RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460597-07
Uitspraak d.d.: 20 februari 2008
Tegenspraak / dip
[verdachte]
geboren te [plaats 1986],
wonende te [adres],
thans gedetineerd te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 februari 2008.
Ter terechtzitting gegeven beslissing
Het door de raadsman, namens verdachte, ter terechtzitting gedane verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis, is afgewezen.
Overweging met betrekking tot artikel 126ff Wetboek van Strafvordering
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een eventuele schending van artikel 126ff van het Wetboek van Strafvordering op 12 oktober 2007, geen grond oplevert voor enige sanctie.
Nog daargelaten dat verdachte bij de door de officier van justitie bedoelde drugstransactie in het geheel niet betrokken was, moet immers gelden dat voormelde bepaling niet de strekking heeft de belangen van een verdachte te beschermen (HR. 2002, 602).
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op meerdere, althans één tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 11 november 2007 te Brummen en/of Zutphen, in elk geval in Nederland tezamen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of speed (amfetamine), zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan
1. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
- samengevat - in de periode van 1 maart 2007 tot en met 11 november 2007 in Zutphen opzettelijk in cocaïne en amfetamine (speed) heeft gedeald.
2. Standpunt van de verdediging
Met een toelichting als vermeld in zijn ter terechtzitting overgelegde pleitnota is door de raadsman aangevoerd, dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu verdachte het tenlastegelegde ontkent en het dossier geen bewijsmiddelen bevat, die voldoende sluitend en/of betrouwbaar zijn.
Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij in de buurt van [plaats] woont ([plaats]), dat hij destijds in het bezit was van een blauwe Volkswagen Golf en zijn haar in een staartje droeg. Voor het overige heeft hij zich beroepen op zijn zwijgrecht.
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de -navolgende- overwegingen ten aanzien van het bewijs, verwijzen onder meer naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal en de daarbij behorende bijlagen, dossiernummer PL0630/07-207583, gesloten en ondertekend op 05 december 2007 door [verbalisant].
a) de verklaring van verdachte ter terechtzitting
b) (stam)proces-verbaal (p. 007-038)
c) proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] d.d. 25 oktober 2007 (p. 066, 069)
d) proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] d.d. 30 oktober 2007 (p. 072)
e) proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] d.d. 31 oktober 2007 (p. 082-086)
f) proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] d.d. 5 november 2007 (p. 099, 101)
g) proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] d.d. 19 november 2007 (p. 104-105)
h) proces-verbaal van uitgewerkte tapgesprekken, met bijlagen, (p. 784-802)
i) proces-verbaal (stemherkenning) en tapgesprekken (p. 770, 786-787, 790-792)
j) proces-verbaal met bijlagen, betreffende onderzoek GSM-toestel, telefoonnummer [06 nummer] (p. 813, 825)
k) een kopie van BPS-registratie van politie PL0700_07071923 (p. 850-851)
l) proces-verbaal van verhoor van verhoor van verdachte (p. 420)
4. Uit deze bewijsmiddelen worden de volgende redengevende feiten en
omstandigheden afgeleid.
5. Uit het stamproces-verbaal blijkt dat uit MMA berichten, observaties, doorzoekingen en tapgesprekken valt af te leiden, dat [medeverdachte] zich schuldig zou maken aan handel in verdovende middelen.
6. Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaringen afgelegd, waarin hij - zakelijk weergegeven - heeft verklaard, dat hij op enigerlei wijze het telefoonnummer heeft gekregen van een Marokkaanse jongen uit [plaats] of [plaats]. [medeverdachte] belde met zijn mobiele telefoon met nummer [06 nummer] naar die Marokkaanse jongen, die als contact stond opgeslagen in zijn GSM. [medeverdachte] bestelde onder de namen CD en DVD de verschillende drugs. In het begin kocht hij alleen speed van die jongen, later ook cocaïne. Hij gebruikt sinds ongeveer een half jaar speed en koopt het meestal in porties van 5 of 10 gram voor 5 euro per gram. Verder kocht [medeverdachte] ongeveer 5 à 15 gram cocaïne per week voor 150 euro per 5 gram en verkocht of verstrekte dit verder aan zijn klanten. Die Marokkaanse jongen is [beschrijving kenmerken verdachte] en rijdt in een blauwe Volkswagen Golf.
7. [medeverdachte] heeft verklaard, als hem door de verbalisanten een politiefoto wordt getoond, dat hij de man op deze foto voor 100% herkent als de man van wie hij altijd de cocaïne heeft gekocht en met wie hij regelmatig in Zutphen heeft afgesproken om cocaïne van hem te kopen. Hij is de man die in de blauwe Volkwagen Golf rijdt. (Blijkens een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal is de door [medeverdachte] op de foto als zijn drugsleverancier aangewezen man: [verdachte], geboren op [1986], wonende [adres]). Door of namens verdachte is ter zitting ook niet betwist dat zijn beeltenis is te zien op de hierboven bedoelde, zich in het dossier bevindende politiefoto (p. 101).
8. [medeverdachte] heeft verder verklaard, zakelijk weergegeven, dat het heel moeilijk was om speed te krijgen en dat hij van de man op de foto vorig jaar een telefoonnummer heeft gekregen. In maart 2007 heeft hij bij hem speed gekocht om te verkopen.
Hij had al eerder bij hem gekocht, maar dat was speed voor hemzelf. Hij heeft niet veel van hem gekocht.
9. Uit een selectie van de tapgesprekken tussen de nummers [06 nummer] en [06 nummer], in gebruik bij [medeverdachte], met de telefoonnummers [06 nummer] en [06 nummer], vermoedelijk gebruikt door [verdachte], blijkt dat in deze gesprekken al dan niet versluierd werd gesproken over handel in gebruiksvormen van cocaïne (DVD’s, dan wel CD’s) en speed (bloemen).
10. Een dertiental van de opgenomen gesprekken tussen [medeverdachte] en een NN-man, die gebruik maakt van de telefoonnummers [06 nummer] en [06 nummer], worden door de politie uitgeluisterd. Hierbij wordt de stem van de NN-man herkend als zijnde de stem van [verdachte].
11. Bij het uitlezen door de politie van de telefoongegevens van de GSM van [medeverdachte], staat onder de naam Dieren het telefoonnummer [06 nummer].
12. Bij een eerdere aangifte van vernieling van een fiets van zijn zusje gaf [verdachte] als contactpersoon zijn telefoonnummer op [06 nummer].
13. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij destijds gebruik maakte van een blauwe Volkswagen Golf, dat hij in de buurt van [plaats] woont en dat hij destijds zijn haar in een staartje droeg.
14. Uit de aard, het aantal en de snelle opeenvolging van deze gesprekken, concludeert de rechtbank, dat bedoelde drugs door verdachte ook daadwerkelijk aan [medeverdachte] zijn geleverd.
15. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2007 tot en met 11 november 2007 te Zutphen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
16. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
17. Het bewezene levert op de misdrijven:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
18. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
19. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest. Zij heeft hierbij aangegeven dat zij het verdachte zwaar aanrekent dat hij grote hoeveelheden harddrugs per keer verkocht en een hogere positie innam in de verkooppiramide dan bijvoorbeeld [medeverdachte]. De ernst van het feit is gelegen in het gevaar voor de volksgezondheid en dat handel in drugs bijdraagt aan de (daarmee gepaard gaande) instandhouding van de verslavingsproblematiek, de diverse vormen van criminaliteit en de overlast voor derden. Daarbij is anderzijds in ogenschouw genomen dat verdachte geen documentatie heeft op het gebied van drugs.
20. De rechtbank heeft bij de straftoemeting onder meer de hiervoor door de officier van justitie genoemde strafverzwarende en –verlichtende omstandigheden in aanmerking genomen en gewogen. Dat leidt de rechtbank tot de slotsom dat hier in ieder geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is
21. De rechtbank houdt - op basis van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting - ernstig rekening met de mogelijkheid, dat verdachte in een kortere periode dan is tenlastegelegd en in mindere mate drugs heeft geleverd aan [medeverdachte] en dan deze laatste heeft verklaard.
22. Uit het voorlichtingsrapport van de Reclassering van 23 januari 2008 blijkt verder dat verdachte zelf alleen “recreatief” cocaïne (heeft) gebruikt en zeer gemotiveerd is om na zijn vrijlating zo snel mogelijk weer aan het legale arbeidsproces deel te nemen.
23. Gelet op het voorgaande, de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, komt de rechtbank tot een aanzienlijk lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is gevorderd.
24. Dit heeft tot gevolg dat op grond van het bepaalde in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis ambtshalve zal opheffen. Deze opheffing van de voorlopige hechtenis is bij een afzonderlijke beschikking geminuteerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
• Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
• Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
• Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
• Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
• Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze
uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering
van de hem opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door mr. Van Harreveld, voorzitter, mr. Kleinrensink en mr. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van Beers-de Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 februari 2008.