ECLI:NL:RBZUT:2008:BC9479
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- J. van de Wetering
- A. van Harreveld
- M. Draisma
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van vermeende uitbuiting en dwang tot prostitutie
In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het uitbuiten van een slachtoffer door middel van dwang en geweld, heeft de Rechtbank Zutphen op 15 april 2008 uitspraak gedaan. De verdachte werd ervan beschuldigd dat hij gedurende een periode van bijna anderhalf jaar voordeel had getrokken uit de uitbuiting van het slachtoffer, die gedwongen werd om in de prostitutie te werken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer, geboren in 1982, meerdere gesprekken met de politie heeft gevoerd, wat uiteindelijk leidde tot de aangifte tegen de verdachte. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van dwang, waaronder bedreigingen en geweld, en het regelen van prostitutieplekken voor het slachtoffer in diverse steden in Nederland.
Tijdens de rechtszaak heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van achttien maanden geëist, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zorgvuldig gewogen. Hoewel er aanwijzingen waren dat de verdachte contacten had met een schimmig milieu, kon de rechtbank niet vaststellen dat hij het slachtoffer daadwerkelijk had gedwongen tot prostitutie. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen en dat het slachtoffer mogelijk uit eigen beweging in de prostitutie was gegaan.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van overtuigend bewijs in strafzaken, vooral in gevallen van vermeende uitbuiting en geweld.