ECLI:NL:RBZUT:2008:BC3859

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
5 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/086015-00
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Harreveld
  • P. Prisse
  • J. Gilhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte in de D'n Anwas-affaire

In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij de D'n Anwas-affaire, heeft de rechtbank op 5 februari 2008 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 1940 en woonachtig in [adres], werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten die zich hebben voorgedaan tussen 1995 en 1998. De rechtbank heeft vastgesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte, omdat de redelijke termijn voor berechting in deze zaak in zeer ernstige mate is overschreden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de lange duur van het gerechtelijk vooronderzoek, dat meer dan vier jaar heeft geduurd, en de inactiviteit die gedurende deze periode heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verdachte en de medeverdachten in de media veel aandacht hebben gekregen, wat de druk op de rechtsgang heeft vergroot. De rechtbank concludeert dat de belangen van de verdachte bij een snelle berechting niet zijn gerespecteerd, wat leidt tot de beslissing om de officier van justitie niet ontvankelijk te verklaren in de vervolging. Deze uitspraak is gedaan in het belang van de rechtsbescherming van de verdachte, die recht heeft op een eerlijke en tijdige rechtsgang.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/086015-00
Uitspraak d.d.: 5 februari 2008
Tegenspraak/ dip
Na aanhouding: verschenen, (aangezegd)
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaats 1940],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
19 december 2007 en 5 februari 2008.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Coöperatieve Rabobank Doetinchem U.A. voorheen (tot 29 december 1999)
Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank "Doetinchem en Omstreken" B.A. op een
of meer verschillende tijdstippen in de periode december 1995 tot en met
maart 1998, in de gemeente Doetinchem en/of (elders) in Nederland en/of vanuit
Nederland,
tezamen en in vereniging met de Beleggingssociëteit d'n
Anwas en/of (vanaf 11 augustus 1997) de Beleggerssociëteit d'n Anwas en/of
met een of meer natuurlijke personen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk buiten een besloten kring een of meer gelden of andere
goederen ter deelneming in een beleggingsinstelling, als bedoeld in artikel 1
onder c van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, te weten,
de genoemde Beleggingssociëteit d'n Anwas en/of (vanaf 11 augustus 1997) de
genoemde Beleggerssociëteit d'n Anwas,
waaraan geen vergunning, in de zin van artikel 4 van genoemde wet, was
verleend, heeft gevraagd en/of heeft verkregen en/of rechten van deelneming in
die beleggingsinstelling heeft aangeboden,
zulks terwijl hij, verdachte, als directeur van genoemde bank al dan niet in
vereniging met een of meer anderen tot bovenomschreven strafbare
feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven danwel feitelijk leiding heeft
gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
art 4 lid 1 Wet toezicht beleggingsinstellingen
2.
Coöperatieve Rabobank Doetinchem U.A. voorheen (tot 29 december 1999)
Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank "Doetinchem en Omstreken" B.A. in de
gemeente Doetinchem en/of (elders) in Nederland, op na te noemen tijdstippen,
tezamen en in vereniging met de Beleggingssociëteit d'n Anwas en/of (vanaf 11
augustus 1997) de Beleggerssociëteit d'n Anwas en/of met een of meer
natuurlijke personen, althans alleen,
op of omstreeks 1 september 1997 en/of 1 november 1997 en/of 8 december 1997
en/of 1 januari 1998 en/of 1 februari 1998 en/of 7 september 1998 en/of 7
oktober 1998, althans op zeven of een of meer tijdstippen in of omstreeks de
periode september 1997 tot en met oktober 1998,
(telkens) een (maand-)overzicht of vermogensopgave geadresseerd aan 71,
althans aan een of meer verschillende (rechts-)personen, inhoudende een
opgave van de waarde van één participatie in een beleggingsportefeuille,
genoemd D'n Anwas (jaargang) 1996 of D'n Anwas (tranche) I, zijnde die/dat
(maand-)overzicht(en) of die vermogensopgave(n) geschriften/een geschrift
die/dat bestemd waren/was om te dienen tot bewijs van het daaringestelde,
althans van enig feit,
(vindplaats van een voorbeeld van de documenten: 2/D/053, 2/D/055 tot en met
2/D/058, 2/D/065 en 2/D/066)
en/of
op of omstreeks 1 september 1997 en/of 1 november 1997 en/of 1 december 1997
en/of 1 januari 1998 en/of 1 februari 1998 en/of 1 mei 1998 en/of 1 juli 1998
en/of 4 augustus 1998 en/of 7 september 1998 en/of 7 oktober 1998 (in
document abusievelijk vermeld: "7 september 1998"), althans op 10 of een of
meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode september 1997 tot
en met oktober 1998,
(telkens) een (maand-)overzicht of vermogensopgave geadresseerd aan 88,
althans aan een of meer verschillende (rechts-)personen, inhoudende een
opgave van de waarde van één participatie in een beleggingsportefeuille,
genoemd D'n Anwas (jaargang) 1997 of D'n Anwas (tranche) II, zijnde die/dat
(maand-)overzicht(en) of die vermogensopgave(n) geschriften/een geschrift
die/dat bestemd waren/was om te dienen tot bewijs van het daaringestelde,
althans van enig feit,
(vindplaats van een voorbeeld van de documenten: 2/D/075,2/D/077 tot en met
2/D080, 2/D/083 en 2/D/085 tot en met 2/D/088)
en/of
op of omstreeks 1 mei 1998 en/of 1 juli 1998 en/of 4 augustus 1998 en/of 7
september 1998 en/of 7 oktober 1998, althans op 5 of een of meer
verschillende tijdstippen in de periode mei 1998 tot en met oktober 1998,
(telkens) een (maand-)overzicht of vermogensopgave geadresseerd aan 111,
althans aan een of meer verschillende (rechts-)personen, inhoudende een opgave
van de waarde van één participatie in een beleggingsportefeuille, genoemd D'n
Anwas (jaargang) 1998 of D'n Anwas (tranche) III, zijnde die/dat
(maand-)overzicht(en) of die vermogensopgave(n) geschriften/een geschrift
die/dat bestemd waren/was om te dienen tot bewijs van het daaringestelde,
althans van enig feit,
(vindplaats van een voorbeeld van de documenten: 2/D/093 en 2/D/095 tot en met
2/D/098)
valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die/dat (maand-)overzicht(en) of
die vermogensopgave(n) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken (telkens) hierin bestaan, dat in die/dat
(maand-)overzicht(en) of die vermogensopgave(n) van die genoemde jaargang(en)
of tranche(s) (telkens) een te hoge waarde van de participatie werd vermeld,
zulks terwijl hij, verdachte, als directeur van genoemde bank al dan niet in
vereniging met een of meer anderen tot bovenomschreven strafbare
feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven danwel feitelijk leiding heeft
gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
B)
dat Coöperatieve Rabobank Doetinchem U.A. voorheen (tot 29 december 1999)
Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank "Doetinchem en Omstreken" B.A. in de
gemeente Doetinchem en/of (elders) in Nederland, op na te noemen tijdstippen,
tezamen en in vereniging met de Beleggingssociëteit d'n Anwas en/of (vanaf 11
augustus 1997) de Beleggerssociëteit d'n Anwas en/of met een of meer
natuurlijke personen, althans alleen,
op of omstreeks 10 maart 1997 en/of 5 mei 1997 en/of 4 juni 1997 en/of 3 juli
1997 en/of 1 maart 1998 en/of 1 juni 1998, althans op 6 of een of meer
verschillende tijdstippen in de periode maart 1997 tot en met juni 1998,
(telkens) een (maand-)overzicht of vermogensopgave geadresseerd aan 71,
althans een of meer verschillende (rechts-)personen, inhoudende een opgave van
de waarde van één participatie in een beleggingsportefeuille, genoemd D'n
Anwas (jaargang) 1996 of D'n Anwas (tranche) I, zijnde die/dat
(maand-)overzicht(en) of die vermogensopgave(n) geschriften/een geschrift
die/dat bestemd waren/was om te dienen tot bewijs van het daaringestelde,
althans van enig feit,
(vindplaats van een voorbeeld van de documenten: 2/D/047, 2/D/049 tot en met
2/D/051, 2/D/059 en 2/D/062)
valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die/dat (maand-)overzicht(en) of
die vermogensopgave(n) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken (telkens) hierin bestaan, dat in die/dat
(maand-)overzicht(en) of die vermogensopgave(n) van die jaargang 1996 of die
tranche I (telkens) een te lage waarde van de participatie werd vermeld,
zulks terwijl hij, verdachte, als directeur van genoemde bank al dan niet in
vereniging met een of meer anderen tot bovenomschreven strafbare
feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven danwel feitelijk leiding heeft
gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
Coöperatieve Rabobank Doetinchem U.A. voorheen (tot 29 december 1999)
Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank "Doetinchem en Omstreken" B.A. in de
gemeente Doetinchem en/of (elders) in Nederland, op na te noemen tijdstippen,
althans op een of meer verschillende tijdstippen in de periode maart 1998 tot
en met juni 1998,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen en/of met een
of meer natuurlijke personen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk na te noemen of een of meer van na te noemen (girale)
geldbedragen of vermogenswaarden, te weten:
a)
op of omstreeks 2 of 4 maart 1998 een bedrag of vermogenswaarde van (ongeveer)
f 24.000,- en/of op of omstreeks 16 of 18 juni 1998 een bedrag of
vermogenswaarde van (ongeveer) f 30.000.-;
(zaak 8)
en/of
b)
op of omstreeks 5 of 8 mei 1998 een bedrag of vermogenswaarde van (ongeveer)
f 40.000,-;
(zaak 15)
en/of
c)
op of omstreeks 3 of 6 april 1998 een bedrag of vermogenswaarde van (ongeveer)
f 10.000,- en/of op of omstreeks 27 februari 1998 of 2 maart 1998 een bedrag
of vermogenswaarde van (ongeveer) f 24.000,- en/of op of omstreeks 3 of 4
maart 1998 een bedrag of vermogenswaarde van (ongeveer) f 42.500,- en/of
op of omstreeks 2 of 3 maart 1998 een bedrag of vermogenswaarde van (ongeveer)
f 20.000,- en/of op of omstreeks 3 of 4 maart 1998 een bedrag of
vermogenswaarde van (ongeveer) f 20.000,-;
(zaak 16)
d)
op of omstreeks 9 of 14 april 1998 een bedrag of vermogenswaarde van
f 24.750,-;
(zaak 17)
en/of
e)
op of omstreeks 25 juni 1998 tot en met 30 juni 1998 een geldbedrag of
vermogenswaarde van (ongeveer) f 54.000,-;
(zaak 18)
welke geheel of ten dele toebehoorden aan een of meer leden van de zogenaamde
club van 10 en/of de Beleggings- en/of Beleggerssociëteit D'n Anwas, althans
aan een meer van haar cliënten, van wie de beleggingsportefeuille (mede) werd
geadministreerd door middel van het toen binnen het bedrijf van genoemde
rechtspersoon in gebruik zijnd geautomatiseerde administratiesysteem,
(afgekort) genaamd APM,
en welk(e) (giraal/girale) geldbedrag(en) of vermogenswaarde(n) genoemde
rechtspersoon (telkens) uit hoofde van haar beroep van bankier en/of
beleggingsadviseur en/of tegen geldelijke vergoeding onder zich had,
namelijk had genoemde rechtspersoon die/dat (giraal/girale) geldbedrag(en) of
vermogenswaarde(n), (telkens) na een winstgevende beleggingstransactie, onder
zich gekregen om deze te verdelen over of toe te wijzen aan die genoemde of
een of meer van die genoemde leden van die club van 10 en/of die Beleggings-
en/of Beleggerssociëteit D'n Anwas,
althans welke (girale) gelden/(giraal) geld of vermogenswaarde(n) genoemde
rechtspersoon (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, hierin bestaande, dat die/dat
girale/giraal geldbedrag(en) of vernogenswaarde(n) (telkens) werd(en)
toegedeeld aan een of meer andere cliënten dan genoemde rechthebbende(n)
zulks terwijl hij, verdachte, als directeur van genoemde bank al dan niet in
vereniging met een of meer anderen tot bovenomschreven strafbare
feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven danwel feitelijk leiding heeft
gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht
4.
Coöperatieve Rabobank Doetinchem U.A. voorheen (tot 29 december 1999)
Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank "Doetinchem en Omstreken" B.A. in de
gemeente Doetinchem en/of (elders) in Nederland, op een of meer verschillende
tijdstippen in de periode april 1996 tot en met augustus 1997,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen en/of met een
of meer natuurlijke personen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door listige kunstgrepen,
(telkens) hierin bestaande, dat (telkens) listiglijk en bedrieglijk zonder
instemming of medeweten van na te noemen vereniging een verplichting of
verplichtingen met een negatieve vermogenswaarde behorende bij een of meer
optiecontracten uit een beleggingsportefeuille van een andere belegger dan de
hierna te noemen vereniging middels een (interne) overboeking vanuit die
beleggingsportefeuille zonder financiële tegenboeking werd overgeboekt naar
de of een of meer van de beleggingsportefeuilles van de hierna te noemen
vereniging en/of dat (telkens) listiglijk en bedrieglijk (daarmee) werd
voorgewend dat het (telkens) (een) op na te noemen vereniging rustende
verplichting(en) betrof,
de vereniging: Beleggingssociëteit d'n Anwas en/of (vanaf 11 augustus 1997)
Beleggerssociëteit d'n Anwas heeft bewogen tot het aangaan van na te noemen
of een of meer van te noemen schulden en/of tot afgifte van na te noemen of
een of meer van na te noemen (girale) geldbedragen,
hebbende die aangegane schuld(en) en/of die afgifte(n) van die (girale)
geldbedragen/dat (girale) geldbedrag bestaan uit de navolgende opgave:
a) vanuit de beleggingsportefeuille van [medeverdachte B], op of omstreeks 2 december
1996 een schuld van (ongeveer) f 30.300,- en/of op of omstreeks 27 februari
1997 een afgifte van (ongeveer) f 39.380,- en /of op of omstreeks 29 mei
1996 een schuld van (ongeveer) f 25.000,- en/of op of omstreeks 31 mei 1996
een afgifte van (ongeveer) f 26.040,- (als onderdeel van een totale
sluitingstransactie van (ongeveer) f 65.100,-) en/of op of omstreeks 12 juni
1996 een schuld van (ongeveer) f 31.000,- en/of op of omstreeks 17 juni 1996
een afgifte van (ongeveer) f 29.240,- (als onderdeel van een totale
sluitingstransactie van (ongeveer) f 73.100,-);
b) vanuit de beleggersportefeuille van [bedrijf medeverdachte B]. BV, op of
omstreeks 26 februari 1997 een schuld van (ongeveer) f 39.000,- en/of op of
omstreeks 27 februari 1997 een afgifte van (ongeveer) f 39.916,- (als
onderdeel van een totale sluitingstransactie van (ongeveer) f 99.790,-);
(zaak 3 voor zowel sub a en b)
c) vanuit de beleggersportefeuille van [medeverdachte C] op of omstreeks 2
december 1996 of 26 februari 1997 een schuld van (ongeveer) f 21.600,- en/of
op of omstreeks 27 februari 1997 een afgifte van (ongeveer) f 13.583,- (als
onderdeel van een totale sluitingstransactie van (ongeveer) f 39.830,-) en/of
op of omstreeks 29 mei 1996 een schuld van (ongeveer) f 37.500,- en/of op of
omstreeks 31 mei 1996 een afgifte van (ongeveer) f 39.060,- en/of op of
omstreeks 12 juni 1996 een schuld van (ongeveer) f 46.500,- en/of op of
omstreeks 17 juni 1996 een afgifte van (ongeveer) f 43.860,- (als onderdeel
van een totale sluitingstransactie van (ongeveer) f 73.100,-) en/of op of
omstreeks 26 februari 1997 een schuld van (ongeveer) f 58.500,- e/of op of
omstreeks 27 februari 1997 een afgifte van (ongeveer) f 59.874 (als onderdeel
van een totale sluitingstransactie van f 99.790,-) en/of op of omstreeks 21
mei 1997 een schuld van (ongeveer) f 29.800,- en/of op of omstreeks 9 juni
1997 een afgifte van (ongeveer) f 17.316,- (als onderdeel van een totale
sluitingstransactie van f 43.290,-) en/of op of omstreeks 29 november 1996 een
schuld van (ongeveer) f 16.800,- en/of op of omstreeks 9 december 1996 een
afgifte van (ongeveer) f 16.537,50 en/of op of omstreeks 19 maart 1997 een
schuld van (ongeveer) f 40.000,- en/of op of omstreeks 21 maart 1997 een
afgifte van f 36.160,-;
(zaak 4)
d) vanuit de beleggingsportefeuille van [naam 1], op of omstreeks 7 mei
1997 een schuld van (ongeveer) f 107.000,- en/of op of omstreeks 20 mei 1997
een afgifte van (ongeveer) f 118.340,-;
(zaak 10)
e) vanuit de beleggingsportefeuille van [naam 2], op of omstreeks 9 juni 1997 een schuld van (ongeveer) f 165.600,-
en/of op of omstreeks 10 juni 1997 een afgifte (ongeveer) f 168. 471,- en/of
op of omstreeks 21 mei 1997 een schuld van (ongeveer) f 97.400,- en/of op of
omstreeks 26 mei 1997 een afgifte van (ongeveer) f 94.340,-;
(zaak 9)
f) vanuit de beleggingsportefeuille van [naam 3], op of omstreeks 2 juli
1997 een schuld van (ongeveer) f 133.000,- en/of op of omstreeks 3 juli 1997
een afgifte van (ongeveer) f 139.340,-;
(zaak 7)
g) vanuit de beleggingsportefeuille van [naam 4], op of omstreeks 11 juli
1997 een schuld van (ongeveer) f 117.500,- en/of op of omstreeks een afgifte
van (ongeveer) f 105.790,-;
(zaak 8)
h) vanuit de beleggingsportefeuille van [naam 5], op of omstreeks 4 of 7 juli 1997 een schuld van (ongeveer)
f 177.500,- en/of op of omstreeks een afgifte van (ongeveer) f 186.665,-
en/of op of omstreeks 24 juli 1997 een schuld van (ongeveer) f 250.000,- en/of
op of omstreeks 25 juli 1997 een afgifte van (ongeveer) f 251.665,-;
(zaak 11)
i) vanuit de beleggingsportefeuille van [naam 6], op of omstreeks 28 juli
1997 een schuld van (ongeveer) f 47.400,- en/of op of omstreeks 29 juli 1997
een afgifte van (ongeveer) f 46. 990,-;
(zaak 12)
j) vanuit de beleggingsportefeuille van [naam 7], op of
omstreeks 5 augustus 1997 een schuld van (ongeveer) f 72.000,- en/of op of
omstreeks 6 augustus 1997 een afgifte van (ongeveer) f 83.340,-;
(zaak 13)
zulks terwijl hij, verdachte, als directeur van genoemde bank al dan niet in
vereniging met een of meer anderen tot bovenomschreven strafbare
feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven danwel feitelijk leiding heeft
gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
art 326 Wetboek van Strafrecht
5.
