ECLI:NL:RBZUT:2007:BB9676

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
14 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/911
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen kapvergunning en bouwvergunning woningbouwproject 'De Kraaienboom' in Aalten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 14 november 2007 uitspraak gedaan in een geschil over verschillende vergunningen met betrekking tot het woningbouwproject 'De Kraaienboom' in Aalten. De eiseres, Stichting Natuur en Milieu Aalten, heeft beroep ingesteld tegen de kapvergunning, vrijstellingen op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) voor het bouwrijp maken, en de bouwvergunning voor de nieuwbouw van 16 appartementen en 14 twee-onder-een-kap woningen. De rechtbank heeft de beroepen tegen de kapvergunning en de vrijstellingen ongegrond verklaard, terwijl het beroep tegen de bouwvergunning eerste fase gegrond is verklaard. Dit leidde tot schorsing van de bouwvergunning tot twee weken na de nieuwe beslissing op bezwaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten, die de vrijstelling en bouwvergunning verleenden, in overeenstemming zijn met de relevante wetgeving en de randvoorwaarden die door de gedeputeerde staten van Gelderland zijn gesteld. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die stelde dat de vergunningen niet in overeenstemming waren met het bestemmingsplan, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat de vrijstelling en bouwvergunning in redelijkheid zijn verleend, en dat de locatie kan worden aangemerkt als een inbreidingslocatie.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de ruimtelijke onderbouwing van het project, waarbij is gekeken naar de Toekomstvisie Aalten en het bestemmingsplan 'De Kraaienboom'. De rechtbank heeft geoordeeld dat de landschappelijke inpassing van de geluidswal niet in strijd is met het provinciaal en gemeentelijk ruimtelijk beleid. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 07/911
Uitspraak in het geding tussen:
Stichting Natuur en Milieu Aalten
te Aalten,
eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten
verweerder.
Projectontwikkeling Kuipershof b.v.
te Heelweg,
derde-partij.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder van 24 april 2007.
2. Feiten en procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2006 heeft verweerder vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en bij besluit van 16 januari 2007 reguliere bouwvergunning verleend voor de bouw van een geluidswal in het plangebied
“De Kraaienboom” in Aalten, op het perceel kadastraal bekend gemeente Aalten, sectie/nummer I 11841, overeenkomstig de bij het besluit van 16 januari 2007 behorende en als zodanig gewaarmerkte tekeningen.
Het tegen dit besluit gerichte bezwaar van eiseres is bij het thans bestreden besluit – overeenkomstig het advies van de commissie bezwaarschriften – ongegrond verklaard.
Eiseres heeft bij brief van 1 juni 2007 beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 25 september 2007, waar namens eiseres
[namen eiseres] zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door W.G. ten Voorde, wethouder, alsmede G.H. Scheffer en
B.A. Mennink. Namens de derde-partij zijn [namen gedaagden] verschenen.
3. Motivering
Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt ingevolge het eerste lid, bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied.
De gronden waarop het in geding zijnde besluit betrekking heeft, zijn ingevolge het als bestemmingsplan geldende “Uitbreidingsplan in Onderdelen kom Aalten, herziening 1965” bestemd tot openbaar groen, tuin en erf en woningbouw.
Niet in geschil is dat de bouwwerkzaamheden waarop het vrijstellingsbesluit betrekking heeft, in strijd zijn met het bestemmingsplan.
De in geding zijnde woningbouwlocatie is opgenomen in de Toekomstvisie Aalten, vastgesteld bij gemeenteraadsbesluit van 14 december 2004.
Bij brief van 4 januari 2005 heeft de regionaal inspecteur VROM regio Oost ingestemd met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO op basis van de Toekomstvisie Aalten.
Gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: gs) hebben bij brief van 1 november 2005,
nr. RE2005.2327 een verklaring van geen bezwaar (hierna: vvgb) verleend als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO, voor de realisatie van het in geding zijnde woningbouwproject in het kader van de beoordeling van de Toekomstvisie Aalten. Aan de vvgb zijn voor de in geding zijnde locatie de volgende uit de eerdere brief van de provinciale diensten van 23 augustus 2004, nr. RE2004.9987, voortvloeiende randvoorwaarden verbonden:
- de locatie dient voor wat betreft de kwalitatieve invulling en realiseringstermijn te passen binnen de afspraken tussen provincie en gemeente in het kader van het door de provincie ingezette traject Woonbeleid met Kwaliteit;
- de locatie dient te voldoen aan de ruimtelijk relevante wetgeving en de daaruit voortvloeiende criteria, die op een invulling met woningbouw of anderszins van toepassing zijn;
- speciale aandacht wordt gevraagd voor het milieuaspect bodemsanering.
Bij de aanvraag om vrijstelling van 3 mei 2006 is tevens een voorontwerp van het bestemmingsplan “De Kraaienboom” ter inzage gelegd, dat volgens verweerder eveneens kan worden aangemerkt als een ruimtelijke onderbouwing van de realisatie van dit woningbouwproject, welk bestemmingsplan bij gemeenteraadsbesluit van 20 maart 2007 is vastgesteld.
Uit de gedingstukken en met name de toelichting bij het bestemmingsplan
“De Kraaienboom” leidt de rechtbank af dat voldaan is aan de door gs aan de vvgb verbonden randvoorwaarden. Hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd, biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het in geding zijnde project moet worden bezien in het licht van de ter plaatse reeds geldende woonbestemming. In dat licht bezien heeft de rechtbank in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunten gevonden om de met de Toekomstvisie Aalten en het bestemmingsplan “De Kraaienboom” gegeven ruimtelijke onderbouwing, waarbij uitvoerig is ingegaan op onder meer het provinciaal en gemeentelijk ruimtelijk beleid en de aspecten bodemkwaliteit, externe veiligheid, waterhuishouding en flora en fauna, ontoereikend te achten. Met name is niet gebleken dat de landschappelijke inpassing van de geluidswal onverenigbaar is met het provinciaal en gemeentelijk ruimtelijk beleid. Voorts is nog van belang dat verweerder de in geding zijnde locatie mede gelet op het vigerende bestemmingsplan heeft kunnen aanmerken als een inbreidingslocatie en dat de in geding zijnde vrijstelling een zelfstandig karakter heeft ten opzichte van het nog niet in werking getreden bestemmingsplan “De Kraaienboom”.
Geoordeeld moet dan ook worden dat verweerder de in geding zijnde vrijstelling en bouwvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is. Voor een veroordeling in proceskosten bestaat geen aanleiding.
4. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op
14 november 2007 in tegenwoordigheid van mr. P.M. Saedt als griffier.