ECLI:NL:RBZUT:2008:BC7959

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
25 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/922016-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Roessingh
  • A. van Harreveld
  • J. Vaandrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van voormalig bedrijfsleider van horeca-onderneming wegens belasting- en valsheidsdelicten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 25 maart 2008 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de voormalig bedrijfsleider van een horeca-onderneming in Harderwijk. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden en een werkstraf van 180 uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een aanzienlijke periode schuldig heeft gemaakt aan belasting- en valsheidsdelicten, wat de samenleving in hoge mate nadeel heeft toegebracht door het ontstane fiscale nadeel. De verdachte heeft samen met de eigenaar van de horeca-onderneming opzettelijk onjuiste aangiften gedaan voor de loonbelasting en de inkomstenbelasting over meerdere jaren, en heeft valsheid in geschrifte gepleegd door periodieke opgaven van gewerkte uren valselijk op te maken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan deze verboden gedragingen en dat hij op de hoogte was van de zwart uitbetaalde lonen. De rechtbank heeft de rol van de verdachte in de samenwerking met de eigenaar van de onderneming als significant beoordeeld, en heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat de verdachte geen strafrechtelijke antecedenten had en inmiddels een nieuwe baan had gevonden. De rechtbank heeft de strafoplegging gematigd, maar benadrukt de ernst van de feiten en het financiële nadeel dat is ontstaan door het handelen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/922016-07
Uitspraak d.d.: 25 maart 2008
Tegenspraak/ oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats 1955],
wonende te [adres].
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2008.
2. Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Namens de verdachte is aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit. De officier van justitie is in strijd met de Richtlijnen van de Ministeries van Justitie en Financiën overgegaan tot dagvaarding terzake van dit feit, hoewel het berekende belastingnadeel jaarlijks lager lag dan het volgens de richtlijn voor strafvervolging geldende drempelbedrag.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
De genoemde richtlijn is alleen van toepassing indien een verdachte enkel wordt gedagvaard voor een feit als onder 2 is vermeld. Aangezien aan verdachte naast dit feit ook nog twee andere feiten ten laste zijn gelegd die niet vallen onder genoemde richtlijn, stond het de officier van justitie vrij verdachte tevens voor het onder 2 ten laste gelegde te vervolgen.
Het openbaar ministerie is dus ontvankelijk.
3. De tenlastelegging
1.
[naam horecabedrijf] BV,
in of omstreeks de periode 10 april 2000 tot en met 27 januari 2005,
te Harderwijk, en/of Lelystad, en/of Heerlen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen,
(telkens) opzettelijk een of meer bij de Belastingwet voorziene aangifte(n),
als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een of meer
aangifte(n) voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen over een of
meer periode(n) van het/de jaar/jaren 2000, en/of 2001, en/of 2002, en/of
2003, en/of 2004,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte (telkens)
opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te
Harderwijk, en/of Lelystad, en/af Heerlen ingeleverde aangiftebiljet(ten)
loonbelasting en premie volksverzekeringen over genoemd(e) periode(n) van
genoemd(e) jaar/jaren (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans
(telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit
(telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer
andere(n), althans alleen, (telkens) tot bovenomschreven strafbare feit(en)
opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan
bovenomschreven verboden gedraging(en).
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
2.
hij,
in of omstreeks de periode 27 maart 2001 tot en met 24 maart 2005,
te Harderwijk, en/of Lelystad, en/of Heerlen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als
bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n)
voor de inkomstenbelasting over het/de jaar/jaren 2000, en/of 2001, en/of
2002, en/of 2003, en/of 2004 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers
heeft verdachte (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen
of de Belastingdienst te Harderwijk, en/of Lelystad, en/of Heerlen ingeleverde
aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting over genoemd(e) jaar/jaren (telkens)
(een gedeelte van) zijn contant ontvangen loon van [naam horecabedrijf] BV en/of een
ander bedrijf, althans een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te
laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte
dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
3.
hij,
in of omstreeks de periode 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004,
te Harderwijk, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) een periodieke opgave van de gewerkte uren door werknemers van [naam horecabedrijf] BV, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van
enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte
(telkens) een of meer werknemers in het geheel niet vermeld op de urenlijst
en/of de gewerkte uren door werknemers niet vermeld op de urenlijst en/of het
aantal gewerkte uren te laag vermeld op de urenlijst,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. Bewijsoverweging
5.1
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat de eigenaar [naam eigenaar] al voor de aankoop van de horecaonderneming was gebleken dat het gebruikelijk was dat in elk horecabedrijf een deel van de lonen zwart werd uitbetaald. [naam eigenaar] vernam van verdachte dat hij door zijn horeca-ervaring wist hoe zwart geld gecreëerd kon worden. [naam eigenaar] heeft tegen verdachte gezegd dat hij zijn gang kon gaan. [naam eigenaar] heeft ook verklaard dat verdachte bij aanvang van zijn werkzaamheden heeft gevraagd een deel van zijn loon maandelijks zwart uitbetaald te krijgen.
Verdachte heeft wekelijks overzichten van de contante inkomsten en uitgaven opgesteld die mogelijk met de werkelijkheid overeen kwamen, maar hij verstrekte aan [naam eigenaar] maandelijks tevens gespecificeerde loonbetalingsoverzichten, waarin slechts een deel van de contante loonbetalingen was verwerkt en die dus een van die betalingen een onjuist beeld gaven.
Verdachte nam bovendien wekelijks voor zichzelf een bedrag uit de kas, dat niet op de overzichten van uitgaven werd opgenomen. Hij heeft die contante bedragen ook niet opgegeven bij zijn aangiftes voor de inkomstenbelasting.
Ten behoeve van de loonadministratie maakte verdachte aan de hand van de weeklijsten maandlijsten op, die in de boekhouding werden verwerkt. [naam eigenaar] heeft verklaard en verdachte heeft ook erkend dat er op de maandlijsten minder namen van personeelsleden werden vermeld dan op de weeklijsten. De namen van de personeelsleden op maandlijsten betrof slechts personeelsleden die uiteindelijk een jaaropgave wilden hebben. [naam eigenaar] heeft verklaard dat hij die maandlijsten wel heeft gezien, maar dat zij op initiatief van verdachte zijn opgemaakt. De officier van justitie heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten geconcludeerd dat er sprake is geweest van nauwe en volledige samenwerking tussen verdachte en [naam eigenaar] cs.
5.2
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten. Hij heeft aangevoerd dat de onder 1 tenlastegelegde verboden gedraging niet aan verdachte toegerekend kan worden. Niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit in vereniging heeft gepleegd, dat hij opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven. Ook kan niet bewezen worden verklaard dat er sprake is geweest van een samenwerkingsverband. [naam eigenaar] had de regie ten aanzien van de verwerking van de gegevens en verdachte is niet betrokken geweest bij de aangiftes.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde is door verdachte erkend dat hij deels contant (netto) is betaald en dat deze inkomsten mogelijkerwijs niet gemeld zijn bij de belastingdienst. Het initiatief om een deel netto uit te betalen is destijds afkomstig geweest van [naam eigenaar]. Verdachte heeft er op vertrouwd dat [naam eigenaar] zijn netto salaris richting de belastingdienst zou bruteren.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde is aangevoerd dat [naam eigenaar] degene geweest die verdachte heeft geïnstrueerd om met zogenaamde schaduwlijsten te gaan werken en dat de weekoverzichten conform de werkelijkheid door verdachte waren opgemaakt. Het heeft zich aan het zicht van verdachte onttrokken op welke wijze de gegevens in de boekhouding werden verwerkt.
5.3
Bewijsmotivering(eindnoot 1)
Aanleiding tot het onderzoek(eindnoot 2) was de brief van de curator van de gefailleerde besloten vennootschap [naam horecabedrijf] B.V. Zij heeft gevraagd een boekenonderzoek in te stellen naar door haar geconstateerde omzetverschillen en haar constatering dat er zwarte lonen werden uitbetaald. Daardoor is er over de jaren 2000 tot en met 2004 telkens onjuiste aangifte gedaan met betrekking tot de loonbelasting en premie volksverzekeringen.
