ECLI:NL:RBZUT:2008:BC9336

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
16 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
88640 / KG ZA 07-272
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G. Vrieze
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter in internationale rechtsmachtkwestie met betrekking tot Jersey

In deze zaak, die op 16 januari 2008 door de Rechtbank Zutphen is behandeld, stond de vraag centraal of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in een geschil waarbij de gedaagde, Mourant & Co Retirement Trustees Limited, is gevestigd op Jersey, een gebied dat geen lid is van de Europese Unie. Eiseres, die in Nederland woont, vorderde dat de voorzieningenrechter Mourant zou veroordelen tot medewerking aan de verkoop van een woning die eigendom is van een trust waarvan Mourant de trustee is. De voorzieningenrechter oordeelde dat de EEX-Verordening niet van toepassing is, omdat Jersey geen EU-lid is, en dat de Nederlandse rechter daarom niet bevoegd is om van de vorderingen van eiseres kennis te nemen. Eiseres had zich beroepen op verschillende artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om rechtsmacht te claimen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een onrechtmatige daad die in Nederland had plaatsgevonden, en dat de vorderingen van eiseres niet voldoende met de Nederlandse rechtssfeer verbonden waren. De voorzieningenrechter verklaarde zich onbevoegd en veroordeelde eiseres in de proceskosten van Mourant, die op € 1.067,00 werden begroot. Het vonnis benadrukt de restrictieve uitleg van de rechtsmacht in internationale geschillen en de noodzaak voor eiseres om haar zaak aan de rechter in Jersey voor te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 88640 / KG ZA 07-272
Vonnis in kort geding van 16 januari 2008
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
procureur mr. R. Klein,
advocaat mr. R.W.F. Hendriks te ´s-Hertogenbosch,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
MOURANT & CO RETIREMENT TRUSTEES LIMITED,
zonder bekende plaats van vestiging of kantooradres in Nederland,
gevestigd te St. Helier (Jersey),
gedaagde,
procureur mr. R. Klein,
advocate mr. I.E. Wong te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ook [eiseres] en Mourant genoemd worden.
1. De procedure
[eiseres] heeft bij exploot van 16 november 2007 Mourant gedagvaard voor de voorzieningenrechter in deze rechtbank.
Op 19 december 2007 heeft de mondelinge behandeling van deze zaak plaatsgevonden, waarbij partijen hun standpunten -mede aan de hand van een pleitnota en onder overlegging van producties- hebben toegelicht.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is door eiseresses voormalige echtgenoot [naam voormalig echtgenoot] een verzoek tot voeging aan de zijde van Mourant gedaan, dat op vordering van [eiseres] is afgewezen op grond van het late tijdstip van aankondiging en indiening ervan.
Ten slotte hebben partijen om vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is op 2 september 1988 gehuwd met [naam voormalig echtgenoot] (hierna: [naam voormalig echtgenoot]) onder huwelijkse voorwaarden, houdende uitsluiting van elke gemeenschap van goederen.
2.2. Op 26 februari 1993 is naar het recht van het eiland Jersey door Turino Consolidated Ltd. en Mourant opgericht de [naam trust] Trust (hierna: de Trust). Gedaagde is trustee (bestuurder) van de Trust.
2.3. De Trust heeft in oktober 1994 voor NLG 585.000,-- de woonboerderij met ondergrond gelegen aan de [adres] (hierna de woning) gekocht. De woning is op 30 december 1994 aan de Trust geleverd. [eiseres] en [naam voormalig echtgenoot] zijn beiden de uitsluitende begunstigden van de Trust, dat wil ingevolge de in de trustakte gegeven definitie zeggen: “any member or other person to whom a benefit is to be paid under the rules.”
2.4. De woning is het enige vermogensbestanddeel van de Trust. [eiseres] en [naam voormalig echtgenoot] hebben de woning met ingang van 1 januari 1995 voor een huurprijs van NLG 18.000,-- per jaar van de Trust gehuurd en als echtelijke woning gebruikt.
2.5. [eiseres] en [naam voormalig echtgenoot] hebben bij akte van 21 juni 1996 hun huwelijkse voorwaarden gewijzigd onder meer in die zin dat is bepaald dat zij bij het einde van het huwelijk door echtscheiding zullen afrekenen alsof tussen hen algehele gemeenschap van goederen heeft bestaan.
