RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Politierechter
Parketnummer: 06/460581-07 en 06/471651-06 (TUL)
Uitspraak d.d.: 4 april 2008
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1986],
wonende te [adres en plaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2008.
1.
hij op of omstreeks 03 november 2007 te [plaats], gemeente Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan [adres] en in gebruik bij [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s);
art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 138 lid 4 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 03 november 2007 te [plaats], gemeente Heerde tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] meermalen, althans éénmaal op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of meermalen, althans éénmaal op/tegen het lichaam heeft geschopt/getrapt/geduwd, waardoor voornoemde [slachtoffer A] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 03 november 2007 te [plaats], gemeente Heerde opzettelijk mishandelend [slachtoffer B], meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt, en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor voornoemde [slachtoffer B] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 03 november 2007 te [plaats], gemeente Heerde tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een trapleuning en/of een stopcontact en/of een binnendeur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan woningbouwvereniging [naam] en/of [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 03 november 2007 te [plaats], gemeente Heerde (telkens) [slachtoffer A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer A] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik zal je wel pakken" en/of "Je bent aan de beurt" en/of "Jij met je groene pakkie. Als je aangifte doet dan weten we je te vinden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 3 november 2007 te [plaats], gemeente Heerde, tezamen en in vereniging met een ander, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan [adres] en in gebruik bij [slachtoffer A] en [slachtoffer B];
2.
hij op 3 november 2007 te [plaats], gemeente Heerde tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] meermalen tegen het lichaam heeft geslagen en meermalen tegen het lichaam heeft geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer A] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 3 november 2007 te [plaats], gemeente Heerde opzettelijk mishandelend [slachtoffer B], eenmaal tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer B] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4.
hij op 3 november 2007 te [plaats], gemeente Heerde tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een trapleuning, een stopcontact en een binnendeur, toebehorende aan woningbouwvereniging [naam], heeft vernield;
5.
hij op 3 november 2007 te [plaats], gemeente Heerde [slachtoffer A] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer A] dreigend de woorden toegevoegd: "Je bent aan de beurt" en "Jij met je groene pakkie. Als je aangifte doet dan weten we je te vinden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde
Uit de verklaring die [slachtoffer A] tegenover de politie heeft afgelegd (pagina 34) blijkt dat toen hij de deur opendeed verdachte onmiddellijk grof geweld tegen hem heeft toegepast. In de smalle hal van de woning is vervolgens een vechtpartij ontstaan. In zijn bij de politie afgelegde verklaring zegt verdachte dat toen [slachtoffer A] de deur opende hij hem direct geschopt heeft waarna er in de hal een vechtpartij is ontstaan. Ter terechtzitting bevestigt hij zijn verklaring.
De aard van de gedraging van verdachte en de inhoud van de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van [slachtoffer A] en die van verdachte, laten redelijkerwijs geen andere conclusie toe dan dat verdachte tenminste willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij door zijn gedraging vernielingen teweeg zou brengen.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee personen het misdrijf plegen;
2. medeplegen van mishandeling;
3. mishandeling
4. medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen;
5. bedreiging met zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging straf en/of maatregel
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de politierechter een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De politierechter heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte teezamen met zijn broer zich naar aanleiding van een woordenwisseling van eenvoudige aard schuldig heeft gemaakt aan grof geweld tegen [slachtoffer A] en zijn vrouw, en bedreiging van die [slachtoffer A]. Pas enige tijd na de woordenwisseling - de politierechter neemt op grond van de gedingstukken aan tenminste een uur - hebben verdachte en zijn broer het slachtoffer in zijn woning opgezocht. Hoewel verdachte in de tussentijd ruim de mogelijkheid heeft gehad te kalmeren, heeft hij zijn gevoelens juist opgekropt en is hij gebleven bij zijn voornemen 'verhaal te halen'. Bij het openen van de voordeur heeft verdachte direct en zonder aankondiging grof geweld toegepast op het slachtoffer.
Bij de straftoemeting heeft de politierechter mede in aanmerking genomen dat het initiatief tot het geweld van verdachte is uitgegaan en zijn rol en zijn aandeel in het geweld aanmerkelijk groter is geweest dan dat van zijn broer.
Daarnaast heeft de politierechter in aanmerking genomen de recidive van verdachte ter zake van delicten met geweldscomponenten, soortgelijk als de onderhavige. Dit soort delicten zijn veelal oorzaak van langdurige angstgevoelens bij de directe slachtoffers. Bovendien dragen zij bij aan de in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
Anderzijds houdt de politierechter er rekening mee dat verdachte uit eigen beweging een gesprek is aangegaan bij het Riagg en zich heeft proberen aan te melden voor een behandeling bij Kairos. Hij lijkt zich te realiseren wat hij het slachtoffer heeft aangedaan.
De politierechter acht een deels voorwaardelijke taakstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De politierechter zal daaraan een bijzondere voorwaarde verbinden.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer B] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 525,- (immaterieel) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het tenlastegelegde bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk.
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 600,- (immaterieel) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het tenlastegelegde bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Vordering tenuitvoerlegging
De politierechter is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 18 juli 2007 (06/471651-06) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand van oordeel dat, gelet op de persoon en omstandigheden van de veroordeelde tenuitvoerlegging slechts voor een gedeelte groot 2 weken moet worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 24c, 27, 36f, 47, 57, 138, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De politierechter beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar hiervoor.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Bepaalt, dat een gedeelte van de werkstraf, groot 60 (zestig) uren, subsidiair 30 (dertig) dagen hechtenis bij niet of niet naar behoren verrichten van deze straf, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt,
ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen voor zijn alcohol- en agressieproblematiek bij de forensisch-psychiatrische instelling Kairos, of een vergelijkbare instelling.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 18 juli 2007, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], [adres en plaats], rekeningnummer [rekeningnummer], van een bedrag van € 525,- , met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2007.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B] voornoemd, een bedrag te betalen van € 525,- , met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres en plaats], rekeningnummer [rekeningnummer], van een bedrag van € 600,- , met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2007.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A] voornoemd, een bedrag te betalen van € 600,- , met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 12 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Aldus gewezen door mr. Van de Wetering, politierechter, in tegenwoordigheid van Stornebrink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 april 2008.