ECLI:NL:RBZUT:2007:BB9681

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/1015
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
  • P.M. Saedt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen kapvergunning en bouwvergunning voor woningbouwproject 'De Kraaienboom' in Aalten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 november 2007 uitspraak gedaan in een geschil over verschillende vergunningen met betrekking tot het woningbouwproject 'De Kraaienboom' in Aalten. De eiseres, Stichting Natuur en Milieu Aalten, heeft beroep ingesteld tegen de kapvergunning (07/1015) en de vrijstellingen op grond van artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor het bouwrijp maken (07/631) en de bouw van een geluidswal (07/911). Daarnaast was er een beroep tegen de bouwvergunning voor de nieuwbouw van 16 appartementen en 14 twee-onder-een-kap woningen (07/1567). De rechtbank heeft de beroepen tegen de kapvergunning en de vrijstellingen ongegrond verklaard, maar het beroep tegen de bouwvergunning eerste fase (07/719) gegrond verklaard. De bouwvergunning is geschorst tot twee weken na de nieuwe beslissing op bezwaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de kapvergunning was verleend in overeenstemming met de kapverordening van de gemeente Aalten, die het vellen van houtopstanden zonder toestemming verbiedt. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Aalten, de vergunning op juiste gronden had verleend, met inachtneming van de natuur- en milieuwaarden, landschappelijke waarden en andere relevante belangen. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de kapvergunning onterecht was verleend, gezien de voorwaarden die aan de vergunning waren verbonden, waaronder de herplant van bomen en struiken conform het Groenplan Kraaienboom.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de handhaving van het bestemmingsplan niet tot de belangen behoort die de kapverordening beoogt te beschermen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en openbaar uitgesproken op 14 november 2007, met mr. P.M. Saedt als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 07/1015
Uitspraak in het geding tussen:
Stichting Natuur en Milieu Aalten
te Aalten,
eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten
verweerder.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder van 15 mei 2007.
2. Feiten en procesverloop
Bij besluit van 14 februari 2007 heeft verweerder aan de gemeente Aalten een vergunning verleend voor het kappen 27 loofbomen en een bosplantsoen met een oppervlak van 5135 m². De te kappen bomen staan op een terrein gelegen tussen de Damstraat, Lijsterbeslaan, Bredevoortsestraatweg, Hessenweg en Ringweg, kadastraal bekend gemeente Aalten, sectie ATNO20 nrs 5203, 5206, 11841 en 11836.
Het tegen dit besluit gerichte bezwaar van eiseres is bij het thans bestreden besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft bij brief van 19 juni 2007 beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 25 september 2007, waar namens eiseres
[namen eiseres] zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door W.G. ten Voorde, wethouder, alsmede G.H. Scheffer en
B.A. Mennink.
3. Motivering
Ter beoordeling staat of verweerder de in geding zijnde kapvergunning bij het thans bestreden besluit in stand heeft kunnen laten.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de kapverordening 2005 van de gemeente Aalten (hierna: kapverordening), is het verboden zonder toestemming van het college (van burgemeester en wethouders) houtopstand te vellen of te doen vellen.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de kapverordening, kan het college de vergunning weigeren, dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder andere:
natuur- en milieuwaarden;
landschappelijke waarden;
cultuurhistorische waarden:
waarden van stads- en dorpsschoon;
waarden voor recreatie en leefbaarheid;
beeldbepalende waarde van de houtopstand;
een of meerdere van de bovengenoemde waarden die de opstand in de toekomst kan vertegenwoordigen.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit overwogen dat de in geding zijnde bomen dienen te worden gekapt in verband met de geplande nieuwbouw van een woonwijk in het kader van het project “De Kraaienboom”. Tegen dit voornemen bestaan volgens verweerder uit een oogpunt van landschapsschoon geen overwegende bezwaren, indien er sprake is van voldoende compensatie van de te kappen bomen.
Hiertoe heeft verweerder de volgende voorwaarde aan de kapvergunning verbonden:
Uit een oogpunt van landschapsschoon is het van belang om zoveel mogelijk van de bestaande houtwallen te handhaven in combinatie met de herplant met diverse bomen en struiken. Deze herplant dient conform het Groenplan Kraaienboom, daterend van juni 2006 (bestek KPR 02-00 blad 05) en dat is opgesteld door Anacon infra civieltechnisch projectbureau uit Borculo, te worden gerealiseerd.
Eiseres heeft in beroep met name aangevoerd dat de kap van het bosplantsoen en de bomen, waaronder de oude knoestige haagbeuken, het betrokken gebied onomkeerbaar aantasten, dat de kapvergunning niet in overeenstemming is met kapkaart en bestemmingsplan en dat artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) onjuist en onterecht is toegepast ten behoeve van het in geding zijnde woningbouwproject.
De rechtbank leidt uit de bij de kapvergunning behorende tekening (bestek KPR 02-00 blad 01) af dat de door eiseres bedoelde oude knoestige haagbeuken tot de te handhaven bomen behoren. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat verweerder de kapvergunning, gegeven de daaraan verbonden beplantingsvoorwaarde, in verband met een of meer van de in artikel 6, eerste lid van de kapverordening genoemde belangen had moeten weigeren. Handhaving van het bestemmingsplan behoort niet tot de belangen die de kapverordening beoogt te beschermen.
De rechtbank stelt overigens met eiseres vast dat op de tekening naast het in de vergunning genoemde te rooien bosplantsoen van in totaal 5.135 m² nog een vlak te rooien bosplantsoen is opgenomen waarvan de oppervlakte niet op de tekening is vermeld. De vlakken te rooien bosplantsoen waarvan de oppervlakte wel op de tekening is vermeld, hebben een gezamenlijke oppervlakte die precies samenvalt met de in de vergunning genoemde oppervlakte van 5.135 m². Gelet hierop brengt een redelijke uitleg met zich dat de vergunning geen betrekking heeft op het op de tekening aangegeven te rooien bosplantsoen waarvan de oppervlakte niet is vermeld.
In de uitspraken van de rechtbank van heden met reg.nrs.: 07/631 en 07/911 heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling heeft kunnen verlenen voor het bouw- en woonrijp maken van het gebied
“De Kraaienboom” en het bouwen van een geluidswal in het betrokken gebied.
Onder deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat verweerder de in geding zijnde kapvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is. Voor een veroordeling in proceskosten bestaat geen aanleiding.
Gelet op het vorenstaande moet als volgt worden beslist.
4. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op
14 november 2007 in tegenwoordigheid van mr. P.M. Saedt als griffier.