ECLI:NL:RBZUT:2008:BC6723

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
5 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/850493-04 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Borgerhoff Mulder
  • Kleinrensink
  • Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugszaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 5 maart 2008 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die betrokken was bij de handel in softdrugs. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel toegewezen. De verdachte was in de periode van 16 september 2002 tot en met 18 januari 2005 actief in de handel in softdrugs, waarbij hij samen met een medeverdachte handelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende deze periode in totaal 109 kilogram softdrugs heeft verhandeld, met een geschatte winst van 3.000 euro per kilogram. Dit leidde tot een totaal voordeel van 327.000 euro, waaruit kosten van 36.094 euro zijn afgetrokken, resulterend in een netto wederrechtelijk verkregen voordeel van 290.906 euro.

De rechtbank heeft de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op 179.145 euro, rekening houdend met de periode waarin de verdachte actief was en de winst die hij heeft behaald. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman dat de vordering tot ontneming niet kenbaar was voor de verdachte, aangezien deze vordering op 12 juni 2006 aan de verdachte was betekend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in zijn belangen was geschaad en dat de vordering terecht was ingediend. De beslissing is genomen na openbare terechtzittingen waarbij de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman zijn gehoord.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850493-04 (ontneming)
Uitspraak d.d.: 5 maart 2008
tegenspraak / oip
VERKORT VONNIS
Beslissing op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, betreffende:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Turkije) op [1945],
wonende te [adres en plaats].
Procesgang
Bij de vonnissen van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank, van 30 december 2004 en 18 juli 2006 is de veroordeelde, voorzover hier van belang, ter zake van het in zijn strafzaken bewezenverklaarde, gekwalificeerd als:
- Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- Medeplegen van in de uitoefening van een beroep op bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
- Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- Medeplegen van in de uitoefening van een beroep op bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
- Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
tot straf veroordeeld.
Onderzoek van de zaak
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van de in het openbaar gehouden terechtzittingen van 4 juli 2006, 25 oktober 2006, 20 februari 2007 en 20 februari 2008 waarbij zijn gehoord de officier van justitie, veroordeelde en zijn raadsman, alsmede de voorafgaande schriftelijke ronde.
Vordering van het Openbaar Ministerie
De vordering van het Openbaar Ministerie houdt in dat aan veroordeelde als wederrechtelijke verkregen voordeel zal worden ontnomen een bedrag van € 465.370,00.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
Beoordeling van vordering
Naar oordeel van de rechtbank heeft veroordeelde tot het hierna vermelde bedrag wederrechtelijke voordeel verkregen door middel van of uit baten van de in zijn strafzaak bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de veroordeelde vorenbedoeld voordeel heeft verkregen op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en ontleent aan de inhoud daarvan tevens de schatting van bedoeld voordeel.
Vaststelling van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank neemt bij de vaststelling van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel de volgende feiten en omstandigheden als uitgangspunt:
- Blijkens het in de strafzaak jegens veroordeelde gewezen vonnis is hij in de periode van 16 september 2002 tot en met 18 januari 2005 actief geweest in, zakelijk weergegeven, de handel in softdrugs. De periode beslaat derhalve 121 weken, waarvan 12 vakantieweken uitmaken. De totale periode, waarin softdrugs verhandeld is bedraagt 109 weken.
- In de periode van 16 september 2002 tot en met 18 januari 2005, te weten een periode van 68 weken, heeft veroordeelde tezamen met medeveroordeelde [medeverdachte] in softdrugs gehandeld.
- De rechtbank oordeelt op grond van de verklaring van veroordeelde dat per week één kilo drugs is verkocht, derhalve dat in het totaal 109 kilogram is verkocht gedurende 109 weken.
- Tevens heeft medeveroordeelde [medeverdachte] verklaard dat per kilo een winst van 3.000,00 euro werd gemaakt. Weliswaar worden in het dossier ook andere (hogere) winstbedragen genoemd, maar nu [medeverdachte] zelf een winst van 3.000,00 euro per kilo noemt, neemt de rechtbank aan dat deze winst minimaal behaald zal zijn.
- Uit het in deze zaak opgemaakte rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, veroordeelde betreffende, volgt dat over de gehele periode kosten ten bedrage van 36.094,00 euro zijn gemaakt. De rechtbank volgt deze berekening en maakt die tot de hare.
Het voorgaande leidt tot de navolgende berekening:
- 109 kilo x 3.000,00 euro = 327.000,00 euro
Totaal voordeel: 327.000,00 euro
- kosten 36.094,00 euro
Totaal kosten: 36.094,00 euro
============ -
Totaal voordeel: 290.906,00 euro
Omvang wederrechtelijk verkregen voordeel veroordeelde:
290.906,00 euro / (109 + 68 weken) x 109 weken = 179.145,00 euro
De rechtbank stelt de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op 179.145,00 euro.
Voor zover de raadsman een beroep heeft gedaan op het arrest Geerings vs Nederland (EHRM 1 maart 2007, no. 30810/03), zal de rechtbank hieraan voorbij gaan, omdat dit arrest ziet op feiten waarvan verdachte uitdrukkelijk is vrijgesproken. Deze situatie doet zich nu niet voor; het gaat slechts om soortgelijke feiten, waarvan aannemelijk moet worden dat veroordeelde daar voordeel van heeft gehad. Tevens heeft de raadsman bepleit dat een zwaardere toets ten grondslag dient te liggen aan de berekening. Dit geeft de rechtbank hem na en de rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval die berekening die zwaardere toets kan doorstaan.
Het verweer van de raadsman dat de vordering tot wederrechtelijk verkregen voordeel niet kenbaar was bij veroordeelde, wordt eveneens verworpen. Op 12 juni 2006 is aan veroordeelde de vordering wederrechtelijk verkregen voordeel in persoon betekend, welke betrekking heeft op de gehele periode waarin veroordeelde in softdrugs gehandeld heeft. Vanaf dat moment wordt geacht dat deze vordering kenbaar is bij verdachte (HR 9 december 2003, NJ 2004,199). Veroordeelde is derhalve niet in zijn belangen geschaad.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op EUR 179.145,00 (honderdnegenenzeventigduizendhonderdvijfenveertig euro).
Legt aan de veroordeelde, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van in totaal
EUR 179.145,00 euro (honderdnegenenzeventigduizendhonderdvijfenveertig euro).
Aldus gewezen door mrs. Borgerhoff Mulder, voorzitter, Kleinrensink en Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 maart 2008.
RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken