RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460192-07
Uitspraak d.d. 5 december 2007
tegenspraak / dnip
[verdachte],
geboren te [plaats 1984],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 november 2007.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 maart 2007 te Harderwijk ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te
beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een
mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in, althans in de richting van
de hals/nek en/of hand(en), althans in het lichaam heeft gestoken, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 24 maart 2007 te Harderwijk ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
voornoemde [slachtoffer 1] met een mes, althans een scherp en/of een puntig voorwerp in,
althans in de richting van, de hals/nek en/of de hand(en), althans het lichaam
heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 24 maart 2007 te Harderwijk [slachtoffer 1] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes, althans een scherp en/of
puntig voorwerp, in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] gestoken, althans een
mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op een voor die [slachtoffer 1]
duidelijk zichtbare wijze getoond, althans handelingen van gelijke dreigende
aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 24 maart 2007 te Harderwijk [slachtoffer 2] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes, althans een scherp en/of
puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 2] gestoken, althans een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, op een voor die [slachtoffer 2] duidelijk
zichtbare wijze getoond, althans handelingen van gelijke dreigende aard of
strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard, aangezien verdachte niet het opzet had om genoemde [slachtoffer 1] te doden.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat verdachte niet de intentie had [slachtoffer 1] van het leven te beroven of hem ernstig te verwonden. In de optiek van de verdediging kan slechts het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde bewezen worden geacht.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door met een scherp en puntig mes op [slachtoffer 1] in te steken in de omgeving van de halsstreek, een bijzonder kwetsbare plek, hij tenminste willens en weten de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer 1] zou kunnen doden. Uit de in het dossier voorhanden zijnde foto van de hand van het slachtoffer, welke hand het slachtoffer volgens zijn verklaring ter bescherming voor zijn nek hield om te voorkomen dat hij in zijn nek zou worden gestoken, is een duidelijke steekwond zichtbaar. Dat duidt niet in de richting zoals door de verdediging betoogd dat er sprake zou zijn geweest van een zwaaiende beweging met het mes.
Tevens blijkt uit de verklaring van de [getuige] (pag. 32) dat verdachte meerdere keren op bedoelde [slachtoffer 1] instak.
De rechtbank acht dan ook het onder 1 primair tenlastegelegde bewezen in de zin van voorwaardelijk opzet.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 24 maart 2007 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] met een mes in de richting van de hals/nek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 24 maart 2007 te Harderwijk [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes in de richting van die [slachtoffer 2] gestoken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1 primair : poging tot doodslag
2 : bedreiging met zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd - het onder 1 subsidiair en onder 2 bewezen achtend en rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht - verdachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaar en toezicht van de reclassering, ook indien dit een ambulante behandeling zou inhouden, alsmede een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de dagen in voorarrest doorgebracht.
De raadsvrouw heeft oplegging van een werkstraf dan wel een voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als door de officier van justitie gevorderd op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is in de nacht van vrijdag op zaterdag 24 maart 2007 uitgeweest in de dancing “De Boterlap” te Harderwijk. Verdachte heeft tijdens het uitgaan een grote hoeveelheid alcohol gedronken. Na het verlaten van de dancing is hij het centrum van de stad ingelopen en maakte daarbij een insinuerende/beledigende opmerking in de richting van een meisje dat hij passeerde. Toen verdachte daarop werd aangesproken, haalde hij een mes uit zijn achterbroekzak en stak daarmee naar [slachtoffer 1] en bedreigde vervolgens [slachtoffer 2].
Verdachte heeft met zijn agressieve reactie zijn slachtoffers grote schrik aangejaagd, zoals ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [verdachte]. Het gevoel dat mensen ervaren die zonder enige aanleiding plotseling met gewelddadige reactie worden geconfronteerd, komt daarin sprekend tot uiting.
Uitgaansgeweld heeft in de afgelopen jaren al veel dodelijke slachtoffers geteld. In dat opzicht mag verdachte zich gelukkig prijzen dat het letsel van [slachtoffer 1] beperkt is gebleven.
In het nadeel van verdachte weegt dat hij, gezien zijn strafblad, al vaker met politie en justitie in aanraking is geweest terzake van geweldsdelicten.
Ten voordele van verdachte weegt de rechtbank dat hij het verwerpelijke van zijn daad lijkt in te zien. Hij heeft excuses aangeboden aan zijn slachtoffers en heeft in korte tijd zijn leven weten te ordenen ( hij heeft werk en onderdak gevonden en is bezig zijn schulden te voldoen). Bovendien is verdachte aangemeld bij de polikliniek Kairos, gerelateerd aan zijn middelengebruik en agressieproblematiek
Op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank in rekening de straf die verdachte op 1 mei 2007 door de politierechter in Haarlem (inzake parketnummer 15/630109-06, 160 uur werkstraf subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis) is opgelegd, onder meer een openlijke geweldpleging betreffend.
De rechtbank acht een voorwaardelijke strafdeel op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, evenals om hem via de betrokkenheid van de reclassering hulp en steun te bieden om de positieve ontwikkeling die zich nu in zijn leven lijkt voor te doen, blijvend gestalte te geven.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 350,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht tevens de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van dat bedrag ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 45, 57, 63, 285 en 287 van het wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt,
ook als dit inhoudt een verwijzing naar het CAD (Tactus, verslavingszorg) en/of dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen bij een forensisch psychiatrische behandelinstelling. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die hem door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 150 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres], van een bedrag van € 350,--, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum van het bewezen verklaarde feit, te weten 24 maart 2007.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd, een bedrag te betalen van € 350,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 7 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Follender Grossfeld, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Kleinrensink, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 december 2007.
Mr. Follender Grossfeld is buiten staat mede te ondertekenen.