2. De feiten
2.1. [naam bedrijf] is een uitsnijderij van diverse pluimveeproducten. Zij was vanaf 2002 leverancier van Meat Provider. [naam meneer en mevrouw B] zijn middelijk aandeelhouder/ statutair bestuurder van [naam bedrijf]
Meat Provider houdt zich bezig met de internationale handel in geslacht pluimvee. [naam A] was de enige medewerker binnen Meat Provider in de periode tussen 1 februari 2000 en 31 november 2005. Hij bekleedde de functie van statutair directeur. Op 1 december 2005 is hij bij [naam bedrijf] in dienst getreden als exportmedewerker.
2.2. Meat Provider heeft bij dagvaarding van 23 december 2005 bij deze rechtbank een (bodem)procedure aanhangig gemaakt tegen [naam A] en [naam bedrijf c.s.] Zij baseert haar vorderingen op de stelling dat - kort gezegd - [naam A] en [naam bedrijf c.s.] al voor de overgang van [naam A] naar [naam bedrijf] klanten van Meat Provider hebben afgetroggeld. De zaak is bij deze rechtbank bekend onder rolnummer 75005- HA ZA 06/49.
2.3. Bij incidentele akte ter rolle heeft Meat Provider in de bodemprocedure haar eis vermeerderd met de vordering om bij tussenvonnis [naam A] en [naam bedrijf] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom, in het geding te brengen alle door hun bank(en) aan hen verschafte doorgenummerde rekeningafschriften betreffende hun betaalrekeningen over de periode januari 2004 tot en met december 2005, zomede overige boekhouding waaruit betalingen kunnen blijken, zoals correspondentie tussen gedaagden onderling, salarisadministratie en belastingaangifte IB 2005 respectievelijk VPB 2005.
2.4. [naam A] en [naam bedrijf c.s.] hebben in de bodemprocedure ieder afzonderlijk verweer gevoerd tegen de door Meat Provider ingestelde vorderingen. [naam bedrijf] heeft in de bodemprocedure een eis in reconventie ingesteld.
Op 30 mei 2006 is in de bodemprocedure een comparitie van partijen gehouden, conform het tussenvonnis van 15 maart 2006.
2.5. Op 26 juni 2006 is in de bodemprocedure in conventie en in reconventie een tussenvonnis gewezen. Bij herstelvonnis van 12 juli 2006 is een aantal kennelijke schrijffouten in de dicta van het vonnis van 26 juni 2006 verbeterd.
In dat tussenvonnis in conventie is Meat Provider opgedragen te bewijzen dat
-[naam A] aan de klanten van Meat Provider heeft meegedeeld dat Meat Provider zou ophouden te bestaan dan wel zou worden overgenomen door De Vries,
-[naam A] en De Vries gezamenlijk bezoeken hebben afgelegd aan klanten van Meat Provider met het doel die klanten van Meat Provider afhandig te maken en
-[naam A] en/of [naam bedrijf c.s.] klanten en orders van Meat Provider hebben weggekaapt door onder de prijzen van Meat Provider te offreren.
In het tussenvonnis is overwogen dat de bij incidentele akte ter rolle ingestelde vordering tot exhibitie van schriftelijke bescheiden, stoelende op artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt afgewezen.
2.6. In het kader van de aan haar verstrekte bewijsopdrachten heeft Meat Provider op 8 december 2006 [naam A] als getuige doen horen, op 13 februari 2007 [naam meneer en mevrouw B] en op 9 mei 2007 [naam C], directeur van Meat Provider en [naam D]., exportmanager bij Meat Provider. Van deze getuigenverhoren is proces-verbaal opgemaakt.
Bij vonnis in incident van 16 mei 2007 is op verzoek van Meat Provider bepaald dat aan de bevoegde autoriteiten van Ierland wordt verzocht de door Meat Provider genoemde getuigen te verhoren.
2.7. Meat Provider heeft aangifte gedaan van meineed, gepleegd door [naam A] en [naam meneer en mevrouw B]. Bij deze aangifte is onder meer als bijlage 9 een overzicht gevoegd van betalingen in de periode 11 oktober 2005 tot 24 april 2006. Naar aanleiding van deze aangifte zijn [naam A] en mevrouw de Vries op 18 september 2007 gehoord door de politie Ermelo-Putten. Op 19 september 2007 is [naam meneer B] gehoord.
2.8. Nadat daartoe op 28 december 2007 verlof was verleend, heeft Meat Provider op 8 januari 2008 ten laste van [naam A] en [naam bedrijf c.s.] conservatoir bewijsbeslag gelegd door het maken van een kopie van computerbestanden die zich bevinden op twee in de woning van [naam A] aanwezige computers en twee zogenaamde USB-sticks, bevattende de elektronische administratie van [naam bedrijf] en [naam A].