RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460448-07
Uitspraak d.d.: 6 februari 2008
Tegenspraak / dip / oip
[verdachte],
geboren te [plaats 1971],
wonende te [adres]
thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 januari 2008.
1a. Ter terechtzitting gegeven beslissingen
De rechtbank heeft het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op meerdere, althans één tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 25 juni 2007 tot en met 13 augustus 2007 in de gemeente Ermelo, althans in Nederland, [slachtoffer 1] (zijnde de moeder van verdachte) (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je vermoorden" en/of "Ik snij je de keel door" en/of "Ik schiet je door de kop", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard
of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op meerdere, althans één tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juli 2007 tot en met 13 augustus 2007 in de gemeente Ermelo, althans in Nederland, (telkens) [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
immers is verdachte deze [slachtoffer 2] tot op korte afstand genaderd en/of is verdachte (op korte afstand) voor deze [slachtoffer 2] gaan staan en/of
heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Je kop gaat eraf" en/of "Jullie gaan er allemaal aan", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 14 augustus 2007 in de gemeente Ermelo en/of de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] (werkzaam als aspirant bij de politie Team Ermelo), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Vuile kankerlijers" en/of "Teringhonden", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. Weliswaar kan uit verklaringen van getuigen worden opgemaakt, dat er sprake is geweest van bedreigingen door verdachte jegens [slachtoffer 2], maar niet dat het betreft de bedreigingen waarover [slachtoffer 2] in haar aangifte verklaart. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
5.1. Bewijsmiddelen
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de –navolgende- overwegingen ten aanzien van het bewijs, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0611/07-206599, gesloten en getekend d.d. 16 augustus 2007.
Feit 1:
1. Het proces-verbaal van aangifte (pagina’s 31-33);
2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] (pagina 34);
3. Het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van verbalisant [naam 1] (pagina’s 35-37);
5.2. Uit deze bewijsmiddelen worden de volgende redengevende feiten en omstandigheden afgeleid:
- Aangeefster [slachtoffer 1] verklaart dat verdachte op 25 juni 2007 door het lint ging. Hij zei dat hij stemmen hoorde van zijn overleden vader, die hem opdroeg haar te vermoorden. Daarnaast moest hij wel meer mensen afschieten: haar zoontjes [naam 2] en [naam 3] en [[naam 4], haar ex-echtgenoot. Verdachte gedroeg zich vreemd en had schuim op zijn mond en grote ogen. Hij schreeuwde heel hard en was onrustig. Hij gedroeg zich intimiderend.
- Getuige [getuige 1] heeft met haar mobiele telefoon geluids- en beeldopnamen gemaakt van de bedreiging van verdachte tegen zijn moeder. Zij hoorde hem zeggen “door je kop heen schieten en keel doorsnijden”. Zij hoorde hem zeggen dat hij opdrachten kreeg van zijn overleden vader om zijn moeder te vermoorden.
- Verbalisant [naam 1] heeft drie filmfragmenten bekeken en uitgeluisterd. Daarbij hoorde hij onder meer:
o SV-A0013: “…afgelopen met jullie…en ik ga niet vertellen waarmee ik jullie afschiet…”
o SV-A0019: “…ik snij je keel gewoon door als het moet…ik zoek jullie allemaal op…”
o SV-A0021: “…jullie moeten gaan uitkijken…gaten schieten…misschien wil ik jullie wel afschieten…ik maak er een einde aan…pak jullie allemaal in een keer…”
De stem van de man op de filmopname herkende hij als de stem van verdachte.
Feit 3:
1. Het proces-verbaal van aangifte (pagina’s 60-62);
2. Het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [naam 5] en [slachtoffer 3] (pagina 19);
5.3. Uit deze bewijsmiddelen worden de volgende redengevende feiten en omstandigheden afgeleid:
- Aangever verklaart dat hij op 14 augustus 2007 met collega [naam 5] arrestant [verdachte] moest vervoeren van Ermelo naar de arrestantenzorg in Apeldoorn. Op de Flevoweg hoorde hij hem schreeuwen dat hij zijn boeien moest losmaken. Hij hoorde hem schreeuwen: “vuile kankerlijers” en “teringhonden”en “kankerlijers, je moeder ja”. Tijdens het transport heeft hij hem nog een aantal keren op dezelfde wijze uitgescholden en beledigd.
