ECLI:NL:RBZUT:2007:BB8579
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. van Harreveld
- M. Bos
- J. Draisma
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van ontucht voor leraar wegens gebrek aan bewijs van seksuele bedoelingen
In de zaak tegen de verdachte, een leraar geboren in 1963, heeft de Rechtbank Zutphen op 23 november 2007 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van ontucht met een minderjarige, geboren in 1992, die onder zijn zorg en toezicht stond. De tenlastelegging betrof handelingen die plaatsvonden tussen 1 september 2002 en 1 juli 2004 in Steenderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de minderjarige op zijn schoot had genomen en haar met zijn handen over haar kleding bedekte benen en rug had gestreeld. Echter, de rechtbank oordeelde dat deze handelingen niet zonder meer als ontuchtig konden worden gekwalificeerd.
De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte seksuele bedoelingen had. De verklaring van de aangeefster werd niet ondersteund door ander bewijs, en de verdachte ontkende de beschuldigingen. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte een vertrouwensband met de aangeefster had, vergelijkbaar met een ouder-dochter relatie, en dat zijn gedragingen niet gericht waren op het verkrijgen van seksueel genot. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het voordeel van de twijfel toekwam, mede gezien zijn sociale gedragspatroon.
Daarnaast werd de benadeelde partij, de minderjarige, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding van € 3.500,-, omdat deze vordering niet betrekking had op een bewezen feit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en verklaarde de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk.