ECLI:NL:RBZUT:2008:BC4965

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
15 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
91380 - KG ZA 08-26
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over verborgen gebreken van een gekocht paard en de gevolgen voor de koopovereenkomst

In deze zaak heeft eiseres, een Duitse koper, een hengst genaamd Obrador gekocht van gedaagden, maar heeft zij later geclaimd dat het paard aan luchtzuigen lijdt, wat zij beschouwt als een verborgen gebrek. De koopovereenkomst werd in november 2007 gesloten voor een bedrag van € 11.000. Eiseres heeft het paard op 16 november 2007 laten keuren door een dierenarts, die geen afwijkingen constateerde. Echter, na de levering op 16 november 2007, vertoonde het paard ongewenst gedrag, wat leidde tot klachten van eiseres. Eiseres heeft de koopovereenkomst op 27 november 2007 buitengerechtelijk ontbonden en eiste dat gedaagden het paard terugnamen en de koopprijs terugbetaalden.

De rechter heeft de zaak behandeld in kort geding op 12 februari 2008. Eiseres heeft gesteld dat het paard niet aan de overeenkomst beantwoordt, omdat het luchtzuigen een verborgen gebrek is. Gedaagden hebben echter betwist dat het paard deze gebreken had op het moment van levering en hebben schriftelijke verklaringen overgelegd die de goede staat van het paard bevestigen. De rechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat het paard bij aflevering niet aan de overeenkomst voldeed. De vordering van eiseres is afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die zijn begroot op € 1.070.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de bodemrechter met hoge waarschijnlijkheid niet zal oordelen dat de koopovereenkomst op goede gronden is ontbonden. Dit vonnis is uitgesproken door mr. D. Vergunst op 15 februari 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 91380 / KG ZA 08-26
Vonnis in kort geding van 15 februari 2008
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats] (Duitsland),
eiseres,
procureur mr. A.J. Zeyl,
advocaat mr. J.C. Wery te Enschede,
tegen
1. [gedaagde A],
wonende te [plaats],
2. [gedaagde B],
wonende te [plaats],
gedaagden,
advocaat mr. S.A. Wensing te Roden.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden c.s.] (gezamenlijk) en [gedaagde A] en [gedaagde B] (afzonderlijk) genoemd worden.
1. De procedure
[eiseres] heeft bij exploot van 7 februari 2008 [gedaagden c.s.] gedagvaard.
Op 12 februari 2008 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen
-mede aan de hand van pleitnota’s en onder overlegging van producties- hun standpunten nader hebben toegelicht. Ten slotte hebben partijen om vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1. [eiseres] heeft in november 2007 van [gedaagden c.s.] gekocht een hengst, genaamd Obrador (hierna: het paard), geboren op 25 maart 2001. De koopprijs bedroeg
€ 11.000,--.
2.2. Het paard is op 16 november 2007 op verzoek van [eiseres] gekeurd door een dierenarts te Vorden, die het paard heeft goedgekeurd. Het paard is vervolgens dezelfde dag aan [eiseres] geleverd.
2.3. [eiseres] heeft bij brief van haar Duitse advocaat d.d. 27 november 2007 de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden, omdat het paard -kort gezegd- gebreken vertoonde. Voorts heeft de advocaat [gedaagden c.s.] gesommeerd het paard voor
1 december 2007 bij [eiseres] op te halen. [gedaagden c.s.] heeft aan deze sommatie niet voldaan.
2.4. De huidige advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 14 december 2007 jegens [gedaagden c.s.] aanspraak gemaakt op terugbetaling van de koopprijs en op aanvullende schadevergoeding. Voorts heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagden c.s.] gesommeerd het paard uiterlijk op 18 december 2007 terug te nemen. [gedaagden c.s.] heeft het paard niet opgehaald en heeft evenmin de koopprijs terugbetaald.
2.5. Het paard is bij derden gestald.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert samengevat - [gedaagden c.s.] te veroordelen om het paard bij de huidige stalhouder op te halen en de koopprijs terug te betalen alsmede haar schade te vergoeden.
3.2. [gedaagden c.s.] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiseres] heeft aan haar vordering het volgende ten grondslag gelegd. Voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft zij [gedaagden c.s.] erop gewezen dat het paard in een pensionstal naast merries en ruinen zou worden gehouden en in een zogenaamde quadrille moet kunnen lopen. [gedaagde A] heeft toen verklaard dat dit in het geheel geen probleem zou vormen. Op internet is het paard als volgt aangeprezen: “Obrador ist sehr Brav unter dem Sattel und im Umgang” en ”lief, zachtaardig, zeer werklustig en sociaal”.
Daags na het afhalen van het paard steigerde het paard met zijn voorbenen tegen de ijzeren staven aan de bovenkant van de box, viel bij het rijden andere paarden aan, brak uit en probeerde andere paarden te bestijgen, terwijl hij op dat moment bereden werd. Het paard is niet in de pensionstal naast merries en ruinen te houden en is tevens ook niet in een quadrille te berijden. Het paard is voor [eiseres] onhoudbaar. Voorts is vastgesteld dat het paard in ernstige mate, in de na langere duur optredende vorm, lucht hapt. Dit gedrag moet reeds voorafgaand aan de koop aanwezig zijn geweest. De dierenarts Klose heeft het paard op 23 november 2007 onderzocht en heeft toen naast het in ernstige mate luchtzuigen gewezen op de lengte van de snijtanden van het paard, die niet tot het gehemelte reiken. Klose heeft in zijn brief van 2 december 2007 (productie 4 van [eiseres]) het vermoeden uitgesproken dat dit een gevolg is van een kunstgreep
Het paard beschikt niet over de eigenschappen die voor normaal gebruik noodzakelijk zijn, noch over de specifieke eigenschappen voor het gebruik dat [eiseres] van het paard wenst te maken. Het luchtzuigen is een verborgen gebrek, waardoor het paard niet aan de overeenkomst beantwoordt. [eiseres] heeft een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening omdat het paard niet langer dan tot 1 maart 2008 kan worden opgevangen door de huidige stalhouder en het paard in haar pensionstal niet te handhaven is.
4.2. Centraal in de onderhavige procedure staat de vraag of het paard aan de overeenkomst beantwoordt en meer in het bijzonder of het paard reeds voor de levering tekenen van luchtzuigen heeft vertoond.
4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat de koopovereenkomst wordt beheerst door Nederlands recht alsmede dat het hierbij om een consumentenkoop gaat.
Op grond van artikel 7:18 lid 2 BW geldt dat bij een dergelijke koop wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet.
4.4. Als onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat [eiseres] in ieder geval op 20 november 2007, vier dagen na aflevering, bij [gedaagden c.s.] telefonisch heeft gereclameerd over afwijkend gedrag van het paard alsmede dat op 23 november 2007 de door [eiseres] geraadpleegde dierenarts Klose heeft geconstateerd dat het paard een meer dan normale stalonrust vertoonde en lucht zoog. Nu de aard van de onderhavige zaak (een dier) of de afwijking zich daar niet tegen verzet (Hof Arnhem, 2 mei 2006 LJN:AX6541), wordt vermoed dat het paard bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord.
4.5. Tegenover dit vermoeden staan evenwel relevante contra-indicaties. Immers, [gedaagden c.s.] heeft diverse schriftelijke verklaringen (producties 1 tot en met 4) overgelegd van personen die -weliswaar allen niet recent- met het paard te maken hebben gehad, maar welke verklaringen er naar de kern genomen op neer komen dat het paard toen niet met de door [eiseres] vermelde tekortkomingen was behept. [gedaagden c.s.] heeft daarnaast gesteld dat [eiseres] op 20 oktober 2007 het paard heeft bezichtigd en uitgeprobeerd alsmede dat [eiseres] heeft kunnen vaststellen dat het paard gemakkelijk in de omgang was, zich goed liet berijden en zelfs in de nabijheid van merries in de weide geen onaangenaam gedrag vertoonde. [eiseres] heeft dit laatste ter zitting weliswaar gerelativeerd door aan te voeren dat de merries drachtig waren en dat het paard om die reden geen interesse in de merries had, maar dit doet geen afbreuk aan de goede indruk die het paard op 20 oktober 2007 op [eiseres] heeft gemaakt.
Voorts is van belang dat het paard op 16 november 2007 voor de levering door een dierenarts is gekeurd en dat de dierenarts daarbij geen afwijkingen heeft geconstateerd. Meer in het bijzonder heeft de dierenarts niet vastgesteld dat het paard lucht zoog.
[eiseres] heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld dat bedoelde keuring ondeugdelijk is geweest. Het feit dat de dierenarts geen melding heeft gemaakt van het kortere gebit van het paard is daartoe zonder meer niet voldoende. In dit verband is evenmin van belang dat [eiseres] heeft gesteld dat het paard tijdens de keuring was verdoofd. [gedaagden c.s.] heeft immers aangevoerd dat het paard bij de uitwendige keuring niet is verdoofd, maar dat in het kader van de inwendige keuring röntgenfoto’s worden genomen en dat de arts in verband met de waarde van de apparatuur het paard uit voorzorg licht heeft verdoofd. Dit is door [eiseres] niet tegengesproken. Bovendien staat vast dat [eiseres] zich in een e-mail van 19 november 2007 (drie dagen nadat het paard na transport vanuit Nederland in Duitsland was aangekomen) jegens [gedaagden c.s.] zeer lovend heeft uitgelaten over het paard (productie 8 van [gedaagden c.s.]). [eiseres] heeft weliswaar gesteld dat zij dezelfde dag nog telefonisch aan [gedaagden c.s.] heeft medegedeeld dat het paard onhandelbaar was, maar [gedaagden c.s.] heeft aangevoerd dat hij eerst op 20 november 2007 van [eiseres] klachten over het paard heeft ontvangen en dat de door [eiseres] geraadpleegde dierenarts Klose eerst op 23 november 2007 een stalgebrek heeft gediagnosticeerd. [gedaagden c.s.] heeft daaraan nog toegevoegd dat hij de objectiviteit van bedoelde dierenarts in twijfel trekt, nu deze door [eiseres] is aangezocht. Voorts heeft [gedaagden c.s.] gemotiveerd bestreden dat men aan de lengte van de tanden kan zien of een paard een luchtzuiger is.
[eiseres] heeft niet bestreden dat een paard vatbaar is voor verandering van stal, voer, verzorging en training alsmede dat een paard binnen een periode van 2 à 3 dagen het luchtzuigen kan aanleren. [eiseres] heeft niet weersproken dat luchtzuigen kan worden veroorzaakt indien een paard te weinig beweging krijgt en/of te weinig afleiding heeft alsmede dat ook de rantsoensamenstelling hierbij een rol kan spelen. Bij dit alles komt ook nog dat [gedaagden c.s.] gemotiveerd heeft tegengesproken dat [eiseres] voorafgaand aan de koop aan hem kenbaar heeft gemaakt dat het paard in een pensionstal naast merries en ruinen moest kunnen staan en dat zij met het paard in een quadrille wilde rijden. Meer in het bijzonder heeft [gedaagden c.s.] de inhoud van de door [eiseres] als productie 5 overgelegde schriftelijke verklaring van Stefan d.d. 5 december 2007 (met name de derde alinea) bestreden. [gedaagden c.s.] heeft met klem betwist dat hij op een of beide punten garanties aan [eiseres] heeft verstrekt. Tot slot is niet van belang ontbloot dat [eiseres] ter zitting heeft verklaard dat zij indien zij alleen met het paard is geen problemen met het paard heeft.
4.6. Om in deze zaak de verlangde duidelijkheid te verkrijgen is getuigenbewijs noodzakelijk. Voorts dient de stelling van [eiseres] dat de snijtanden van het paard afgevijld waren en dat dit is geschied om de slijtage van het gebit tengevolge van luchtzuigen te camoufleren aan een deskundige te worden voorgelegd. Het kort geding leent zich evenwel niet voor een getuigenbewijs dan wel een onderzoek door een deskundige.
4.7. Bij deze stand van zaken kan niet worden gezegd dat de bodemrechter met hoge mate van waarschijnlijkheid zal oordelen dat [eiseres] de koopovereenkomst op goede gronden buitengerechtelijk heeft ontbonden. Dit brengt met zich dat de vorderingen dienen te worden afgewezen.
4.8. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden c.s.] worden begroot op:
- vast recht € 254,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.070,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden c.s.] tot op heden begroot op € 1.070,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2008.