ECLI:NL:RBZUT:2008:BC7740

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
25 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/367 GEMWT
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Tj. Gerbranda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor wijnproeverij in strijd met Drank- en Horecawet en bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 25 maart 2008 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een wijnproeverij op Chateau Bejo te Haarlo, had een last onder dwangsom opgelegd gekregen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland. Deze last was opgelegd in verband met overtredingen van de Drank- en Horecawet (DHW) en het geldende bestemmingsplan. Verzoekster was gelast om de overtredingen vóór 1 januari 2008 te beëindigen, met een dreiging van een dwangsom van € 20.000,--. Tijdens de zitting op 20 maart 2008 is het verzoek behandeld, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar advocaat, mr. J.V.M. de Jong, en verweerder vertegenwoordigd was door M.G.J. Lubberink en R.S. Willemsen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende concreet zicht was op legalisatie van de activiteiten van verzoekster, aangezien er in het verleden impliciete gebruiksvrijstellingen waren verleend door de gemeente. De voorzieningenrechter concludeerde dat het besluit tot opleggen van bestuursdwang geschorst moest worden, omdat de onmiddellijke uitvoering daarvan voor verzoekster een onevenredig nadeel zou betekenen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening toe en schorste het bestreden besluit van 27 september 2007.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een vergunning voor het uitoefenen van een horecabedrijf volgens de DHW en de mogelijkheid van bestuursdwang door het college. De voorzieningenrechter gaf aan dat de activiteiten van verzoekster, het laten proeven van wijnen, als bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse moeten worden aangemerkt, waarvoor een vergunning vereist is. Echter, gezien de eerdere vrijstellingen en de mogelijkheid tot legalisatie, werd het besluit geschorst.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nr.: 08/367 GEMWT
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
[verzoekster]
te Haarlo,
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland
verweerder.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder van 27 september 2007.
2. Feiten en procesverloop
Bij het bestreden besluit heeft verweerder verzoekster een last onder dwangsom opgelegd in verband met overtreding van de Drank- en Horecawet (DHW) en het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Daarbij is verzoekster gelast om de geconstateerde overtredingen vóór
1 januari 2008 te beëindigen en beëindigd te houden, op verbeurte van een dwangsom van
€ 20.000,-- ineens.
Namens verzoekster heeft mr. J.V.M. de Jong, advocaat te Apeldoorn, bij brief van 25 oktober 2007 een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Bij brief van 5 maart 2008 is verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het verzoek is behandeld ter zitting van 20 maart 2008, waar verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
M.G.J. Lubberink en R.S. Willemsen.
3. Motivering
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan, of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist. Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft deze uitspraak daaromtrent een voorlopig karakter en is deze niet bindend voor de beslissing in die procedure.
Ingevolge artikel 5:32, eerste lid, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen in de plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. In artikel 125, tweede lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels die het gemeentebestuur uitvoert.
Bij besluit van 27 september 2007 heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd omdat eiseres zonder de in het kader van artikel 3 van de DHW vereiste vergunning wijnproeverijen organiseert en in strijd met het geldende bestemmingsplan gesloten flessen wijn verkoopt op het perceel [adres] te Haarlo.
Ingevolge artikel 3 van de DHW is het verboden zonder daartoe strekkende vergunning van burgemeester en wethouders het horecabedrijf of slijtersbedrijf uit te oefenen. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de DHW wordt onder horecabedrijf verstaan: de activiteit in ieder geval bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik te plaatse.
Tussen partijen is allereerst in geschil de vraag of verzoekster op het perceel [adres] te Haarlo een horecabedrijf uitoefent.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter moet het laten proeven van wijnen door verzoekster op haar perceel worden aangemerkt als het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse. De voorzieningenrechter verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 20 april 2004, LJN: AA5812. In het door de Afdeling beoordeelde geval ging het om een vennootschap onder firma die een slijtersbedrijf exploiteerde dat zich met name richtte op de verkoop van kwaliteitswijnen. De firma wenste in haar bedrijf proeverijen te organiseren ten einde haar cliënten de gelegenheid te bieden kennis te maken met het assortiment wijnen. In het onderhavige geval is eveneens sprake van het bieden van de gelegenheid aan klanten om kennis te maken met de door verzoekster geproduceerde wijnen, hetgeen moet worden beschouwd als het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse, waarvoor ingevolge artikel 3 van de DHW een vergunning nodig is.
Vast staat dat verzoekster niet beschikt over een dergelijke vergunning zodat verweerder in beginsel bevoegd is om ter zake van overtreding van de DHW met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden.
Met betrekking de gestelde overtreding van de gebruiksbepalingen van het ter plaatse geldende bestemmingsplan overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Zoals de commissie bezwaarschriften in het advies van 21 februari 2008 terecht heeft opgemerkt, heeft verweerders rechtsvoorganger met de in 1995, 1997 en 2000 verleende bouwvergunningen impliciet vrijstelling verleend voor het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van de betreffende opstallen als wijnproeflokaal waarbij klanten eveneens in de gelegenheid worden gesteld flessen wijn te kopen voor gebruik elders. In dit verband verwijst de voorzieningenrechter naar de uitspraken van de Afdeling van 20 juni 2001 (LJN:AN6787) en van 8 september 2004 (Bouwrecht 2005, nr. 6). Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter staat het verweerder dan ook niet vrij om ter zake van dit gebruik middels bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden.
Ter zitting is namens verweerder aangegeven dat voor het proeflokaal in beginsel een vergunning op grond van artikel 3 van de DHW zou kunnen worden gegeven als aan alle voorwaarden ter zake is voldaan. Het lijkt niet uitgesloten dat de eventueel noodzakelijke aanpassingen van het proeflokaal op grond van het thans geldende bestemmingsplan “Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen” toegestaan zijn, zodat zicht is op legalisatie. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de onmiddellijke uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich brengt in verhouding tot het met zodanige uitvoering te dienen belang.
Het verzoek om toepassing van artikel 8:81 Awb komt derhalve voor inwilliging in aanmerking als hieronder bepaald.
Er is tevens aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van verzoekster. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden ter zake van rechtsbijstand 2 punten toegekend, waarbij een wegingsfactor 1 wordt gehanteerd.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- schorst het bestreden besluit.
Aldus gegeven door mr. Tj. Gerbranda en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2008 in tegenwoordigheid van mr. M.H.M. Steigenga-Gerritsen als griffier.