Coöperatieve Rabobank Doetinchem U.A. voorheen (tot 29 december 1999)
Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank "Doetinchem en Omstreken" B.A. in de
gemeente Doetinchem en/of (elders) in Nederland, op een of meer verschillende
tijdstippen in de periode april 1996 tot en met augustus 1998,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen en/of met een
of meer natuurlijke personen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door listige kunstgrepen,
(telkens) hierin bestaande, dat (telkens) listiglijk en bedrieglijk zonder
instemming of medeweten van na te noemen vereniging een hoeveelheid aandelen
uit een beleggingsportefeuille van een andere belegger dan de hierna te
noemen vereniging werd overgeboekt naar de of een of meer van de
beleggingsportefeuilles van de hierna te noemen vereniging, waarbij een hogere
koers werd gehanteerd dan de dan geldende beurskoers en/of door middel van een
interne overboeking in genoemde administratie na te noemen bedragen/bedrag
werd overgeboekt/-geschreven van een beleggersrekening van die vereniging naar
na te noemen beleggersrekening(en) en/of waarbij op de effectennota,
geadresseerd aan die vereniging, betreffende die transactie(s) werd vermeld:
"voor u gekocht te Amsterdam"
de vereniging: Beleggingssociëteit d'n Anwas en/of (vanaf 11 augustus 1997)
Beleggerssociëteit d'n Anwas heeft bewogen tot het tot afgifte van na te
noemen of een of meer van na te noemen (girale) geldbedragen,
hebbende die afgifte(n) van die (girale) geldbedragen/dat (girale) geldbedrag
hierin bestaan, dat
a) op of omstreeks 17 april 1996 een afgifte van (ongeveer) f 73.700,- of een
bedrag van (ongeveer) f 12.800,- , zijnde dit laatste bedrag het verschil
tussen de gehanteerde te hoge koers en de op die datum geldende beurskoers,
werd overgeboekt/-geschreven van een beleggersrekening van die vereniging naar
de beleggersrekening van [medeverdachte B];
(zaak 3)
b) op of omstreeks 17 april 1996 een afgifte van (ongeveer) f 73.700,- of een
bedrag van (ongeveer) f 12.800,- , zijnde dit laatste bedrag het verschil
tussen de gehanteerde te hoge koers en de op die datum geldende beurskoers,
werd overgeboekt/-geschreven van een beleggersrekening van die vereniging naar
de beleggersrekening van [medeverdachte C];
(zaak 3)
c) op of omstreeks 23 april 1997 een afgifte van (ongeveer) f 314.011,40 of
een bedrag van (ongeveer) f 17.000,- , zijnde dit laaste bedrag het verschil
tussen de gehanteerde te hoge koers en de op die datum geldende beurskoers,
werd overgeboekt/-geschreven van een beleggersrekening van die vereniging
naar de beleggersrekening van [naam 1];
(zaak 10)
d) op of omstreeks 23 april 1997 een afgifte van (ongeveer) f 310.591,- of
een bedrag van (ongeveer) f 15.691,- , zijnde dit laatste bedrag het verschil
tussen de gehanteerde te hoge koers en de op die datum geldende beurskoers,
werd overgeboekt/-geschreven van een beleggersrekening van die vereniging naar
de beleggersrekening van [naam 8];
(zaak 16)
e) op of omstreeks 21 november 1997 een afgifte van (ongeveer) f 242.600,- of
een bedrag van (ongeveer) f 25.000,- , zijnde dit laatste bedrag het verschil
tussen de gehanteerde te hoge koers en de op die datum geldende beurskoers,
werd overgeboekt/-geschreven van een beleggersrekening van die vereniging
naar de beleggersrekening van [naam 9];
(zaak 15)
f) op of omstreeks 10 april 1997 een afgifte van (ongeveer) f 1.851.824,53
of een bedrag van (ongeveer) f 92.500,- , zijnde dit laatste bedrag het
verschil tussen de gehanteerde te hoge koers en de op die datum geldende
beurskoers, werd overgeboekt/-geschreven van een beleggersrekening van die
vereniging naar de beleggersrekening van [naam 10];
(zaak 20)
zulks terwijl hij, verdachte, als directeur genoemde bank al dan niet in
vereniging met een of meer anderen tot bovenomschreven strafbare
feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven danwel feitelijk leiding heeft
gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
art 326 Wetboek van Strafrecht
6.
[naam 11] op of omstreeks 19 september 1997 en/of 15 april 1998, althans op een
meer verschillende tijdstippen in de periode september 1997 tot en met april
1998, in de gemeente Winterswijk en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of met een of meer
rechtspersonen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als
bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n)
voor de inkomstenbelasting 1996/vermogensbelasting 1997 en/of voor de
inkomstenbelasting 1997/vermogensbelasting 1998,
onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der
belastingen/Belastingdienst/Hoofd Ondernemingen te Winterswijk,
terwijl daarvan (telkens) het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting
zou kunnen worden geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan, dat in het
aangiftebiljet inkomstenbelasting 1996/vermogensbelasting 1997 en/of in het
aangiftebiljet inkomstenbelasting 1997/vermogensbelasting 1998 (telkens) ten
onrechte een negatief, althans een te negatief belastbaar inkomen werd
opgegeven
en/of
[bedrijf naam 11] BV op of omstreeks 19 september 1997 en/of 15 april 1998,
althans op een of meer verschillende tijdstippen in de periode september 1997
tot en met april 1998, in de gemeente Winterswijk en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen en/of met een
of meer natuurlijke personen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als
bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n)
voor de vennootschapsbelasting over het kalenderjaar 1996 of het boekjaar
1996/1997 en/of over het kalenderjaar 1997 of het boekjaar 1997/1998,
onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der
belastingen/Belastingdienst/Hoofd Ondernemingen te Winterswijk,
terwijl daarvan (telkens) het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting
zou kunnen worden geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan, dat in
de/het aangiftebiljet(ten) betreffende die/dat kalenderja(a)r(en) of die/dat
boekja(a)r(en) (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans een te laag
bedrag van de belasting werd opgegeven,
welk(e) strafbare feiten/strafbaar feit de Coöperatieve Rabobank Doetinchem
U.A. voorheen (tot 29 december 1999) Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank
"Doetinchem en Omstreken" B.A. in de gemeente Doetinchem, op een of meer
verschillende tijdstippen in de periode 1996 tot en met 1997,
(telkens) door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
opzettelijk heeft uitgelokt door toen daar (telkens) aan genoemde Geluk, welke
toen directeur/aandeelhouder was van [[bedrijf naam 11] BV, opzettelijk voor te
stellen of mee te delen, dat een retourprovisie betrekking hebbende op de
beleggingsportefeuille van [[bedrijf naam 11] BV op de privé-rekening van
genoemde Geluk zou worden overgeboekt en/of door toen daar (telkens)
opzettelijk een zogenaamde retourprovisie betrekking hebbend op een
beleggingsportefeuille van laatstgenoemde besloten vennootschap te crediteren
op of bij te schrijven op de privé-rekening van genoemde Geluk,
althans,
zulks terwijl de Coöperatieve Rabobank Doetinchem U.A. voorheen (tot 29
december 1999) Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank "Doetinchem en
Omstreken" B.A. in de gemeente Doetinchem, op een of meer schillende
tijdstippen in de periode november 1996 tot en met december 1997,
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichting heeft
verschaft tot het plegen van bovenomschreven misdrijven/misdrijf door toen
daar (telkens) opzettelijk een zogenaamde retourprovisie betrekking hebbend op
een beleggingsportefeuille van [[bedrijf naam 11] BV te crediteren op of bij te
schrijven op de privé-rekening van genoemde Geluk,
zulks terwijl hij, verdachte, als directeur genoemde bank al dan niet in
vereniging met een of meer anderen tot bovenomschreven strafbare
feiten/strafbaar feit (van genoemde Rabobank) opdracht heeft gegeven danwel
feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en)
(van die genoemde Rabobank);
(Zaak 19)
(vindplaats proces-verbaal met bijlagen contra [naam 11]/[[bedrijf naam 11] BV:
documenten 19/D/01 tot en met 19/D/15d)
art 68 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
7.
[naam 12] op of omstreeks 26 maart 1999, althans in de maand maart 1999, in de
gemeente Arnhem en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of met een of meer
rechtspersonen, althans alleen,
opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de
inkomstenbelasting 1997/vermogensbelasting 1998,
onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der
belastingen/Belastingdienst/Hoofd Ondernemingen te Arnhem,
terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen
worden geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan, dat in het
aangiftebiljet inkomstenbelasting 1997/vermogensbelasting 1998 een te laag
belastbaar inkomen werd opgegeven;
en/of
[bedrijf naam 12] BV op of omstreeks 25 maart 1999, althans in de maand maart 1999, in
de gemeente Arnhem en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen en/of met een
of meer natuurlijke personen, althans alleen,
opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de
vennootschapsbelasting over het kalenderjaar 1997 of het boekjaar 1997/1998,
onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der
belastingen/Belastingdienst/Hoofd Ondernemingen te Arnhem,
terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen
worden geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan, dat in het
aangiftebiljet betreffende dat kalenderjaar of dat boekjaar ten onrechte een
negatief, althans een te negatief belastbaar bedrag werd opgegeven,
welk(e) strafbare feit/strafbaar feit de Coöperatieve Rabobank Doetinchem
U.A. voorheen (tot 29 december 1999) Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank
"Doetinchem en Omstreken" B.A. in de gemeente Doetinchem, in 1997,
door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen opzettelijk
heeft uitgelokt door toen daar aan genoemde [naam 12], welke toen
directeur/aandeelhouder was van [bedrijf naam 12] BV, opzettelijk voor te stellen of
mee te delen, dat een retourprovisie betrekking hebbende op de
beleggingsportefeuille van [bedrijf naam 12] BV op de privé-rekening van genoemde
[naam 12] zou worden overgeboekt en/of opzettelijk een zogenaamde
retourprovisie betrekking hebbend op een beleggingsportefeuille van die Grote
Hof BV te crediteren op of bij te schrijven op de privé-rekening van genoemde
[naam 12],
althans,
zulks terwijl de Coöperatieve Rabobank Doetinchem U.A. voorheen (tot 29
december 1999) Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank "Doetinchem en
Omstreken" B.A. in de gemeente Doetinchem, in december 1997,
opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichting heeft verschaft tot
het plegen van bovenomschreven misdrijven/misdrijf door toen daar opzettelijk
een zogenaamde retourprovisie betrekking hebbend op een
beleggingsportefeuille van [bedrijf naam 12] BV te crediteren op of bij te schrijven
op de privé-rekening van genoemde [naam 12],
zulks terwijl hij, verdachte, als directeur van genoemde bank al dan niet in
vereniging met een of meer anderen tot bovenomschreven strafbare
feiten/strafbaar feit (van genoemde Rabobank) opdracht heeft gegeven danwel
feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en)
(van die genoemde Rabobank);
(Zaak 18)
(vindplaats proces-verbaal met bijlagen contra [naam 12]/[bedrijf naam 12] BV:
documenten 18/D/01 tot en met 18/D/14e)
art 68 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
1. Met een toelichting als vermeld in zijn ter terechtzitting overgelegde pleitnotities en in de processen-verbaal van het ter terechtzitting verhandelde is namens verdachte door zijn raadsman het preliminaire verweer gevoerd, dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden in zodanige mate en onder zodanige omstandigheden, dat zulks dient te leiden tot het niet ontvankelijk verklaren van de officier van justitie in zijn vervolging.
2. Met een toelichting als vermeld in de processen-verbaal van het ter terechtzitting verhandelde en in de door hem op 5 februari 2008 overgelegde schriftelijke samenvatting, heeft de officier van justitie dit verweer bestreden en geconcludeerd tot zijn ontvankelijkheid in de vervolging.
3. Op grond van de stukken en het ter terechtzitting verhandelde kan het volgende worden vastgesteld.
a. De vervolging heeft betrekking op een zevental strafbare feiten, welke zouden zijn begaan in één of meer jaren van de periode 1995 tot en met 1998.
b. Bedoelde feiten leidden in en na 1998 tot veel media aandacht en in maart 2000 tot een strafrechtelijk opsporingsonderzoek, dat betrekking had op acht verdachten en dat door de FIOD werd voltooid in maart 2001.
c. In het kader van dit onderzoek werd op vordering van de officier van justitie op 19 mei 2000 een gerechtelijk vooronderzoek geopend en werden bij de verdachten doorzoekingen verricht op 23 mei 2000.
d. Van het gerechtelijk vooronderzoek is door de raadsman van verdachte en de raadslieden van de medeverdachten gebruik gemaakt door het laten horen van getuigen en het laten toevoegen van stukken.
Overeenkomstig de wens van de officier van justitie “om de zaken bij elkaar te houden” en tot een samenhangend dossier te komen, heeft de rechter-commissaris zijn verrichtingen in de afzonderlijke zaken ambtshalve zo veel mogelijk uitgebreid met gelijktijdige en soortgelijke verrichtingen in de overige zaken.
Het gerechtelijk vooronderzoek is gesloten op 19 april 2004 en heeft geleid tot 32 verhoren van getuigen in het Kabinet van de rechter-commissaris.
e. Op 24 mei 2004 heeft de officier van justitie aan verdachte doen betekenen een kennisgeving van verdere vervolging, waarin de omschrijving van de strafbare feiten overeenstemde met een reeds in februari 2002 aan de rechter-commissaris en de raadslieden toegezonden concept tenlastelegging.
f. Op 18 november 2005 heeft de officier van justitie de in dit geval noodzakelijke en in fasen verlopende procedure ingeleid, ten einde toestemming te verkrijgen voor het zo mogelijk afdoen van de zaken van verdachte en de medeverdachten door het laten betalen van hoge transactiebedragen.
Bij brieven van 25 november 2005 heeft de officier van justitie van dit feit individueel mededeling gedaan aan de betrokken raadslieden en bij brieven van 28 juni 2006 heeft zij de raadslieden individueel geïnformeerd omtrent het voor de betrokken verdachte bepaalde transactievoorstel met bijbehorende randvoorwaarden.
g. Van de zeven uit het onderzoek voortgekomen strafzaken zijn er inmiddels vier door transactie afgedaan. In de zaken van verdachte en twee medeverdachten is de officier van justitie medio november 2007 tot dagvaarding overgegaan, aangezien de terzake individueel gevoerde correspondentie geen uitzicht (meer) bood op het bereiken van overeenstemming over afdoening door transactie.
4. Bij de beoordeling van een verweer als het onderhavige moet, gelet op de bestaande rechtspraak van de Hoge Raad inzake toepassing van het redelijke termijnvoorschrift in strafzaken, het volgende voorop worden gesteld:
- de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn loopt vanaf het moment dat vanwege de Staat een handeling is verricht jegens de betrokkene, waaraan deze de verwachting heeft ontleend en in redelijkheid kon ontlenen, dat het openbaar ministerie een strafvervolging tegen hem zou instellen.
- voor de met een eindvonnis afgesloten berechting in eerste aanleg kan bedoelde termijn in beginsel gesteld worden op twee jaar, met dien verstande dat zakelijke, processuele en/of persoonlijke bijzonderheden kunnen leiden tot hantering van een kortere of langere termijn.
- bij het al dan niet verbinden van enig rechtsgevolg aan overschrijding van bedoelde
termijn dient het belang van een verdachte bij verval van de strafvorderingsbevoegdheid afgewogen te worden tegen het belang van de maatschappij bij normhandhaving door berechting.
- mede gelet op de wettelijke mogelijkheid van strafvermindering als sanctie op onherstelbare verzuimen bij het voorbereidend onderzoek, is bij zodanige afweging slechts in uitzonderlijke gevallen plaats voor niet ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie en voor een zodanige beslissing geldt dan ook een verzwaarde motiveringsplicht.
5. Evenals de officier van justitie en de raadsman merkt de rechtbank de op 23 mei 2000 verrichte doorzoeking als gebeurtenis aan, waardoor voor verdachte de redelijke termijn is gaan lopen.
Hiervan uitgaande stelt de rechtbank vast, dat tussen dat tijdstip en de data van de dagvaarding of de (voor regiebeslissingen bestemde) eerste terechtzitting zeven jaar en bijna zes respectievelijk zeven maanden zijn verstreken.
Hoewel de aard en de omvang van de zaak alsmede de op verzoek van verdachte en de medeverdachten door de rechter commissaris verrichte onderzoekshandelingen (naast de volgens de rechter commissaris tegenvallende beschikbaarheid van de raadslieden) kunnen worden aangemerkt als vertragende factoren waardoor de berechting in eerste aanleg redelijkerwijs niet of uiterst moeilijk binnen circa twee jaar had kunnen worden afgerond, is de rechtbank tegen de achtergrond van het vorenoverwogene van oordeel, dat jegens verdachte de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid EVRM in zeer ernstige mate is overschreden, zodat de vraag rijst of daaraan thans de uitzonderlijke sanctie van niet ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie dient te worden verbonden.
6. Deze vraag moet naar het oordeel van de rechtbank bevestigend worden beantwoord, gelet op het volgende:
-het gerechtelijk vooronderzoek heeft op een maand na vier jaar geduurd en had veel eerder kunnen en moeten worden afgerond, gelet op het aantal verhoren en de aard van de overige verrichtingen.
Blijkens de stukken werd met de verhoren eerst begonnen op 20 september 2001, volgde het 23e verhoor reeds op 27 februari 2002 en vond het 32e en laatste verhoor eerst plaats op 30 oktober 2003. In de periode tussen de laatste twee data liggen periodes van nagenoeg volledige inactiviteit van bijna zeven maanden, ruim twee maanden en ruim acht maanden, terwijl tussen laatstvermelde datum en de sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek nog eens een nagenoeg volledig inactieve periode van ruim een half jaar verstreek. Uit de correspondentie komt overigens naar voren, dat het tempo van de verhoren nadelig is beïnvloed als gevolg van de omstandigheid, dat door de officier van justitie toegezegde uitwerkingen van aanvankelijk verloren gewaande telefoontaps zeer langdurig uitbleven en dat de officier van justitie voor dit gevolg door de rechter-commissaris is gewaarschuwd bij brief van 17 december 2002.
-in het licht van de ouderdom van de strafbare feiten en de processueel riskante vertraging die bij de sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek al bestond, moge begrijpelijk zijn dat de officier van justitie nadien besloot de mogelijkheid van afdoening(en) door transactie te onderzoeken, die keuze bracht wel risico’s mede, alleen al in de zin van verdere vertraging en zeker bij een processuele opstelling zoals de onderhavige verdachte innam en is blijven innemen.
Naar het oordeel van de rechtbank had de officier van justitie deze risico’s echter goeddeels kunnen vermijden door kort na de sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek tot dagvaarding over te gaan tegen een enkele maanden later gelegen rechtsdag en door deze stap te laten volgen door relevante informatie omtrent de geclausuleerde bereidheid tot tussentijds overleg omtrent afdoening door transactie.
Niet begrijpelijk acht de rechtbank dan ook dat de officier van justitie deze weg niet
heeft bewandeld en het schikkingstraject bovendien eerst zo laat is ingegaan en zo lang heeft laten voortslepen als hierboven vastgesteld.
De rechtbank merkt in dit verband op, dat tussen de kennisgeving van verdere vervolging en de dagvaarding een periode van drie jaar en bijna vijf maanden zonder enige vervolgingsdaad is verstreken en dat de eerste zeventien maanden van dit tijdvak bovendien worden gekenmerkt door het ontbreken van enige zichtbare activiteit.
- Mede gelet op zijn maatschappelijke achtergrond en de defamerende aard van de hem verweten strafbare feiten, is ook zonder de terzake gegeven toelichting, genoegzaam duidelijk, dat verdachte in zijn door het redelijke termijnvoorschrift beschermde belangen fors is getroffen door de trage voortgang en de ongerijmd en onnodig lange totaalduur van zijn nog onvoltooide strafzaak.
- De onderhavige strafzaak heeft betrekking op feiten die inmiddels tussen de tien en dertien jaar geleden hebben plaatsgevonden en terzake waarvan de benadeelden al geruime tijd geleden volledig schadeloos zijn gesteld door een van de getransigeerd hebbende verdachten. Naar het zich laat aanzien, is inmiddels de destijds door de zogeheten D’n Anwas affaire ontstane beroering goeddeels weggeëbd.
Voor de rechtbank is niet aannemelijk geworden, dat deze strafzaak desondanks, ook thans nog, valt aan te merken als zodanig actueel en gewichtig, dat bij de noodzakelijke belangenafweging aan het belang van de strafvordering doorslaggevende betekenis zou moeten worden toegekend.
Beslissing
Rechtdoende:
Verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Prisse en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
5 februari 2008.
Mr. Gilhuis is buiten staat mede te ondertekenen.