ECLI:NL:RBZUT:2007:BB9678

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
14 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/631
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen kapvergunning en bouwvergunning voor woningbouwproject 'De Kraaienboom' in Aalten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 14 november 2007 uitspraak gedaan over verschillende beroepen die zijn ingesteld tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten. De beroepen betroffen onder andere de kapvergunning, vrijstellingen op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) voor het bouwrijp maken van het plangebied 'De Kraaienboom', en de bouwvergunning voor de nieuwbouw van 16 appartementen en 14 twee-onder-een-kap woningen. De rechtbank heeft de beroepen tegen de kapvergunning en de vrijstellingen ongegrond verklaard, terwijl het beroep tegen de bouwvergunning eerste fase gegrond werd verklaard. Dit leidde tot de schorsing van de bouwvergunning tot twee weken na een nieuwe beslissing op bezwaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van 31 oktober 2007, dat de vrijstelling verleende, was voorbereid volgens de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank concludeerde dat het bezwaarschrift van eiseres, dat op 11 december 2006 was ingediend, als beroepschrift moest worden aangemerkt. De rechtbank heeft ook de voorwaarden die aan de vrijstelling waren verbonden, beoordeeld en geconcludeerd dat aan deze voorwaarden was voldaan. De rechtbank oordeelde dat de vrijstelling in redelijkheid was verleend en dat de gronden van eiseres geen aanleiding gaven voor een ander oordeel.

De uitspraak benadrukt het belang van een goede ruimtelijke onderbouwing bij het verlenen van vrijstellingen en bouwvergunningen, en bevestigt dat de gemeente de in geding zijnde locatie als inbreidingslocatie kon aanmerken. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding te zien voor een veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 07/631
Uitspraak in het geding tussen:
Stichting Natuur en Milieu Aalten
te Aalten,
eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten
verweerder.
Projectontwikkeling Kuipershof b.v.
te Heelweg,
derde-partij.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2006 met nr. 2006-1137 heeft verweerder vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) verleend voor het bouw- en woonrijp maken van het plangebied “De Kraaienboom” in Aalten inclusief de daarbij behorende werken en werkzaamheden, overeenkomstig de bij het besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte tekeningen.
Het tegen dit besluit gerichte bezwaar van eiseres van 11 december 2006 is bij besluit van verweerder van 20 februari 2007, bekendgemaakt op 5 maart 2007, ongegrond verklaard.
Eiseres heeft bij brief van 12 april 2007 beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 25 september 2007, waar namens eiseres
[namen eiseres] zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door W.G. ten Voorde, wethouder, alsmede G.H. Scheffer en
B.A. Mennink. Namens de derde-partij zijn [namen verweerder] verschenen.
Het onderzoek is na de behandeling ter zitting geschorst, teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen om binnen twee weken nadere stukken met betrekking tot de gevolgde vrijstellingsprocedure in het geding te brengen. Verweerder heeft de betreffende stukken bij brief van 26 september 2007 overgelegd. Eiseres heeft daarop bij brief van 8 oktober 2007 gereageerd. Vervolgens hebben partijen er mee ingestemd dat uitspraak wordt gedaan zonder nadere zitting.
2. Motivering
De rechtbank stelt voorop dat uit de gedingstukken moet worden afgeleid dat het besluit van
31 oktober 2007 is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en dat met name ook het ontwerpbesluit overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften ter inzage is gelegd, zodat geen bezwaar maar beroep bij de rechtbank openstaat. Hieruit volgt dat het bezwaarschrift van eiseres van 11 december 2006 moet worden aangemerkt als beroepschrift, waarvan de gronden zijn aangevuld bij eiseresses brief van 12 april 2007.
Ter beoordeling staat thans of verweerder bij zijn besluit van 31 oktober 2006 de in geding zijnde vrijstelling heeft kunnen verlenen.
Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt ingevolge het eerste lid, bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied.
