ECLI:NL:RBZUT:2008:BC6320

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
6 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/851044-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Krijger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie na acceptatie van een transactievoorstel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 6 maart 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 juni 2007 te Lochem een aantal geparkeerde auto’s had vernield. De verdachte had op 16 augustus 2007 een transactievoorstel van het Openbaar Ministerie aanvaard, waarbij hij een werkstraf van 28 uren zou verrichten in ruil voor het niet verder vervolgd worden. Echter, op 4 september 2007 deed het Openbaar Ministerie een nieuw aanbod, waarin de verdachte opnieuw een werkstraf van 28 uren moest verrichten en daarnaast schadevergoeding moest betalen aan benadeelde partijen. De verdachte en zijn raadsman stelden dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was in haar vervolging, omdat de verdachte erop mocht vertrouwen dat na acceptatie van het eerste transactievoorstel er geen nieuwe eisen zouden worden gesteld.

De kinderrechter oordeelde dat het vertrouwen van de verdachte in de overeenkomst niet doorbroken mocht worden door de later ingediende vorderingen van de benadeelde partijen. De rechter stelde vast dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet zodanig zwaarwichtig waren dat het Openbaar Ministerie de overeenkomst mocht openbreken. De kinderrechter concludeerde dat de vervolging van de verdachte in strijd was met de beginselen van goede procesorde, in het bijzonder het vertrouwensbeginsel.

De beslissing van de kinderrechter was dan ook om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Dit vonnis benadrukt het belang van het vertrouwensbeginsel in het strafrecht en de noodzaak voor het Openbaar Ministerie om zich aan gemaakte afspraken te houden.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Kinderrechter
Parketnummer: 06/851044-07
Uitspraak d.d.: 6 maart 2008
Tegenspraak/ dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1991],
wonende te [adres en plaats]
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2008.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 23 juni 2007 te Lochem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een of meer (op of nabij het adres [adres en plaats] ter hoogte van Hotel [naam] en/of op of nabij het [adres en plaats]) geparkeerde auto(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [naam] BV en/of [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D] en/of [slachtoffer E] en/of [slachtoffer F] en/of [slachtoffer G] en/of [slachtoffer H] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door
(delen van) een of meer bedoelde auto's te bekladden/bewerken met verf;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Vaststelling van de feiten:
Aan de verdachte is op 16 augustus 2007 een aanbod gedaan inhoudende dat verdachte niet verder zal worden vervolgd indien hij een werkstraf van 28 uren zal verrichten. Voormeld aanbod is door het Openbaar Ministerie zonder enig voorbehoud gedaan en door verdachte aanvaard. Op 4 september 2007 heeft het Openbaar Ministerie verdachte een nieuw aanbod gedaan naar aanleiding van ingediende vorderingen van benadeelde partijen. Het nieuwe aanbod luidde dat verdachte niet verder zal worden vervolgd indien hij een werkstraf van 28 uren zal verrichten en daarnaast zijn aandeel in de schade (1/2 deel) ad € 278.04 zal vergoeden.
Standpunt van de raadsman van verdachte
Het openbaar Ministerie is niet-ontvankelijk in haar vervolging. De verdachte heeft een transactie aanbod, betreffende een werkstraf van 28 uren, aangeboden gekregen en aanvaard. Hierdoor is een perfecte overeenkomst tot stand gekomen en verdachte mocht er op vertrouwen dat van verdere vervolging werd afgezien. Het nieuwe aanbod, betreffende het verrichten van een werkstraf van 28 uren en het vergoeden van de schade, en de dagvaarding zijn in strijd met de beginselen van goede procesorde en het vertrouwensbeginsel. De verdachte was gewillig de taakstraf te verrichten, maar dit werd hem belet door het nieuwe aanbod tot transactie.
Standpunt van de officier van justitie
Het Openbaar Ministerie had het recht tot vervolging overeenkomstig artikel 74, lid 4 van het Wetboek van Strafrecht. Indien de verdachte de hem aangeboden werkstraf reeds had verricht, was het recht tot verdere vervolging komen te vervallen. Op het moment dat er nog geen aanvang tot het verrichten van de werkstraf was, dienden de benadeelde partijen vorderingen tot schadevergoeding in. De vorderingen dienen meegenomen te worden in een transactievoorstel. De verdachte is op dit aanbod niet ingegaan.
Beoordeling
De verdachte mocht er op vertrouwen dat, gelet op de inhoud van het aanbod van de officier van justitie, na acceptatie geen nieuwe eisen zouden worden gesteld en hij niet zou worden vervolgd. Dit vertrouwen mag in uitzonderlijke gevallen worden doorbroken. Later ingediende vorderingen van de benadeelde partijen leveren naar het oordeel van de kinderrechter geen zodanig zwaarwichtige redenen op dat de officier van justitie de overeenkomst mag openbreken. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn immers niet tenietgegaan en kunnen alsnog bij de burgerlijke rechter worden ingediend. Door verdachte nu toch te vervolgen handelt de officier van justitie in strijd met de beginselen van goede procesorde, in het bijzonder in strijd met het vertrouwensbeginsel.
Beslissing
De kinderrechter beslist als volgt.
Verklaar de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mr. Krijger, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 maart 2008.