2.6. Op 17 mei 1999 hebben [eiseres] en [naam voormalig echtgenoot] een zogenaamde “Letter of Wishes” ondertekend en aan Mourant gezonden. [eiseres] en [naam voormalig echtgenoot] hebben daarbij onder meer verklaard dat wanneer zij zouden scheiden van echt, de woning en alle inkomsten daaruit voor de toekomst geacht zullen worden in de Trust te worden gehouden ten bate van ieder van partijen in de verhouding 50/50.
2.7. Het huwelijk tussen [eiseres] en [naam voormalig echtgenoot] is ontbonden door inschrijving - op 1 maart 2001- van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank d.d. 25 januari 2001 in de daartoe bestemde openbare registers.
2.8 Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 21 mei 2003 is bepaald dat de trustrechten bij helfte tussen [eiseres] en [naam voormalig echtgenoot] moesten worden verdeeld en dat de echtelijke woning aan [eiseres] diende te worden verkocht op een door de notaris te bepalen wijze. [naam voormalig echtgenoot] is van deze beschikking in hoger beroep gegaan.
2.9. In zijn beschikking d.d. 24 februari 2004 heeft het Gerechtshof te Arnhem onder meer (rechtsoverweging 4.18) overwogen dat de huwelijkse voorwaarden van 1996 bepalend zijn voor de afrekening tussen [eiseres] en [naam voormalig echtgenoot] en dat partijen geacht moeten worden gelijke aanspraken op het in de Trust aanwezige vermogen te kunnen doen gelden. Bij beschikking van 8 februari 2005 heeft het Gerechtshof te Arnhem de hiervoor sub 2.8. vermelde beschikking vernietigd en [naam voormalig echtgenoot] onder meer veroordeeld zijn medewerking te verlenen en al het nodige te doen om te bewerkstelligen dat de trustee van de Trust binnen drie maanden de woning aan [eiseres] verkoopt en levert tegen betaling door [eiseres] aan de Trust van € 415.000,--, dit bedrag te vermeerderen met de termijnen van € 681,-- per maand over de periode van april 2000 tot de dag van levering en te verminderen met een bedrag van € 19.637,-- en de door [eiseres] in het jaar 2004 en daarna tot de levering betaalde eigenaarslasten en premies opstalverzekering. [naam voormalig echtgenoot] heeft aan deze veroordeling niet voldaan. De trustee van de Trust heeft de woning niet aan [eiseres] willen leveren.
2.10. Bij - uitvoerbaar bij voorraad verklaard - vonnis van de voorzieningenrechter in deze rechtbank d.d. 9 november 2006 is [naam voormalig echtgenoot] veroordeeld een “Letter of Wishes” te ondertekenen teneinde de trustee van de Trust te bewegen gevolg te geven aan voormelde beschikkingen van het Gerechtshof te Arnhem. Tevens is [naam voormalig echtgenoot] geboden om zich te onthouden van enige communicatie tussen hemzelf en de trustee met het doel of effect de inhoud van de “Letter of Wishes” te ontkrachten. Aan deze veroordelingen is een dwangsom verbonden van € 1.000,-- per dag, met een maximum van € 100.000,--. [naam voormalig echtgenoot] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de voorzieningenrechter.
2.11. Op 12 april 2007 heeft [naam voormalig echtgenoot] een “Letter of Wishes” ondertekend, met de aantekening: “signed subject to pending Appeal Lodged on 5 December 2006 and formally registered on 13 March 2007”.
2.12. [eiseres] heeft bij brief van 17 april 2007 Mourant gesommeerd om gevolg te geven aan het verzoek van de begunstigden zoals blijkt uit de “Letter of Wishes” en over te gaan tot verkoop en levering van de woning aan [eiseres].
2.13. Mourant heeft aangegeven - mede gelet op het door [naam voormalig echtgenoot] ingestelde hoger beroep van het sub 2.10. vermelde vonnis - niet mee te werken aan levering van de woning aan [eiseres].
2.14. In de appelprocedure heeft het Gerechtshof te Arnhem bij arrest van 5 juni 2007 aan [eiseres] akte verleend van het niet dienen van grieven door [naam voormalig echtgenoot]. Bij arrest van 3 juli 2007 heeft het Gerechtshof te Arnhem [naam voormalig echtgenoot] toegestaan om tegen voormelde beslissing tussentijds beroep in cassatie in te stellen.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. Mourant zal gebieden om binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis mee te werken aan de verkoop en levering van de woning aan [eiseres] en wel zodanig dat de verkoop en levering ook daadwerkelijk binnen voormelde termijn van 14 dagen heeft plaatsgevonden, een en ander onder de voorwaarden zoals beschreven in de beschikkingen van het Hof Arnhem van 24 februari 2004 en 8 februari 2005, waaronder betaling door [eiseres] van de koopprijs ter hoogte van € 415.000,--, onder aftrek door [eiseres] van (a) 50 % van het in de Trust aanwezige vermogen, bestaande uit € 415.000,-- vermeerderd met de huurtermijnen van € 681,-- per maand vanaf 1 juni 2000; alsmede (b) onder aftrek van het door [naam voormalig echtgenoot] verbeurde dwangsommen van € 100.000,-- (c) onder aftrek van de door [eiseres] gemaakte en te maken kosten voor onderhoud ter hoogte van een bedrag van tenminste € 12.000,-- en (d) de door [eiseres] betaalde eigenaarslasten en verzekeringen van een bedrag van tenminste € 25.000,-- dit (e) vermeerderd met 50 % van de kosten van Mourant, zulks op straffe van een dwangsom van € 20.000,-- per dag dat Mourant geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan het vorenstaande te voldoen;
2. Indien Mourant niet (tijdig) voldoet aan de hiervoor sub 1 vermelde veroordeling tot verkoop en/of levering, zal bepalen op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW dat het te dezen [te wijzen] vonnis in de plaats zal treden van de (wils) verklaringen van Mourant in verband met de verkoop en/of levering, zulks evenzeer met inachtneming van de voorwaarden als omschreven in de beschikkingen van het Hof Arnhem van 24 februari 2004 en 8 februari 2005, waaronder betaling door [eiseres] van de koopprijs ter hoogte van
€ 415.000,--, onder aftrek door [eiseres] van (a) 50 % van het in de Trust aanwezige vermogen, bestaande uit € 415.000,-- vermeerderd met de huurtermijnen van € 681,-- per maand vanaf 1 juni 2000; alsmede (b) onder aftrek van de door [naam voormalig echtgenoot] verbeurde dwangsommen van € 100.000,-- (c) onder aftrek van de door [eiseres] gemaakte en te maken kosten voor onderhoud ter hoogte van een bedrag van tenminste € 12.000,-- en (d) de door [eiseres] betaalde eigenaarslasten en verzekeringen van een bedrag van tenminste
€ 25.000,-- dit (e) vermeerderd met 50 % van de kosten van Mourant, zulks op straffe van een dwangsom van € 20.000,-- per dag dat Mourant geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan het vorenstaande te voldoen;
subsidiair: die voorzieningen zal treffen die de Voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht;
alles met veroordeling van Mourant in de kosten van deze procedure.
3.2. Mourant heeft aangevoerd dat de voorzieningenrechter geen rechtsmacht toekomt en heeft de vorderingen van [eiseres] ook inhoudelijk gemotiveerd bestreden. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Nu Mourant niet in Nederland is gevestigd noch hier te lande mede kantoor houdt, dient als eerste te worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van [eiseres].
4.2. Mourant is gevestigd op Jersey, dat onderdeel uitmaakt van de Kanaaleilanden. De Kanaaleilanden behoren als “dependencies of the Crown” wel tot het Britse Gemenebest, maar niet tot het Verenigd Koninkrijk. Jersey is geen lid van de Europese Unie, zodat de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van de beslissingen in burgerlijke- en handelszaken (kort: EEX-verordening) in deze niet van toepassing is. De vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt dient te worden beoordeeld aan de hand van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Aan de wettelijke regeling ligt de bedoeling van de wetgever ten grondslag dat wanneer geen verordening of verdragen van toepassing zijn, in Nederland in beginsel een titel moet kunnen worden verkregen, hetgeen een ruime rechtsmachtregeling veronderstelt. Opgemerkt wordt dat artikel 126 lid 3 Rv (oud), dat rechtsmacht aan de Nederlandse rechter toekende op grond van de woonplaats van de eiser hier te lande, in het huidige Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet is overgenomen, omdat dit forum actoris algemeen als “exorbitant” wordt aangemerkt.
4.3. [eiseres] beroept zich in deze primair op artikel 6 aanhef en sub d Rv, waarin is bepaald dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt in zaken betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad, indien het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan. Volgens [eiseres] is de schade in Nederland veroorzaakt omdat zij hier woont en het vermogensbestanddeel waar zij recht op heeft en dat haar wordt onthouden, in Nederland is gelegen.
4.4. [eiseres] kan in dit betoog niet worden gevolgd. Voor toepassing van voormelde bepaling is vereist dat sprake is van een in Nederland gepleegde onrechtmatige daad die aan de schade ten grondslag ligt. Daarvan is hier geen sprake, nu Mourant als bestuurder van de Trust in deze slechts weigerachtig is te voldoen aan de wens van [eiseres] om mede te werken aan levering van de aan de Trust in eigendom toebehorende woning en verdeling van het trustvermogen. Daarbij komt dat het stilzitten van Mourant op zichzelf geen schade veroorzaakt, nu het trustvermogen daardoor niet wordt aangetast. Van de schade die [eiseres] lijdt tengevolge van de stagnatie in de financiële afwikkeling van het huwelijk tussen [eiseres] en [naam voormalig echtgenoot] vordert [eiseres] in het kader van de onderhavige procedure trouwens ook geen vergoeding. Aan artikel 6 aanhef en sub d Rv kan de voorzieningenrechter dan ook geen rechtsmacht ontlenen.
4.5. Het beroep van [eiseres] op artikel 6 aanhef en sub f Rv slaagt evenmin. Van een afwikkeling van een nalatenschap is immers geen sprake. Voor zover [eiseres] tevens een beroep heeft willen doen op artikel 6 aanhef en sub e Rv, waarin is bepaald dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt in een zaak betreffende zakelijke rechten op, alsmede huur en verhuur, pacht en verpachting van in Nederland gelegen onroerende zaken, gaat dit ook niet op. De betreffende bepaling heeft een beperkt toepassingsbereik. Er bestaat geen grond om deze bepaling aldus uit te leggen dat daarmee tevens is beoogd rechtsmacht te scheppen in een geval als het onderhavige betreffende medewerking van een derde aan de vermogensrechtelijke afwikkeling van een huwelijk, waarbij de voormalige echtelijke woning van de echtelieden in Nederland is gelegen.
4.6. Ten slotte beroept [eiseres] zich op artikel 9 aanhef en sub c Rv, waarin is bepaald dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt indien een zaak die bij dagvaarding moet worden ingeleid, voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden is en het onaanvaardbaar is van de eiser te vergen dat hij de zaak aan het oordeel van een vreemde staat onderwerpt.
4.7. [eiseres] heeft in dit verband het volgende aangevoerd.
Verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer volgt uit haar woonplaats. Tussen haar en [naam voormalig echtgenoot] is in Nederland een huwelijk gesloten waarop Nederlands recht van toepassing is. Een tussen haar en [naam voormalig echtgenoot] met het onderhavige geschil samenhangend geding inzake de afwikkeling van de echtscheidingsprocedure is ook door de Nederlandse rechter afgedaan. De beoogde koop en levering van de in Nederland gelegen voormalige echtelijke woning -het enige actief van het trustvermogen- staat in dit geding centraal.
Zij heeft uitsluitend als privé-persoon een vordering op Mourant. Zij beschikt niet over ruime financiële middelen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het procederen in Jersey in het algemeen, en zeker in vergelijking met de Nederlandse maatstaven, een kostbare aangelegenheid is. De kosten van het procederen in Jersey zouden wel eens niet of nauwelijks kunnen opwegen tegen de mogelijke opbrengsten, zodat het onaanvaardbaar is om van haar te vergen dat zij in Jersey gaat procederen.
4.8. Met [eiseres] dient geoordeeld te worden dat nu het enige actief van de Trust zich in Nederland bevindt, [eiseres] in Nederland woonachtig is en de vordering strekt tot onder meer verkoop van die woning aan haar, de zaak- die bij dagvaarding moet worden ingeleid- voldoende met de rechtssfeer in Nederland verbonden is. Mourant heeft het tegendeel overigens niet betoogd.