[naam eigenaar] heeft verklaard(eindnoot 3) dat hij de horecagelegenheid [naam horecabedrijf] B.V. te Harderwijk in 1999 heeft gekocht. Zijn vrouw was belast met de boekhoudkundige administratie. [naam eigenaar] heeft verdachte [verdachte] als bedrijfsleider aangesteld en met de dagelijkse leiding belast. Verdachte [verdachte] leverde eenmaal per week de stukken en het geld. [naam eigenaar] is er altijd van op de hoogte geweest dat er zwarte lonen werden uitbetaald binnen [naam horecabedrijf] B.V. Hij heeft tegen verdachte, die had verteld dat het gebruikelijk was binnen de horeca om een deel van de lonen zwart te betalen, gezegd dat hij zijn gang kon gaan. Hij kreeg wekelijks de lijsten, die werden opgesteld door verdachte. Van een bepaald deel van de contant uitbetaalde lonen is de verschuldigde loonbelasting wel afgedragen. Verdachte [verdachte] maakte daar maandelijks apart een lijstje voor op. De grote lijn was dat de weekomzetten werden afgeroomd met het bedrag van de zwart uitbetaalde lonen. [vrouw eigenaar] verwerkte de door verdachte [verdachte] verstrekte gegevens en de Veluwse Associatie verzorgde daarna de aangiftes op basis van die gegevens. De aangiften waren dus onjuist in de zin van te laag. Verdachte [verdachte] kreeg ook zelf contante bedragen. Hij vroeg vanaf het begin of hij een gedeelte van zijn salaris zwart uitbetaald kon krijgen, in eerste instantie € 140,-- per week, de laatste twee jaren € 340,-- per week. [verdachte] wist dat het om zwart loon ging.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 11 maart 2008 verklaard dat [naam eigenaar] wekelijks op de hoogte werd gehouden van de gewerkte uren en van de zwart betaalde lonen. [naam eigenaar] had in 1999 aangegeven dat hij niet alle gewerkte uren wilde opgeven.
Verdachte heeft maandlijsten opgemaakt waarvan hij ter terechtzitting heeft verklaard dat deze fictief waren. Op de opgemaakte maandlijsten werden minder uren vermeld dan de daadwerkelijk door die personen bij [naam horecabedrijf] B.V. gewerkte uren en er werden bovendien personeelsleden niet op de maandlijst vermeld die wel op de weeklijsten waren vermeld. Hij wist dat de maandlijsten niet correct waren. De maandlijsten heeft hij aan [naam eigenaar] afgegeven. Een aantal van die lijsten heeft hij op verzoek van [naam], van het boekhoudkantoor de Veluwse Associatie, rechtstreeks naar haar gefaxt. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij vanaf het begin een salaris uitbetaald heeft gekregen en daarnaast wekelijks een bedrag uit de kas mocht nemen voor onder andere de onregelmatig gewerkte uren, telefoon- en autokosten.
Tegenover de verbalisanten heeft verdachte verklaard(eindnoot 4) dat zijn salaris vanaf 1999 niet wijzigde en dat dit blijkbaar werd gecompenseerd door contante betalingen. Hij had het vermoeden dat het om zwart geld ging, maar voor hem telde slechts wat hij netto overhield. [getuige 1] vulde aan de hand van zijn jaaropgaven zijn belastingaangiftes in. Hij hoefde nooit te tekenen omdat dit op elektronische wijze ging en [getuige 1] zijn elektronische handtekening had. Hij heeft nooit nagezien of daarbij rekening is gehouden met zijn netto ontvangen verdiensten bij [naam horecabedrijf]. Hij heeft nooit geprobeerd te controleren of zijn aangifte juist en eerlijk was gedaan, maar kan achteraf zeggen dat zijn aangiften waarschijnlijk onjuist zijn geweest.
