ECLI:NL:RBZUT:2007:BB9524

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
5 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-460497-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kleinrensink
  • A. Borgerhoff Mulder
  • F. Follender Grossfeld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stalking van een moeder en dochter in Apeldoorn leidt tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 5 december 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan stalking van een moeder en haar dochter in Apeldoorn. De feiten vonden plaats tussen 9 augustus 2005 en 31 augustus 2006, waarbij de verdachte stelselmatig inbreuk maakte op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. De verdachte heeft onder andere ongewenst telefonisch contact gezocht, bedreigende e-mails verzonden, en zich voorgedaan als de slachtoffers om hen te schaden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks haar verweer dat zij niet het vereiste oogmerk had, voldoende vrees bij de slachtoffers heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en heeft een contactverbod opgelegd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die als verminderd toerekeningsvatbaar werd beschouwd. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet eenvoudig van aard waren en onvoldoende onderbouwd. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en heeft de strafoplegging gematigd in vergelijking met de eisen van de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460497-06
Uitspraak d.d. 5 december 2007
tegenspraak / dip - oip (3x) - onip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats 1971],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 november 2007.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
De rechtbank heeft afwijzend beslist op een verzoek van de raadsvrouw om de behandeling van de zaak achter gesloten deuren te doen plaatsvinden. De rechtbank heeft daarbij het belang van de openbare behandeling zwaarder gewogen dan het persoonlijke belang van verdachte bij een behandeling achter gesloten deuren.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 9 augustus 2005 t/m 31 augustus 2006
in de gemeente Apeldoorn en/of in de gemeente Leeuwarden, althans/en/of
(elders) in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval
van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], in
elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen,
immers heeft zij, verdachte, - zakelijk weergegeven-, in voornoemde periode
- meermalen, althans meer dan eenmaal per dag, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (ongewenst) telefonisch benaderd en/of aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of de vriendenkring van [slachtoffer 1] (een grote hoeveelheid)
e-mails en/of sms-berichten verzonden en/of
- bedreigende taal geuit in de richting van die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal ongewenst de woning van die [slachtoffer 1]
betreden en/of (daaruit) diverse goederen meegenomen en/of
- zich bij UPC Nederland voorgedaan als die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) in
naam van die [slachtoffer 1] het wachtwoord (van Chello) van die [slachtoffer 1] bij UPC Nederland gewijzigd en/of (vervolgens) ingebroken/ingelogd in
de computer van die [slachtoffer 1] en/of
- zich voorgedaan als die [slachtoffer 1] door gebruik te maken van het
e-mailadres van die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) e-mails aan vrienden
en/of familie van die [slachtoffer 1] verzonden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] (valselijk) aangifte gedaan van seksueel misbruik
en/of stalking en/of
- mondeling en/of schriftelijk (onder meer via de internetsite van de Stentor)
(valse) geruchten over die [slachtoffer 1] verspreid en/of - op naam van
en/of voor rekening van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]
(ongewenst) diverse goederen en/of diensten besteld en/of die bij die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] laten bezorgen en/of
- een of meer brie(f)(ven) op naam van advocatenkantoor Houkes cs (waarvan,
zij, verdachte, cliente is) en/of een brief op naam van de Stentor
(valselijk) opgemaakt en/of aangepast en/of (vervolgens) die/deze
brie(f)(ven) aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] verzonden,
althans doen toekomen en/of
- (valselijk) een handtekening van die [slachtoffer 1] op een
hondenafmeldingsformulier geplaatst en/of
- zich in de (onmiddelijke) nabijheid van de woning(en) en/of de werkplek(ken)
van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] opgehouden en/of is daar
langsgereden en/of is daar (hinderlijk) blijven staan en/of
- veelvuldig die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gevolgd en/of geobserveerd.
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Verweer
Door de raadsvrouw van verdachte is onder meer aangevoerd, dat verdachte ten aanzien van de met betrekking tot [slachtoffer 2] ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken, omdat verdachte niet het vereiste oogmerk had.
Kijkend naar wat er uit de gedragingen van verdachte is voortgevloeid, is voor de rechtbank voldoende aannemelijk dat in het algemeen, naar objectieve maatstaven, die gedragingen bij een slachtoffer vrees kunnen aanjagen. Daarbij heeft de rechtbank ook acht geslagen op de samenhang van de handelingen in verband met de gedragingen ten opzichte van [slachtoffer 1].
De rechtbank komt op basis van deze omstandigheden en op basis van haar inschatting van het inzicht dat verdachte had in de reikwijdte van haar handelen, tot de overtuiging dat bij haar ook ten aanzien van [slachtoffer 2] het oogmerk als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht bestond.
Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij in de periode van 9 augustus 2005 tot en met 31 augustus 2006 in de gemeente Apeldoorn en/of in de gemeente Leeuwarden wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] vrees aan te jagen,
immers heeft zij, verdachte - zakelijk weergegeven - in voornoemde periode
- eenmaal ongewenst de woning van die [slachtoffer 1] betreden en daaruit diverse goederen meegenomen en
- zich bij UPC Nederland voorgedaan als die [slachtoffer 1] en daarbij in naam van die [slachtoffer 1] het wachtwoord (van Chello) van die [slachtoffer 1] bij UPC Nederland gewijzigd en vervolgens ingelogd in de computer van die [slachtoffer 1] en
- zich voorgedaan als die [slachtoffer 1] door gebruik te maken van het e-mailadres van die [slachtoffer 1] en e-mails aan vrienden en/of familie van die [slachtoffer 1] verzonden en
- schriftelijk via de internetsite van de Stentor valse geruchten over die [slachtoffer 1] verspreid en
- op naam van en voor rekening van die [slachtoffer 2] ongewenst diverse goederen besteld en die bij die [slachtoffer 2] laten bezorgen en
- een brief op naam van advocatenkantoor Houkes cs (waarvan, zij, verdachte, cliënte is) valselijk aangepast en vervolgens die brief aan die [slachtoffer 1] verzonden en
- valselijk een handtekening van die [slachtoffer 1] op een hondenafmeldingsformulier geplaatst.
Overweging ten aanzien van de bewezenverklaring
Weliswaar is onder meer bewezen dat verdachte “eenmaal ongewenst de woning van die [slachtoffer 1] heeft betreden en daaruit diverse goederen heeft meegenomen“, maar enige strafrechtelijke relevantie in het kader van de onderhavige strafbepaling is daaraan niet toe te kennen. Onmiskenbaar zal verdachte op 5 september 2005 ongewenst in de woning van [slachtoffer 1] zijn geweest. Het ging daarbij immers om een gerechtelijke beslaglegging op goederen, waarbij de deurwaarder zich in gezelschap van verdachte bij de woning [slachtoffer 1] heeft vervoegd. Deze feitelijke gebeurtenis is daarom niet onder de werking van de door de officier van justitie beoogde strafbepaling te brengen.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Door de officier van justitie is onder meer (1e gedachtestreepje) ten laste gelegd dat verdachte “meermalen, althans meer dan eenmaal per dag” de slachtoffers telefonisch heeft benaderd. Door deze impliciete omschrijving in de tenlastelegging komt de rechtbank niet toe aan een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging; er is immers geen bewijs dat zij iedere dag van die periode meermalen belde.
Voorts is (6e gedachtestreepje) aan verdachte tenlastegelegd het doen van een valse aangifte, maar wat dat onderdeel aangaat kan niet zonder meer worden vastgesteld dat die aangifte vals is geweest. Daarmee wil de rechtbank niet tot uitdrukking brengen dat die aangifte een juiste is geweest, maar bewijs voor het tegendeel valt ook niet aan de bewijsmiddelen te ontlenen.
Ook voor dat onderdeel dient derhalve vrijspraak te volgen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: belaging.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport uitgebracht, bestaande uit een rapport van de psychiater drs. Offermans gedateerd 21 mei 2007 en een rapport van de psycholoog drs. Zuidhof gedateerd 4 april 2007.
Met de eensluidende conclusie van de rapporteurs, te weten dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, kan de rechtbank zich verenigen.
Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen met aftrek van voorarrest (124 dagen), waarvan een gedeelte van 236 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met de slachtoffers en een straatverbod.
Door de raadsvrouw is bepleit dat in het geval de rechtbank niet tot een algehele vrijspraak komt, zal worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd in voorarrest doorgebracht. Het voorwaardelijk strafdeel zoals door de officier van justitie gevorderd dient naar het oordeel van de raadsvrouw gematigd te worden.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte kwam vanaf jeugdige leeftijd veelvuldig bij [slachtoffer 1], haar zwemtrainster, over de vloer. In 2004 is zij bij [slachtoffer 1] en haar gezin in huis komen wonen.
Nadat op 9 augustus 2005 de verhouding tussen verdachte en [slachtoffer 1] was geëscaleerd (i.v.m. beweerdelijk seksueel misbruik), heeft verdachte zich gedurende een (onderbroken) periode van in totaal twaalf maanden schuldig gemaakt aan een reeks van verschillende gedragingen in de richting van [slachtoffer 1] en/of haar dochter [slachtoffer 2].
Verdachte heeft onder meer via een internetsite geruchten in omloop gebracht, zij heeft zich uitgegeven voor [slachtoffer 1] en heeft verschillende goederen besteld en laten bezorgen bij [slachtoffer 2], zij heeft een brief opgemaakt als zijnde afkomstig van haar advocaat gericht aan zijn cliënte [slachtoffer 1] en zich voordoende als [slachtoffer 1] e-mails verzonden aan vrienden en/of familie van [slachtoffer 1].
