ECLI:NL:RBZUT:2007:BD4160

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
22 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/1025WW
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid

In deze zaak gaat eiser in beroep tegen de weigering van zijn aanvraag voor een WW-uitkering door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De rechtbank Zutphen heeft op 22 januari 2007 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 06/1025WW. Eiser had op 10 januari 2006 een aanvraag ingediend voor een WW-uitkering, welke werd geweigerd op de grond dat hij verwijtbaar werkloos was. Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard en de weigering bleef in stand.

Eiser, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.J. Voorink, heeft zijn beroep ingesteld op de gronden die in het beroepschrift zijn vermeld. De verweerder heeft de relevante stukken en een verweerschrift ingediend. Tijdens de zitting op 13 december 2006 was eiser aanwezig, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door L.A.P. ter Luuk. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zich zodanig heeft gedragen dat hij redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zijn gedrag de beëindiging van zijn dienstverband zou kunnen veroorzaken.

Eiser was werkzaam bij DiMS! Organizing Print B.V. en had een eigen bedrijf opgericht zonder de vereiste toestemming van zijn werkgever. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat het gedrag van eiser niet getuigde van goed werknemerschap, wat leidde tot de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. De rechtbank concludeert dat de weigering van de WW-uitkering terecht was, omdat eiser verwijtbaar werkloos was geworden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 06/1025WW
Uitspraak in het geding tussen:
[eiser]
te Groenlo,
eiser,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(postbus 86, 7550 Hengelo)
verweerder.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweer van 24 maart 2006 (kenmerk B&B 6 16.077.15 NvE).
2. Feiten
Bij besluit van l0 januari 2006 heeft verweerder de door eiser aangevraagde uitkering
ingevolge de Werkloosheidswet (WW) geweigerd op de grond dat eiser verwijtbaar werkloos is. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en de weigering
in stand gelaten.
3. Procesverloop
Namens eiser heeft mr. R.J. Voorink, advocaat te Zutphen, beroep ingesteld op de in het
beroepschrift vermelde gronden. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende
stukken en een verweerschrift ingezonden. Na het verzenden van de zittingsuitnodigingen
zijn zijdens eiser bij brief van 5 december 2006 nadere stukken ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 13 december 2006, waar eiser in persoon is
verschenen, bijgestaan door mr. Voorink. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen
door L.A.P. ter Luuk.
4. Motivering
De rechtbank dient in dit geding de vraag te beantwoorden of verweerder eisers WW-uitkering terecht blijvend geheel heeft geweigerd op de grond dat eiser verwijtbaar werkloos is geworden.
Ingevolge artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW, voorkomt de werknemer dat hij verwijtbaar werkloos wordt. In het tweede lid, aanhef en onder a, is vermeld dat de werknemer verwijtbaar werkloos is geworden, indien hij zich verwijtbaar zodanig heeft gedragen dat hij redelijkerwijs heeft moeten begrijpen dat dit gedrag de beëindiging van zijn dienstverband tot gevolg zou kunnen hebben.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser zich zodanig verwijtbaar heeft gedragen dat hij redelijkerwijs heeft moeten begrijpen, dat dit gedrag de beëindiging van zijn
dienstverband tot gevolg zou kunnen hebben.
De rechtbank overweegt daartoe dat eiser op 3 maart 1997 in dienst is getreden bij DiMS! Organizing Print B.V. te Lichtenvoorde waar hij laatstelijk werkzaam was in de functie van Vice President Software Development. Bij beschikking van de Kantonrechter van deze rechtbank van 19 december 2005 is de arbeidsovereenkomst op verzoek van werkgever met ingang van 1 januari 2006 beëindigd wegens veranderingen in de omstandigheden onder toekenning van een vergoeding aan eiser.
Blijkens het ontbindingsverzoek heeft DiMS! aan eiser verweten dat hij een eigen bedrijf heeft opgericht zonder dat hem daarvoor de ingevolge de bepalingen van het arbeidcontract vereiste toestemming is verleend en dat hij bij de activiteiten voor eigen bedrijf gebruik maakt van hard en software van DiMS!. Voorts wordt eiser verweten dat hij zoveel tijd in zijn eigen bedrijf stopte dat zijn functioneren als Vice President Sortware Development daaronder leed. De kantonrechter heeft bij het bepalen van de toegekende vergoeding overwogen dat de wijze waarop eiser zich naast zijn functie bij DiMS! heeft beziggehouden met het opzetten van een serieuze eigen onderneming niet getuigt van een goed en zorgvuldig werknemerschap. Gelet op het verhandelde ter zitting waar zijdens eiser is erkend dat bij de toegekende vergoeding een correctiefactor lager dan 1 is toegepast moet derhalve worden geconcludeerd dat de kantonrechter het ontstaan van de veranderde omstandigheden die nopen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan eiser te verwijten acht. De rechtbank volgt in deze het oordeel van de kantonrechter.
De rechtbank overweegt voorts dat aannemelijk is dat in september 2005 de omvang van de activiteiten die eiser in eigen bedrijf ontwikkelde zich niet goed meer lieten verenigen met de functie van eiser bij DiMS! De rechtbank wijst in dit verband op de zich bij de gedingstukken bevindende e-mail van 21 september 2005 van eiser aan zijn leidinggevende [naam leidinggevende], waarin eiser in verband met activiteiten van zijn eigen bedrijf een lossere manier van samenwerking heeft voorgesteld door bijvoorbeeld vanaf 1 januari 2006 op freelance basis voor DiMS! werkzaam te zijn.
Gelet op de managementfunctie van eiser en de problemen die zich reeds bij het uitoefenen van die functie voordeden had eiser redelijkerwijs kunnen begrijpen dat het verrichten van omvangrijke nevenactiviteiten beëindiging van het diensverband tot gevolg zou kunnen hebben. Dat eiser de oprichting van het eigen bedrijf met de werkgever had besproken, daargelaten of daarmee de vereiste toestemming is verleend, doet aan het voorgaande niet af.
Er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.
5. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.