De gronden waarop het in geding zijnde vrijstellingsbesluit betrekking heeft, zijn ingevolge het als bestemmingsplan geldende “Uitbreidingsplan in Onderdelen kom Aalten, herziening 1965” bestemd tot “Eengezinswoonhuizen in open bebouwing B, klasse 2”, “Eengezinswoonhuizen half open bebouwing C, klasse 3”, “Eengezinswoonhuizen gesloten bebouwing D, klasse 4”, “weg, parkeerstrook, parkeerterrein, trottoirs voetpad” en “Openbaar groen (bermen plantsoen)”.
Niet in geschil is dat de werkzaamheden waarop het vrijstellingsbesluit betrekking heeft, met de (hedendaagse) stedenbouwkundige opzet van de infrastructuur, in strijd zijn met het bestemmingsplan.
De in geding zijnde woningbouwlocatie is opgenomen in de Toekomstvisie Aalten, vastgesteld bij gemeenteraadsbesluit van 14 december 2004.
Bij brief van 4 januari 2005 heeft de regionaal inspecteur VROM regio Oost ingestemd met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO op basis van de Toekomstvisie Aalten.
Gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: gs) hebben bij brief van 1 november 2005,
nr. RE2005.2327 een verklaring van geen bezwaar (hierna: vvgb) verleend als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO, voor de realisatie van het in geding zijnde woningbouwproject in het kader van de beoordeling van de Toekomstvisie Aalten. Aan de vvgb zijn voor de in geding zijnde locatie de volgende uit de eerdere brief van de provinciale diensten van 23 augustus 2004, nr. RE2004.9987, voortvloeiende randvoorwaarden verbonden:
- de locatie dient voor wat betreft de kwalitatieve invulling en realiseringstermijn te passen binnen de afspraken tussen provincie en gemeente in het kader van het door de provincie ingezette traject Woonbeleid met Kwaliteit;
- de locatie dient te voldoen aan de ruimtelijk relevante wetgeving en de daaruit voortvloeiende criteria, die op een invulling met woningbouw of anderszins van toepassing zijn;
- speciale aandacht wordt gevraagd voor het milieuaspect bodemsanering.
Bij de aanvraag om vrijstelling van 3 mei 2006 is tevens een voorontwerp van het bestemmingsplan “De Kraaienboom” ter inzage gelegd, dat volgens verweerder eveneens kan worden aangemerkt als een ruimtelijke onderbouwing van de realisatie van dit woningbouwproject, welk bestemmingsplan bij gemeenteraadsbesluit van 20 maart 2007 is vastgesteld.
Uit de gedingstukken en met name de toelichting bij het bestemmingsplan
“De Kraaienboom” leidt de rechtbank af dat voldaan is aan de door gs aan de vvgb verbonden randvoorwaarden. Hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd, biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het in geding zijnde project moet worden bezien in het licht van de ter plaatse reeds geldende woonbestemming. In dat licht bezien heeft de rechtbank in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunten gevonden om de met de Toekomstvisie Aalten en het bestemmingsplan “De Kraaienboom” gegeven ruimtelijke onderbouwing, waarbij uitvoerig is ingegaan op onder meer het provinciaal en gemeentelijk ruimtelijk beleid en de aspecten bodemkwaliteit, externe veiligheid, waterhuishouding en flora en fauna, ontoereikend te achten. Daarbij is nog van belang dat verweerder de in geding zijnde locatie mede gelet op het vigerende bestemmingsplan heeft kunnen aanmerken als een inbreidingslocatie en dat de in geding zijnde vrijstelling een zelfstandig karakter heeft ten opzichte van het nog niet in werking getreden bestemmingsplan “De Kraaienboom”.
Geoordeeld moet dan ook worden dat verweerder de in geding zijnde vrijstelling in redelijkheid heeft kunnen verlenen.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is. Voor een veroordeling in proceskosten bestaat geen aanleiding.
Gelet op het vorenstaande moet als volgt worden beslist.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op
14 november 2007 in tegenwoordigheid van mr. P.M. Saedt als griffier.