[getuige 1] heeft verklaard(eindnoot 5) dat zij werkzaam was voor de Veluwse Associatie. Vanaf 2001 heeft zij de boekhouding van [naam horecabedrijf] gecontroleerd en ook aangiftes verzorgd. De dagelijkse leiding was in handen van [verdachte]. De gegevens kreeg zij van [vrouw eigenaar] en ook wel eens van [verdachte]. Zij gaf seintjes als de door haar berekende omzet niet in overeenstemming was met de geboekte omzet. Ze kon soms aan de hand van de inkopen zien dat het niet klopte. Het ging echt scheef lopen vanaf 2003. [naam 2] gaf aan hoe die verschillen weggeboekt moesten worden. Zij heeft de aangifte inkomstenbelasting voor [verdachte] verzorgd aan de hand van de door hem aangeleverde stukken, waaronder de jaaropgave. Zij was daarbij aangewezen op door hem geleverde stukken.
[getuige 2] heeft verklaard(eindnoot 6) dat zij werkzaam was bij de Veluwse Associatie en dat zij sinds 1999 daarvoor de loonadministratie en de aangiftes loonbelasting verzorgde. De bedrijfsleider [verdachte] faxte de uren van de oproepkrachten. Vragen met betrekking tot werknemers moest ze met hem overleggen. Later ontving zij die urenopgaves via [naam eigenaar]. De per fax ontvangen gegevens dienden als basis voor de loonadministratie.
Aangiftes werden aan de hand van verstrekte gegevens opgesteld en ondertekend.
Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend
bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de rol van verdachte zodanig was, dat hij in overleg met [naam eigenaar] bepaalde welk deel van de lonen zwart werd uitbetaald buiten het bedrag dat verdachte volgens afspraak wekelijks voor zichzelf uit de kas nam en niet in de overzichten vermeldde. De rechtbank wordt in deze visie bevestigd door de verklaring van verdachte ter zitting, dat het voor hem het belangrijkst was wat hij netto in de hand ontving. De rechtbank acht het op zijn zachts gezegd naïef, dat verdachte meende dat [naam eigenaar] zijn netto-ontvangsten uit de kas van [naam horecabedrijf] B.V. wel zou (laten) bruteren.
[naam eigenaar] leunde op de deskundigheid die verdachte in de horeca had opgebouwd in de jaren voordat hij bij [naam horecabedrijf] kwam werken. [naam eigenaar] heeft hem tot op zekere hoogte de vrije hand gegeven om ook binnen [naam horecabedrijf] B.V. op een zelfde manier (verder) te werken.
6. Bewezenverklaring
Nadere bewijsoverweging:
In het onder 3 ten laste gelegde staat: “de gewerkte uren door werknemers niet vermeld op de urenlijst”. De rechtbank leest dit onderdeel van de tenlastelegging als de uren van werknemers in vaste dienst die overuren hebben gemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
[naam horecabedrijf] BV in de periode 10 april 2000 tot en met 27 januari 2005 Lelystad, en/of Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen over perioden van de jaren 2000, en 2001, en 2002, en 2003 en 2004 onjuist heeft gedaan, immers heeft verdachte telkens opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Lelystad en/of Heerlen ingeleverde aangiftebiljetten loonbelasting en premie volksverzekeringen over genoemde perioden van genoemde jaren telkens een te laag belastbaar bedrag opgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen;
2.
hij in de periode 27 maart 2001 tot en met 24 maart 2005 te Harderwijk en/of Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de inkomstenbelasting over de jaren 2000, en 2001, en 2002, en 2003, en 2004 onjuist heeft gedaan, immers heeft verdachte telkens opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Harderwijk, en/of Lelystad ingeleverde aangiftebiljetten inkomstenbelasting over genoemde jaren telkens zijn contant ontvangen loon van [naam horecabedrijf] BV niet opgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
3.
hij in de periode 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004, te Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen een periodieke opgave van de gewerkte uren door werknemers van [naam horecabedrijf] BV, - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens een of meer werknemers in het geheel niet vermeld op de urenlijst en/of de gewerkte uren door werknemers
niet vermeld op de urenlijst en/of het aantal gewerkte uren te laag vermeld op de urenlijst,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
7. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
feit 2:
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 3:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
9. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de
strafbaarheid van verdachte uitsluit.
10. Oplegging van straf en/of maatregel
10.1
De officier van justitie heeft, er van uitgaande dat alle ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard, gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- een werkstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Ter toelichting heeft de officier van justitie aangevoerd dat hij de hoogte van de eis heeft gebaseerd op het nadeel dat door het plegen van de feiten is ontstaan. Bij de hoogte van het berekende nadeel past in zijn visie een gevangenisstraf. Ook heeft de officier van justitie
aangevoerd dat hij rekening heeft gehouden met de aan de medeverdachte opgelegde straf, dat verdachte inmiddels opleidingen heeft gevolgd en een nieuwe baan heeft gevonden en dat het niet zijn bedoeling is om dit door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te doorkruisen.
10.2
De raadsman heeft aangevoerd dat er voor verdachte geen financiële motieven waren om aan de ten laste gelegde feiten mee te werken. Indien deze feiten tot een veroordeling zouden leiden, dan zou de straf slechts bepaald dienen te worden tot het ontstane nadeel met betrekking tot de loonbelasting en de premie volksverzekering.
Verdachte heeft geen strafrechtelijke antecedenten en het betreft oude feiten. Bij veroordeling ligt een gevangenisstraf daarom niet in de rede. Gelet op het geringe aandeel van verdachte zou deze louter veroordeeld kunnen worden in de voorwaardelijke sfeer. Verdachte is bereid een werkstraf te verrichten.
10.3
Bij de straftoemeting neemt de rechtbank het volgende in aanmerking:
Verdachte heeft zich gedurende een aanzienlijke periode schuldig gemaakt aan belasting- en valsheidsdelicten.
Voorop staat, dat feiten als de hier bewezen geachte de samenleving in hoge mate nadeel toebrengen, niet alleen door het ontstane financiële en fiscale nadeel (alleen reeds voor feit 1 berekend op € 280.945,--) maar ook doordat zij het aanzien van de bedrijfstak schade toebrengen.
Verdachte wist of heeft moeten begrijpen, dat zijn handelen binnen [naam horecabedrijf] dergelijke valsheden in de hand konden en ook zouden werken. Desondanks heeft verdachte willens en wetens jarenlang op deze wijze gewerkt en daarvan ook zelf de vruchten geplukt.
Inmiddels is verdachte niet meer in de horeca werkzaam. Hij heeft zich laten omscholen en heeft werk in een andere branche gevonden. Zijn maandelijkse inkomsten daaruit zijn belangrijk minder dan hij bij [naam horecabedrijf] verdiende.
Door verdachte is aangevoerd dat hij, in het geval van oplegging van een gevangenisstraf of een werkstraf, voortzetting van zijn baan bij zijn huidge werkgever wel kan vergeten.
De rechtbank heeft zich van die mogelijkheid rekenschap gegeven, maar acht de aard, omvang en ernst van de bewezen geachte feiten van dien aard, dat met dat belang geen rekening kan worden in de door verdachte bedoelde zin. De rechtbank zal, net als door de officier van justitie gevorderd, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen maar in plaats daarvan een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een werkstraf, beide van iets lagere orde dan geëist. Dat zit hem in verdachtes blanco strafblad en in de weging van het aandeel van verdachte, afgezet tegen het aandeel van zijn medeverdachte [naam eigenaar] en diens financiële voordeel in/bij de bewezen geachte feiten.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen:
10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 51, 57, 91 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde
heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot:
* een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
* de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen.
Aldus gewezen door mrs. Roessingh, voorzitter, Van Harreveld en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
25 maart 2008.
(eindnoot 1) Wanneer hierna wordt verwezen naar processen-verbaal, betreft dit het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 36745, opgemaakt op 14 december (de rechtbank leest: 2006) of de daarbij gevoegde bijlagen
(eindnoot 2)Het (stam)proces-verbaal, pagina’s 5, 6, 7 en 11
(eindnoot 3)Proces-verbaal van verhoor, codenummer V3-01, pag. 3 t/m 8
(eindnoot 4)Proces-verbaal van verhoor, codenummer V4-03, pag. 3-4 en V4-04, pag. 10-11
(eindnoot 5) Proces-verbaal van verhoor getuige, codenummer G2-01, pag. 4, 5, 6, 7, 9, 10
(eindnoot 16)Proces-verbaal van verhoor getuige, codenummer G3-01, pag. 2, 3, 4