RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Politierechter
Parketnummer: 06/460582-07
Uitspraak d.d.: 4 april 2008
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1968] wonende te [adres en plaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2008.
1.
hij op of omstreeks 03 november 2007 te [plaats], gemeente Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen [adres] en in gebruik bij [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s);
art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 138 lid 4 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 03 november 2007 te [plaats], gemeente Heerde tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] meermalen, althans éénmaal op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of meermalen, althans éénmaal op/tegen het lichaam heeft geschopt/getrapt, waardoor voornoemde [slachtoffer A] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 03 november 2007 te [plaats], gemeente Heerde tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een trapleuning en/of een stopcontact en/of een binnendeur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan woningbouwvereniging [naam] en/of [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 3 november 2007 te [plaats], gemeente Heerde, tezamen en in vereniging met een ander, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [adres] en in gebruik bij [slachtoffer A] en [slachtoffer B];
2.
hij op 3 november 2007 te [plaats], gemeente Heerde tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] meermalen tegen het lichaam heeft geslagen en meermalen tegen het lichaam heeft geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer A] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 3 november 2007 te [plaats], gemeente Heerde tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een trapleuning, een stopcontact en een binnendeur, toebehorende aan woningbouwvereniging [naam], heeft vernield;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee personen het misdrijf plegen;
2. medeplegen ven mishandeling
3. medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging straf en/of maatregel
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de politierechter een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De politierechter heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte, tezamen met zijn broer, zich naar aanleiding van een woordenwisseling van eenvoudige aard schuldig heeft gemaakt aan grof geweld tegen [slachtoffer A]. Verdachte en zijn broer hebben het slachtoffer in zijn woning opgezocht en bij het openen van de voordeur hebben zij direct grof geweld toegepast. Bij de straftoemeting heeft de politierechter tevens in aanmerking genomen dat de rol van verdachte aanmerkelijk kleiner is dan de rol van zijn broer. Daarbij verwijt de politierechter verdachte dat hij in het geheel niets heeft ondernomen om zijn broer te weerhouden van het toepassen van geweld op die [slachtoffer A] en zijn echtgenote, hoewel hij daartoe de gelegenheid heeft gehad en zich - naar hij heeft verklaard - bewust was van het feit dat zijn broer bij het gebruik van alcohol weinig remmingen kent om tot het toepassen van geweld over te gaan. Door in die wetenschap zijn broer te vergezellen, toe te kijken en pas op te treden nadat deze reeds was begonnen met schoppen en slaan dient aan verdachte het door zijn broer toegepast geweld mede te worden toegerekend. Uit de verklaringen van de slachtoffers blijkt niet duidelijk welke rol verdachte heeft gehad, maar wel dat hij op zijn minst één harde duw heeft gegeven aan [slachtoffer A].
De politierechter houdt er rekening mee dat verdachte geen documentatie heeft op het gebied van delicten met een geweldscomponent.
De politierechter acht een deels voorwaardelijke taakstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De politierechter zal daaraan een bijzondere voorwaarde verbinden.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer B] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 525,- (immaterieel) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het tenlastegelegde bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk.
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 600,- (immaterieel) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het tenlastegelegde bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 47, 57, 138, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De politierechter beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar hiervoor.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Bepaalt, dat een gedeelte van de werkstraf, groot 60 (zestig) uren, subsidiair 30 (dertig) dagen hechtenis bij niet of niet naar behoren verrichten van deze straf, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], [adres en plaats], rekeningnummer [rekeningnummer], van een bedrag van € 525,- , met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2007.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer Boerdam voornoemd, een bedrag te betalen van € 525,- , met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres en plaats], rekeningnummer [rekeningnummer], van een bedrag van € 600,- , met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2007.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A] voornoemd, een bedrag te betalen van € 600,- , met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 12 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Aldus gewezen door mr. Van de Wetering, politierechter, in tegenwoordigheid van Stornebrink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 april 2008.