ECLI:NL:RBZUT:2007:BB9674

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460595-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Bos
  • A. van Harreveld
  • H. Hödl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huiselijk geweld, bedreiging en verduistering door verdachte tegen echtgenote en anderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 december 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder huiselijk geweld, bedreiging en verduistering. De verdachte heeft op 12 oktober 2005 in Putten geprobeerd zijn echtgenote, aangeduid als [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar bij de keel vast te pakken en tegen een paardenbox te duwen. Dit misdrijf is echter niet voltooid. Daarnaast heeft hij haar in de periode van 1 juni 2001 tot en met 11 oktober 2005 herhaaldelijk mishandeld, wat resulteerde in letsel en pijn voor het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook in de periode van 20 tot 21 september 2006 bedreigingen heeft geuit aan de broer van [slachtoffer 1], waarbij hij dreigde haar 'kapot te maken'.

Naast de geweldsdelicten heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan verduistering van een polyester kap van een auto, die toebehoorde aan [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens is de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade die de benadeelde partijen hebben geleden, met een schadevergoeding van in totaal € 1.500,-. De rechtbank heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat deze niet van eenvoudige aard was en alleen bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460595-06
Uitspraak d.d.: 7 december 2007
Tegenspraak / dnip / onip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats 1967],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
23 november 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2005 te Putten, althans in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet die [slachtoffer 1] (met kracht) bij de keel heeft vastgepakt en/of de keel
heeft dichtgeknepen en/of deze (met kracht) tegen een paardenbox en/of tegen
een muur heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 12 oktober 2005 te Putten, althans in Nederland,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] (met kracht) bij de keel heeft vastgepakt
en/of de keel heeft dichtgeknepen en/of deze (met kracht) tegen een paardenbox
en/of tegen een muur heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 september 2006 tot en met 21 september
2006 te Lier en/of te Putten en/of te Scherpenzeel, althans in Nederland
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, althans met openlijk geweld tegen personen en/of
goederen, althans met een misdrijf waardoor de algemene veiligheid van
personen en/of goederen in gevaar wordt gebracht,
immers heeft verdachte opzettelijk aan de broer van voornoemde [slachtoffer 1], te
weten [naam broer slachtoffer 1], dreigend (telefonisch) de woorden toegevoegd :
"Ik ga je zusje (die [slachtoffer 1]) helemaal kapot maken, omdat ze nu te ver is
gegaan" en/of "Ik ga uitzoeken waar ze (die [slachtoffer 1]) nu is en ga er met
een paar mannetjes naar toe" en/of "Ik kom door de gevel/garage (van de ouders
van die [slachtoffer 1]) rijden", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking,
van welke woorden die [slachtoffer 1] in voornoemde periode te Scherpenzeel en/of
te Putten, althans in Nederland, kennis heeft genomen;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2001
tot en met 11 oktober 2005 en/of in of omstreeks de periode van 13 oktober
2005 tot en met 21 september 2006 te Putten, althans in Nederland (telkens)
opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1]
- (met kracht) met een stoel en/of een beschermkap (van een bureau), althans
met een hard/zwaar voorwerp tegen haar pols en/of elders op/tegen het
lichaam heeft geslagen en/of
- (met kracht) (bij haar enkels) uit een bed heeft getrokken en/of
- (met kracht) aan de haren en/of het hoofd heeft getrokken,
waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2006 tot en met 13 juli 2006 te
Putten en/of elders in Nederland, opzettelijk een polyester kap (behorend bij
een zwarte Dodge Thunderroad, [kenteken]), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door
misdrijf, te weten (als eigenaar van een autobedrijf) voor onderhoud (van
voornoemde auto), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(gevoegde zaak, Parketnr 802587/06)
art 321 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met 13 juli 2006 te
Putten en/of elders in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een polyester kap (behorend bij een zwarte Dodge
Thunderroad, [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
(gevoegde zaak, Parketnr 802587/06)
art 310 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 04 september 2006 te Putten [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (met kracht) met een bezem op het
hoofd en/of in/tegen de buik van die [slachtoffer 2] geslagen en/of (daarbij) deze
dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak jullie dood", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking, en/of zijn hond(en) op die [slachtoffer 2]
losgelaten en/of (vervolgens) (met die/een bezem) (meermalen) met (zodanige)
kracht tegen de auto - waarin die [slachtoffer 2] was gestapt- geslagen (dat de