- Verbalisanten [naam 5] en [slachtoffer 3] verklaren dat zij hebben gehoord dat verdachte tijdens het vervoer op 14 augustus 2007 naar de arrestantenzorg in Apeldoorn verbaal agressief was. Zij hoorden hem zeggen dat zij allemaal konden barsten en dat zij de tering konden krijgen. Ook hoorden zij dat hij hun uitschold voor honden en teringlijers. Verbalisant [slachtoffer 3] verklaart te zijn uitgemaakt voor vuile kankerlijer.
5.4. Standpunten Openbaar ministerie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 1 verwijst hij naar de aangifte van [slachtoffer 1], de verklaringen van getuigen [slachtoffer 2] en [getuige 1] en de opnames van de mobiele telefoon. Ten aanzien van het tweede feit verwijst hij naar de aangifte van [slachtoffer 2] en de verklaring van getuige [naam 4]. Tenslotte verwijst hij voor het derde feit naar de aangifte van [slachtoffer 3] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten.
Namens verdachte is naar voren gebracht dat hij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten stellig ontkent en dat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet bedreigd en is ook consistent in zijn verklaringen hierover bij de politie en ter zitting. Verdachte heeft de indruk dat [slachtoffer 1] een hetze tegen hem voert, blijkens de herhaalde aangiften van haar. Anderzijds blijkt dit uit de nadruk die zij in haar aangiften legt op behandeling van verdachte. Voorts, zo al verdachte zich jegens [slachtoffer 1] geuit heeft zoals in de tenlastelegging weergegeven, dan nog is er geen sprake van een strafbaar feit. [slachtoffer 1] heeft pas een week na het voorval aangifte gedaan en van haar behoeft hij niet te worden aangehouden. [slachtoffer 1] weet dat verdachte niet tot tenuitvoerlegging overgaat. Verdachtes wil was er niet op gericht om zijn moeder bang te maken. Tenslotte is de ten laste gelegde periode voor de feiten 1 en 2 te ruim. Feit 3 behoeft geen commentaar.
5.5. Bespreking standpunten
De rechtbank acht, ondanks de ontkennende verklaringen van verdachte, op basis van hetgeen onder 5.1 tot en met 5.4 is overwogen, het onder 1 en 3 ten laste gelegde bewezen. Met betrekking tot feit 1 overweegt de rechtbank, naar aanleiding van het subsidiaire verweer namens verdachte, dat de bewoordingen welke verdachte tegenover zijn moeder heeft gebruikt van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden geuit dat deze in het algemeen vrees kunnen opwekken. Verdachte heeft zich een aantal malen in soortgelijke zin tegen zijn moeder geuit. Voorts is hij recent in verband met het plegen van geweldsmisdrijven veroordeeld. Voor zover het verweer tevens inhoudt, dat van opzet bij verdachte geen sprake was wordt dit eveneens verworpen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, gelet op de bewoordingen en het aantal uitingen in bedreigende zin jegens zijn moeder bewust de kans aanvaard dat de bedreiging aankwam.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 25 juni 2007 in de gemeente Ermelo [slachtoffer 1] zijnde de moeder van verdachte heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je vermoorden" en "Ik snij je de keel door" en "Ik schiet je door de kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op 14 augustus 2007 in de gemeente Ermelo en/of de gemeente Apeldoorn, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] werkzaam als aspirant bij de politie Team Ermelo, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Vuile kankerlijers" en "Teringhonden";
7. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 3: Belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
9. Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de persoon van verdachte is een persoonlijkheidsonderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapportage gedateerd 31 oktober 2007 en opgemaakt door drs. I.E.I.M. van Eynde, klinisch psycholoog - psychotherapeut. De rechtbank neemt de conclusie van dit rapport, inhoudende dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, over.
