RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen:
Stichting Natuur en Milieu Aalten
te Aalten,
eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten
verweerder.
Projectontwikkeling Kuipershof b.v.
te Heelweg,
derde-partij.
Besluit van verweerder van 20 maart 2007.
2. Feiten en procesverloop
Bij besluit van 5 december 2006 met nr. 20060244/1 heeft verweerder vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en reguliere bouwvergunning eerste fase verleend voor de nieuwbouw van 16 appartementen en 14 twee-onder-een-kap woningen in het plangebied “De Kraaienboom” in Aalten, overeenkomstig de bij het besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte tekeningen.
Het tegen dit besluit gerichte bezwaar van eiseres is bij het thans bestreden besluit – overeenkomstig het advies van de commissie bezwaarschriften – ongegrond verklaard.
Eiseres heeft bij brief van 26 april 2007 beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 25 september 2007, waar namens eiseres
[namen eiseres] zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door W.G. ten Voorde, wethouder, alsmede G.H. Scheffer en
B.A. Mennink. Namens de derde-partij zijn [namen verweerder] verschenen.
Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt ingevolge het eerste lid, bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied.
De gronden waarop het in geding zijnde besluit betrekking heeft, zijn ingevolge het als bestemmingsplan geldende “Uitbreidingsplan in Onderdelen kom Aalten, herziening 1965” bestemd tot “Eengezinswoonhuizen in open bebouwing B, klasse 2”, “Eengezinswoonhuizen half open bebouwing C, klasse 3”, “Eengezinswoonhuizen gesloten bebouwing D, klasse 4”, “weg, parkeerstrook, parkeerterrein, trottoirs voetpad” en “Openbaar groen (bermen plantsoen)”.
Niet in geschil is dat de bouwwerkzaamheden waarop het vrijstellingsbesluit betrekking heeft, met de (hedendaagse) stedenbouwkundige opzet van de infrastructuur, in strijd zijn met het bestemmingsplan.
De in geding zijnde woningbouwlocatie is opgenomen in de Toekomstvisie Aalten, vastgesteld bij gemeenteraadsbesluit van 14 december 2004.
Bij brief van 4 januari 2005 heeft de regionaal inspecteur VROM regio Oost ingestemd met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO op basis van de Toekomstvisie Aalten.
Gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: gs) hebben bij brief van 1 november 2005,
nr. RE2005.2327 een verklaring van geen bezwaar (hierna: vvgb) verleend als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO, voor de realisatie van het in geding zijnde woningbouwproject in het kader van de beoordeling van de Toekomstvisie Aalten. Aan de vvgb zijn voor de in geding zijnde locatie de volgende uit de eerdere brief van de provinciale diensten van 23 augustus 2004, nr. RE2004.9987, voortvloeiende randvoorwaarden verbonden:
- de locatie dient voor wat betreft de kwalitatieve invulling en realiseringstermijn te passen binnen de afspraken tussen provincie en gemeente in het kader van het door de provincie ingezette traject Woonbeleid met Kwaliteit;
- de locatie dient te voldoen aan de ruimtelijk relevante wetgeving en de daaruit voortvloeiende criteria, die op een invulling met woningbouw of anderszins van toepassing zijn;
- speciale aandacht wordt gevraagd voor het milieuaspect bodemsanering.
Bij de aanvraag om vrijstelling voor het bouw- en woonrijp maken van het plangebied
“De Kraaienboom” van 3 mei 2006 en de thans in geding zijnde aanvraag van 29 mei 2006 is tevens een voorontwerp van het bestemmingsplan “De Kraaienboom” ter inzage gelegd, dat volgens verweerder eveneens kan worden aangemerkt als een ruimtelijke onderbouwing van de realisatie van dit woningbouwproject, welk bestemmingsplan bij gemeenteraadsbesluit van 20 maart 2007 is vastgesteld.
Uit de gedingstukken en met name de toelichting bij het bestemmingsplan
“De Kraaienboom” leidt de rechtbank af dat voldaan is aan de door gs aan de vvgb verbonden randvoorwaarden. Hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd, biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel.
Ter beoordeling staat of het in geding zijnde woningbouwproject is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. In dit verband heeft eiseres er ter zitting op gewezen dat het bestemmingsplan “De Kraaienboom” uitgaat van het realiseren van 12 appartementen, terwijl het in geding zijnde bouwplan voorziet in het realiseren van 16 appartementen.
De rechtbank stelt vast dat de bij het bestemmingsplan “De Kraaienboom” behorende voorschriften, met name neergelegd in artikel 11. Wonen – III, geen rechtstreekse beperking stellen aan het aantal te realiseren appartementen. Blijkens hetgeen is vermeld op p. 21 van de toelichting bij het bestemmingsplan is bij het opstellen van het bestemmingsplan aangenomen dat in het appartementengebouw 12 appartementen of maximaal
14 zorgeenheden worden gerealiseerd. Voor zover het thans in geding zijnde bouwplan voorziet in het realiseren van meer dan 12 appartementen of 14 zorgeenheden, ontbeert het daarom een goede ruimtelijke onderbouwing. Daarbij komt dat in de bestreden besluitvorming niet uitdrukkelijk is vermeld of het om reguliere woonappartementen, dan wel om zorgeenheden in het kader van een bijzondere woonvorm gaat, zoals uit de bij de bouwvergunning behorende tekeningen is af te leiden.
Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat het in geding zijnde woningbouwproject, voor zover het de concrete invulling van het appartementengebouw betreft, ten tijde hier van belang niet was voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing, zodat verweerder niet was gerechtigd om toepassing te geven aan artikel 19, tweede lid, van de WRO. Hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd, kan daarom thans buiten bespreking blijven.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. Er zijn termen om het primaire besluit van 5 december 2006 met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb te schorsen tot twee weken na bekendmaking van de te nemen nieuwe beslissing op het bezwaar van eiseres.
Bij de te nemen nieuwe beslissing op het bezwaar van eiseres zal verweerder moeten verduidelijken of de in geding zijnde vrijstelling en bouwvergunning betrekking hebben op reguliere woonappartementen, dan wel op zorgeenheden in het kader van een bijzondere woonvorm. Voorts zal verweerder daarbij de concrete invulling van het appartementengebouw met meer dan 12 appartementen of meer dan 14 zorgeenheden moeten voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. In verband daarmee is nog van belang dat uit de in de toelichting bij het bestemmingsplan geformuleerde randvoorwaarden en uitgangspunten (p. 17) is af te leiden dat mogelijk meer is beoogd de totale oppervlakte van woningen of zorgeenheden in het appartementengebouw te beperken dan het aantal woningen of zorgeenheden.
Er is aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiseres.
Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt ter zake van reis- en verblijfkosten/¬verletkosten een bedrag van € 37,04 toegekend.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- schorst de bij besluit van 5 december 2006 verleende vrijstelling en bouwvergunning tot twee weken na bekendmaking van de te nemen nieuwe beslissing op het bezwaar van eiseres;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 37,04 ter zake van reis- en verblijfkosten/verletkosten;
- bepaalt dat de gemeente Aalten het door eiseres betaalde griffierecht van € 285,- vergoedt.
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op
14 november 2007 in tegenwoordigheid van mr. P.M. Saedt als griffier.