ECLI:NL:RBZUT:2008:BC3527

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
5 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/920022-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Bos
  • A. van Harreveld
  • J. van de Wetering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het afleveren en voorhanden hebben van illegaal vuurwerk

Op 5 februari 2008 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het afleveren en voorhanden hebben van illegaal vuurwerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 september 2006 tot en met 24 oktober 2006 in de gemeente Aalten opzettelijk een hoeveelheid consumentenvuurwerk heeft afgeleverd en voorhanden heeft gehad, zonder dat dit vuurwerk voldeed aan de eisen van het Vuurwerkbesluit. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd tijdens de terechtzitting op 22 januari 2008, waarin hij toegaf dat hij de tenlastegelegde feiten had gepleegd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk en een werkstraf van 180 uur. De rechtbank heeft de dagvaarding gedeeltelijk nietig verklaard, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de overige tenlasteleggingen. De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en het feit dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een werkstraf van 180 uur, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft benadrukt dat het gebruik van illegaal vuurwerk ernstige risico's met zich meebrengt voor zowel de gebruiker als omstanders.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige economische kamer
Parketnummer: 06/920022-06
Uitspraak d.d.: 5 februari 2008
Tegenspraak/ dip
VONNIS promis
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1986],
wonende te [adres en plaats].
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 januari 2008.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij één- of meermalen in of omstreeks de periode van 1 september 2006 tot en
met 24 oktober 2006, in de gemeente Aalten, (telkens) al dan niet opzettelijk,
consumentenvuurwerk, te weten (telkens) een hoeveelheid vuurwerk, soortgelijk
aan na te noemen vuurwerk heeft afgeleverd en/of 4, althans een aantal
Flowerbeds, een Chinese rol, 280, althans een aantal vlinders en/of 20,
althans een aantal (nitraat)rotjes voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan
niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter
uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet
milieugevaarlijke stoffen gestelderegels, immers:
was voornoemd vuurwerk niet voorzien van:
- a. de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik";
en/of
b. een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat
bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de
gebruiker en/of omstanders kon ontstaan;
en/of
- bestond de lading van de Chinese rol, de vlinders en/of de (nitraat)rotjes
niet uitsluitend uit zwart buskruit
en/of
- a. had (een deel van) van voornoemd vuurwerk een zodanige constructie, was
(een deel van) van voornoemd vuurwerk zodanig vervaardigd en verkeerde
(een deel van) van voornoemd vuurwerk in een zodanige staat,
b. was, wat aard, samenstelling en overige eigenschappen van (een deel van)
van voornoemd vuurwerk betreft, zodanig, en/of
c. functioneerde (een deel van) van voornoemd vuurwerk niet zodanig, dat bij
gebruik overeenkomstig de gebruiksaanwijzing van dat vuurwerk geen letsel
of schade kan ontstaan;
art 1.2.2 lid 1 ahf/ond a Vuurwerkbesluit
art 2.1.3 lid 1 Vuurwerkbesluit
3. Partiele nietigheid van de dagvaarding
De rechtbank zal de dagvaarding wegens innerlijke tegenstrijdigheid nietig verklaren ten aanzien van hetgeen onder het derde gedachtestreepje is ten laste gelegd.
Nog daargelaten dat alhier de positieve formulering van de onderdelen a en b niet spoort met de negatieve formulering van onderdeel c, moet voor de drie onderdelen gelden, dat zij slechts strafrechtelijke betekenis kunnen hebben ten aanzien van vuurwerk dat van een gebruiksaanwijzing is voorzien, terwijl in het onderhavige geval evident is dat de gehele tenlastelegging juist het oog heeft op vuurwerk dat niet van een gebruiksaanwijzing was voorzien.
4. Bewijsoverweging
4.1
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
4.2.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich dienaangaande gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd.
Bewijsmiddelen
4.3
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de - navolgende - overwegingen ten aanzien van het bewijs, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0644/07-200930, gesloten en ondertekend op
27 februari 2007.
De bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit is gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2006 tot en met 24 oktober 2006 in de gemeente Aalten telkens opzettelijk hoeveelheden vuurwerk heeft afgeleverd als in de tenlastelegging omschreven en dat hij de omschreven soorten en hoeveelheden vuurwerk voorhanden heeft gehad. Voorts is de bewezenverklaring mede gebaseerd op het proces-verbaal van bevindingen (pagina 224-225) en het proces-verbaal statusoverzicht inbeslaggenomen vuurwerk (pagina 227-233).
5. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank acht bewezen dat:
hij meermalen in de periode van 1 september 2006 tot en met 24 oktober 2006, in de gemeente Aalten, opzettelijk consumentenvuurwerk, te weten telkens een hoeveelheid vuurwerk, soortgelijk aan na te noemen vuurwerk heeft afgeleverd en 4 Flowerbeds, een Chinese rol, 280 vlinders en 20 (nitraat)rotjes voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers:
was voornoemd vuurwerk niet voorzien van:
- a. de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik";
en
- b. een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan;
en
- bestond de lading van de Chinese rol, de vlinders en de (nitraat)rotjes
niet uitsluitend uit zwart buskruit.
6. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
9. Oplegging van straf en/of maatregel
9.1
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
- 180 uur werkstraf subsidiair 90 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat zijn eis is gebaseerd op de richtlijnen voor het eigen gebruik en handel in illegaal vuurwerk, maar dat hij anderzijds in het voordeel van verdachte ook rekening heeft gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
9.2
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat zij zich kan vinden in de gevorderde werkstraf. Gezien
het feit dat verdachte voor de eerste keer met politie en justitie in aanraking is gekomen acht zij oplegging van een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf niet aan de orde.
9.3
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte uit geldelijk gewin een grote hoeveelheid illegaal en krachtig vuurwerk aan een ander heeft afgeleverd en dat hij daarnaast een hoeveelheid van dat vuurwerk voorhanden heeft gehad. Het is algemeen bekend dat het gebruik van zodanig vuurwerk zeer ernstige risico’s pleegt op te leveren voor degene die het vuurwerk afsteekt, alsmede voor niets vermoedende omstanders.
Ook heeft de rechtbank gelet op de straftoemeting in zaken van enigszins vergelijkbare aard. Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank acht de voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen:
- 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 1.2.2, 2.1.1 en 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit;
- 9 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004.
Beslissing
De rechtbank:
-verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien van hetgeen onder het derde gedachtestreepje is ten laste gelegd;
- verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
- veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van 2 uur per dag.
Aldus gewezen door mrs. Bos, voorzitter, Van Harreveld en Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
5 februari 2008.