Verdachte is dus strafbaar nu geen omstandigheid is gebreken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
10. Oplegging van straf en/ of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte de ISD-maatregel op te leggen voor de duur van 2 jaren.
De raadsvrouw bepleit in haar pleitnotitie dat de vordering van de officier van justitie om de ISD-maatregel op te leggen, moet worden afgewezen. Aan de eisen van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht is niet voldaan. De veiligheid van personen of goederen eist niet het opleggen van de maatregel, nu verdachte direct na zijn vrijlating fulltime kan worden geplaatst bij vissersbedrijf TS31 “Internos”. Hier zal verdachte één op één begeleiding ontvangen, een opleiding krijgen en onder behandeling staan van een psycholoog.
Er bestaat geen wettelijke grondslag voor het opleggen van een ISD-maatregel. Er doet zich niet de situatie voor van hetzij beveiliging van de maatschappij hetzij voorkoming van recidive. Tevens ontbreekt er een op verdachte toegesneden behandeltraject.
Oplegging van de ISD-maatregel is in strijd met het proportionaliteitsbeginsel, nu de bedreigingen en belediging zijn gepleegd onder invloed van een stoornis in de geestvermogens van verdachte.
Tenslotte is de ISD-maatregel een ultimum remedium. Alle andere mogelijkheden tot hulpverlening moeten zijn uitgeput. Dit is niet het geval gelet op het feit dat verdachte per direct bij Internos kan worden geplaatst. Er is dus een alternatief.
Verdachte is van oordeel dat hij ten aanzien van de feiten 1 en 2 dient te worden vrijgesproken. Gelet hierop en de ernst van het derde tenlastegelegde feit, acht hij een korte gevangenisstraf op zijn plaats. Aangezien verdachte al geruime tijd in voorarrest zit, wordt verzocht verdachte onmiddellijk in vrijheid te stellen. Subsidiair verzoekt de raadsvouwe de ISD-maatregel geheel voorwaardelijk op te leggen. Meer subsidiair verzoekt de raadsvrouwe bij de eventuele oplegging van de ISD-maatregel rekening te houden met de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Verdachte verzoekt deze tijd volledig in aftrek te nemen.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging – oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren – in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat aan de formele wettelijke eisen voor oplegging van de ISD-maatregel is voldaan. Uit het opgemaakte rapport van de klinisch psycholoog – psychotherapeut, voornoemd, blijkt dat de veiligheid van personen wel degelijk in gevaar is. In haar rapport vermeldt drs. Van Eynde dat de ziekelijke stoornis/ gebrekkige ontwikkeling van een dermate ernstige en chronisch persisterende aard is, dat zonder behandeling en begeleiding in een gesloten inrichting de kans op recidive op zeer groot mag worden beschouwd. Uit recente justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij tot het plegen van geweld in staat is. Voor de oplegging van de ISD-maatregel is proportionaliteit ten aanzien van de gepleegde feiten niet vereist. Uit het rapport van drs. Van Eynde blijkt voorts dat de ziekelijke stoornis/ gebrekkige ontwikkeling zodanig is, dat deze op een ambulante wijze niet te beïnvloeden is. Gelet op de voorgeschiedenis, het huidige toestandsbeeld, in acht genomen de zeer grote kans op recidive, adviseert zij verdachte de ISD-maatregel op te leggen. De reclassering van Tactus Verslavingszorg (rapport van 5 november 2007) adviseert gelijkluidend; een regulier traject met de reclassering is op dit moment absoluut niet afdoende. De rechtbank acht daarom ambulante behandeling, zoals door de raadsvrouwe van verdachte voorgesteld, niet toereikend voor verdachte.
De rechtbank zal de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, niet bij de uitvoering van de opgelegde straf in mindering brengen. Gelet op de inhoud van de hiervoor aangehaalde rapporten acht de rechtbank het noodzakelijk dat de maximale tijd van 2 jaren wordt benut.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38o, 57, 285, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Legt aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op voor de tijd van 2 (twee) jaren.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, De Bie en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Ter Haar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 februari 2008.