ECLI:NL:RBZUT:2008:BC1796
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Borgerhoff Mulder
- mr. Van Harreveld
- mr. Gilhuis
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf wegens onterecht opgelegde proeftijd
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 2 januari 2008 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf die aan de veroordeelde was opgelegd. De vordering was ingediend door de officier van justitie, die stelde dat de veroordeelde zich niet had gehouden aan de bijzondere voorwaarde die aan de voorwaardelijke straf was verbonden. Deze bijzondere voorwaarde hield in dat de veroordeelde zich diende te houden aan de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich niet aan deze voorwaarden heeft gehouden, maar heeft ook geconstateerd dat de proeftijd van drie jaar, die aan de bijzondere voorwaarde was gekoppeld, niet in overeenstemming was met de wetgeving. De Hoge Raad had eerder geoordeeld dat de proeftijd in dergelijke gevallen maximaal twee jaar mag zijn. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de vordering tot tenuitvoerlegging in strijd was met een behoorlijke rechtsbedeling, omdat deze was gebaseerd op een niet-naleving die zich voordeed in het derde jaar van de proeftijd, terwijl de vordering niet tijdig was ingediend. De rechtbank heeft daarom de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen, waarmee de veroordeelde niet verder werd gestraft voor de overtreding van de bijzondere voorwaarde.