4.9. Aldus spitst de vraag of artikel 9 aanhef en sub c Rv in deze rechtsmacht schept zich toe op de vraag of het onaanvaardbaar is om van [eiseres] te vergen dat zij de zaak onderwerpt aan het oordeel van de rechter te Jersey.
4.10. Gelet op de bewoordingen van de wetstekst wordt vooropgesteld dat van deze mogelijkheid van het “forum necessitatis” zeer spaarzaam gebruik moet worden gemaakt en dat de wetsbepaling restrictief moet worden uitgelegd. Het is niet de bedoeling om via deze weg een verkapt “forum actoris” te creëren.
Uit de parlementaire geschiedenis kan worden afgeleid dat bedoelde wetsbepaling toepassing kan vinden in het geval dat het vanwege oorlog of natuurrampen voor eiser onmogelijk is om zijn zaak bij de bevoegde rechter aanhangig te maken. Ook kan gedacht worden aan het geval waarin de eiser tot een bepaalde (etnische) deelgroep van de bevolking behoort en gevreesd moet worden dat voor hem om die reden een behoorlijke rechtsgang bij de bevoegde rechter redelijkerwijze niet gewaarborgd is.
Deze voorbeelden geven aan dat de door [eiseres] aangevoerde hoge proceskosten in beginsel geen omstandigheid kunnen vormen op grond waarvan het onaanvaardbaar is om van haar te vergen dat zij haar zaak aan de rechter te Jersey voorlegt. Dit zou onder omstandigheden wellicht anders kunnen komen te liggen indien het financieel belang van [eiseres] gering zou zijn en zij bij procederen in Jersey er “geld op toe” zou moeten leggen. In de stellingen van [eiseres] ligt niet besloten dat die situatie hier aan de orde is. [eiseres] heeft ook niet gesteld dat te voorzien valt dat bij de bevoegde rechter te Jersey niet of niet zonder bovenmatige inspanning een vonnis verkregen kan worden.
Bij dit alles wordt nog opgemerkt dat Mourant heeft aangevoerd dat zij in 2005 aan [eiseres] heeft gevraagd of zij dan wel Mourant de rechter te Jersey om instructie zou vragen om de zaak af te wikkelen op de door het Gerechtshof te Arnhem bepaalde wijze en dat [eiseres] daar niets op heeft uitgedaan. Voorts heeft Mourant gesteld dat zij daartoe zelf in november 2007 het initiatief heeft genomen en dat [eiseres] aan de rechter te Jersey om uitstel van de hoorzitting heeft verzocht. Dit alles is door [eiseres] niet weersproken. Geconcludeerd moet dan ook worden dat de zaak reeds bij de rechter te Jersey aanhangig is en niet valt in te zien dat [eiseres] haar belangen niet in Jersey kan verdedigen. Op voorhand valt niet aan te nemen dat de tussen [eiseres] en [naam voormalig echtgenoot] gegeven beschikkingen van het Gerechtshof te Arnhem als hier aan de orde voor de rechter te Jersey van geen betekenis zullen zijn.
4.11. Aan artikel 13 Rv kan de voorzieningenrechter geen afzonderlijke grond voor zijn rechtsmacht ontlenen.
In het verlengde van dit onvermogen van de Nederlandse rechter ligt de onmogelijkheid van executie van een eventueel toch gewezen vonnis op Jersey. De gewenste executie in de vorm van inschrijving van een Nederlands vonnis in de Nederlandse openbare registers zal afstuiten op het feit dat niet de tot levering gerechtigde Trust gedagvaard is, maar haar bestuurder, de trustee.
4.12. Het vorenoverwogene brengt met zich dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is om van de onderhavige vorderingen kennis te nemen. Het verweer van Mourant dat de Nederlandse rechter - gelet op het bepaalde in artikel 8 lid 2 Rv - geen rechtsmacht toekomt behoeft dan ook geen bespreking.
4.13. Bij deze stand van zaken dient [eiseres] in de kosten van het geding te worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Mourant worden begroot op:
- vast recht € 251,00
- salaris procureur € 816,00
Totaal € 1.067,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen van [eiseres] kennis te nemen,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Mourant tot op heden begroot op € 1.067,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Vrieze en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2008.