voorruit en/of de rechtervoorportier en/of de motorkap van die auto zijn
vernield en/of beschadigd);
(gevoegde zaak, Parketnr 802587/06)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging
Anders dan de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu de aard van de gedraging in samenhang met de bewijsmiddelen redelijkerwijs geen andere conclusie toelaat dan dat verdachte, zo hij al geen oogmerk had te bedreigen, zich ten minste willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] kennis zou nemen van de door hem geuite en voor haar bedreigende bewoordingen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 12 oktober 2005 te Putten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] met kracht bij de keel heeft vastgepakt en de keel heeft dichtgeknepen en deze met kracht tegen een paardenbox heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de periode van 20 september 2006 tot en met 21 september 2006 te Lier en in Nederland [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk aan de broer van voornoemde [slachtoffer 1], te weten
[naam broer slachtoffer 1], dreigend telefonisch de woorden toegevoegd: "Ik ga je zusje (die [slachtoffer 1]) helemaal kapot maken, omdat ze nu te ver is gegaan" en "Ik ga uitzoeken waar ze (die [slachtoffer 1]) nu is en ga er met een paar mannetjes naar toe" en "Ik kom door de gevel/garage (van de ouders van die [slachtoffer 1]) rijden", van welke woorden die [slachtoffer 1] in voornoemde periode in Nederland kennis heeft genomen;
3.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 juni 2001 tot en met 11 oktober 2005 in Nederland telkens opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1]
- met kracht met een stoel tegen haar pols heeft geslagen en
- met kracht bij haar enkels uit een bed heeft getrokken en
- met kracht aan de haren en/of het hoofd heeft getrokken,
waardoor deze telkens pijn heeft ondervonden;
4.
hij in de periode van 1 juli 2006 tot en met 13 juli 2006 te Putten opzettelijk een polyester kap behorend bij een zwarte Dodge Thunderroad, [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer 2], welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als eigenaar van een autobedrijf voor onderhoud van voornoemde auto, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5.
hij op 4 september 2006 te Putten [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met kracht met een bezem op het hoofd en tegen de buik van die [slachtoffer 2] geslagen en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak jullie dood", en zijn honden op die [slachtoffer 2] losgelaten en vervolgens met een bezem meermalen met zodanige kracht tegen de auto - waarin die [slachtoffer 2] was gestapt - geslagen dat de voorruit en het rechtervoorportier en de motorkap van die auto zijn
vernield en/of beschadigd.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1 primair: poging tot zware mishandeling;
Feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 3: mishandeling, meermalen gepleegd;
Feit 4 primair: verduistering;
Feit 5: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. De rechtbank heeft bij de straftoemeting ten aanzien van de feiten 1 primair, 2 en 3 in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan huiselijk geweld en bedreiging van zijn toenmalige echtgenote/partner. Ten aanzien van de feiten 4 en 5 heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte zonder overleg de kap van de auto die hij in onderhoud had, heeft doorverkocht. In plaats van de door hem gemaakte fouten in goed overleg met de benadeelde partij op te lossen, heeft hij deze vervolgens bedreigd en aan diens goederen schade toegebracht. Verdachte heeft door zijn handelwijze zijn slachtoffers nadeel berokkend en angst aangejaagd.
Anderzijds weegt de rechtbank bij de straftoemeting mee, dat de bewezen verklaarde feiten van oude datum zijn, dat verdachte in deze sfeer geen relevante justitiële documentatie heeft en dat verdachte destijds zowel in de relationele als in de zakelijke sfeer blootstond aan veel spanningen, waarvan de oorzaak op zijn minst complex kan worden genoemd.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 11.436,22 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 4 en 5 ten laste gelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 en 5 bewezen verklaarde handelen materiële respectievelijk immateriële schades heeft geleden, die naar redelijkheid en billijkheid kunnen worden begroot op ten minste € 1.250,- respectievelijk € 250,- en waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering zal derhalve voor totaal € 1.500,- worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat dit deel van de betwiste vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar resterende vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikel 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f, 45, 57, 285, 300, 302 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres] ([bankrekeningnummer]) van een bedrag van € 1.500,-, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van € 1.500,-, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 30 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Bos, voorzitter, Van Harreveld en Hödl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 december 2007.