ECLI:NL:RBZUT:2008:BC9360
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Incident tot betaling van een voorschot in civiele procedure
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zutphen, is op 30 januari 2008 een vonnis gewezen in een incident. De eiseres, vertegenwoordigd door procureur mr. W.A. van Leijden, heeft een voorlopige voorziening gevraagd voor de duur van de procedure, waarbij zij een bedrag van € 12.000,00 vordert. De eiseres stelt dat de procedure gecompliceerd is en dat zij behoefte heeft aan liquide middelen. De gedaagde, vertegenwoordigd door procureur mr. H.L.J.M. Kersten, heeft verweer gevoerd en vordert dat de eiseres niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, dan wel dat haar vordering wordt ontzegd. De gedaagde stelt dat hij het verschuldigde bedrag van € 12.613,47 aan de eiseres heeft voldaan en dat de eiseres nodeloos procedeert.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de eiseres in afwijking van de wet de incidentele vordering bij akte heeft ingediend, maar dat de vordering voldoende processueel belang heeft. De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de gevorderde voorlopige voorziening gerechtvaardigd is, gezien het restitutierisico en de bevestiging van de gedaagde dat hij een bedrag aan de eiseres verschuldigd is. De rechtbank heeft daarom de gedaagde veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 12.000,00, uitvoerbaar bij voorraad, en de beslissing omtrent de kosten van het incident aangehouden tot de hoofdzaak.
Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. D. Vergunst, die de zaak heeft behandeld. De uitspraak is een belangrijke stap in de procedure, waarbij de rechtbank de noodzaak van een voorlopige voorziening heeft erkend, ondanks de procedurele afwijkingen van de eiseres.