Verdachte heeft dusdoende deze personen stelselmatig lastig gevallen en inbreuk gemaakt op hun privacy en levenssfeer.
Een dergelijke stelselmatige inbreuk op de privacy raakt direct de persoon en het welbevinden van de betrokkenen. Het leven van de belaagde wordt ernstig door dergelijke gedragingen ernstig verstoord en de ervaring leert dat het zelfs tot aanzienlijke psychische problemen kan lijden.
In het voordeel van verdachte weegt dat zij over een blanco strafblad beschikt.
Uit het multidisciplinaire rapport blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van een ernstige persoonlijkheidsstoornis NAO, met narcistische en borderline kenmerken.
De kenmerken uiten zich onder meer in de neiging tot splitsen, dat wil zeggen het idealiseren en devalueren van personen en/of situaties, en een neiging tot fantasieën (pseudologica fantastica, in verband met de aangifte van seksueel misbruik).
De kans op recidive is volgens de gedragsdeskundigen sterk afhankelijk van de vraag hoe verdachte haar leven weer op de rails weet te krijgen.
Wat dat laatste betreft is ter zitting naar voren gekomen dat verdachte naast haar
vrijwilligersbezigheden gedurende 15 uur per week werkzaam is in een horecagelegenheid. In zoverre lijkt verdachte - zij woont bovendien zelfstandig en heeft geen noemenswaardige schulden - haar leven weer aardig op de rails te hebben.
Door de reclassering wordt, gelet op het laatste rapport van 9 november 2007, de kans op recidive als gering ingeschat.
Op grond van het vorenstaande wijkt de rechtbank in aanzienlijke mate af van de door de officier van justitie gevorderde straf, ook in vergelijking met de straffen die in soortgelijke zaken wel plegen te worden opgelegd.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur op zijn plaats.
Zij acht daarnaast een voorwaardelijke strafdeel passend, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal bovendien de bijzondere voorwaarde stellen, dat verdachte zich zal onthouden van elk contact met de slachtoffers.
Een straatverbod zoals door de officier van justitie gevorderd acht de rechtbank niet geboden, enerzijds omdat [slachtoffer 1] heeft aangegeven daaraan geen behoefte te hebben en anderzijds omdat het hier ziet op een fundamentele inperking van verdachtes bewegingsvrijheid.
In beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft verklaard reeds een aantal voorwerpen te hebben terugontvangen en voor het overige geen prijs te stellen op teruggave van de - nog niet teruggegeven - goederen.
Onder verdachte is een aantal voorwerpen in beslag genomen, volgens opgave van verdachte aan haar toebehorend. Een aantal van de in beslag genomen voorwerpen, zoals vermeld op de door de officier van justitie aan het dossier toegevoegde lijst van in beslag genomen voorwerpen, is inmiddels teruggegeven aan de verdachte. Voor zover de goederen niet zijn teruggegeven zijn deze naar het oordeel van de rechtbank vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn immers bij gelegenheid van het onderzoek naar het door haar begane feit aangetroffen en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces.
De officier van justitie heeft een integrale toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen gevorderd.
Door de raadsvrouw is bepleit dat de vorderingen primair dienen te worden afgewezen omdat verdachte ontkent de feiten te hebben gepleegd.
Voor het geval de rechtbank wel tot enige bewezenverklaring mocht komen, moeten beide benadeelden volgens de verdediging niet ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, omdat zij niet eenvoudig van aard zijn en niet, danwel onvoldoende, zijn onderbouwd.
De vorderingen zien op geleden immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, nu deze vorderingen zijn betwist en naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard zijn dat deze zich lenen voor afdoening in het strafgeding. Naar het oordeel van de rechtbank is het causale verband tussen het onderhavige feit en de daaruit rechtstreeks voortkomende immateriële schade vooralsnog tenminste onvoldoende inzichtelijk gemaakt en overigens onvoldoende onderbouwd.
De benadeelde partijen kunnen derhalve hun vorderingen slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36b, 36c, 36d en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde op geen enkele wijze - in welke zin dan ook - contact zal opnemen of onderhouden met [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2].
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de voorwerpen die staan vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, voorzover deze nog niet zijn teruggegeven aan de verdachte.
Verklaart de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] , wonende te [adres]
en
[slachtoffer 2], wonende te [adres],
niet-ontvankelijk in hun vorderingen en bepaalt dat de benadeelde partijen - ieder voor zich - hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 december 2007.
Mr. Follender Grossfeld is buiten staat mede te ondertekenen