze. Naar het oordeel van de rechtbank komt verdachte op dit punt het voordeel van de twijfel toe, waarbij zij mede in aanmerking heeft genomen, dat blijkens het onderzoek sprake is geweest van een voor de klasgenoten van aangeefster (in beginsel) kenbaar gedragspatroon, dat ook reeds bestond toen aangeefster 4 à 5 jaar jonger was. Daarbij komt nog, dat verdachte uit het onderzoek naar voren is gekomen als een man, die in het sociale verkeer meer dan gemiddeld lichamelijk contact zocht.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer], [adres en plaats], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.500,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde.
Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een bewezen verklaard feit en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Bos en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 november 2007.
Mr. Draisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken