ECLI:NL:RBZUT:2008:BC6320
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Krijger
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie na acceptatie van een transactievoorstel
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 6 maart 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 juni 2007 te Lochem een aantal geparkeerde auto’s had vernield. De verdachte had op 16 augustus 2007 een transactievoorstel van het Openbaar Ministerie aanvaard, waarbij hij een werkstraf van 28 uren zou verrichten in ruil voor het niet verder vervolgd worden. Echter, op 4 september 2007 deed het Openbaar Ministerie een nieuw aanbod, waarin de verdachte opnieuw een werkstraf van 28 uren moest verrichten en daarnaast schadevergoeding moest betalen aan benadeelde partijen. De verdachte en zijn raadsman stelden dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was in haar vervolging, omdat de verdachte erop mocht vertrouwen dat na acceptatie van het eerste transactievoorstel er geen nieuwe eisen zouden worden gesteld.
De kinderrechter oordeelde dat het vertrouwen van de verdachte in de overeenkomst niet doorbroken mocht worden door de later ingediende vorderingen van de benadeelde partijen. De rechter stelde vast dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet zodanig zwaarwichtig waren dat het Openbaar Ministerie de overeenkomst mocht openbreken. De kinderrechter concludeerde dat de vervolging van de verdachte in strijd was met de beginselen van goede procesorde, in het bijzonder het vertrouwensbeginsel.
De beslissing van de kinderrechter was dan ook om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Dit vonnis benadrukt het belang van het vertrouwensbeginsel in het strafrecht en de noodzaak voor het Openbaar Ministerie om zich aan gemaakte afspraken te houden.