ECLI:NL:RBZUT:2008:BC9495

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
16 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-580338-07 (promis)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kleinrensink
  • A. Knoop
  • J. Gilhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en mishandeling met ontoerekeningsvatbaarheid en TBS-maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 16 april 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn vrouw heeft geprobeerd te vermoorden en haar heeft mishandeld. De verdachte, geboren in Algerije in 1963, heeft op 1 juli 2007 in Harderwijk met voorbedachten rade zijn vrouw meermalen met een mes gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. Daarnaast heeft hij zijn vrouw in de periode van januari tot juni 2007 meerdere keren bedreigd met de dood en haar op 11 juni 2007 mishandeld door haar bij de haren te trekken en in de arm te bijten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ernstige geestelijke stoornis, waardoor hij ontoerekeningsvatbaar is. Dit werd bevestigd door een psychologisch rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en hem de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging opgelegd, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen dit vereisen. De benadeelde partij, de vrouw van de verdachte, heeft een schadevergoeding van € 2.381,00 toegewezen gekregen, maar haar vordering met betrekking tot de mishandeling werd niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen schadebedrag was opgegeven. De rechtbank heeft ook beslist dat het keukenmes, dat gebruikt is bij de poging tot moord, aan het verkeer moet worden onttrokken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580338-07
Uitspraak d.d.: 16 april 2008
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Algerije) op [1963],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Arnhem,
6834 AA Arnhem, Ir. Molsweg 5.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 2 oktober 2007, 11 december 2007, 27 februari 2008 en 2 april 2008.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzittingen van 2 oktober 2007 en 2 april 2008 is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 juli 2007 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, die [slachtoffer] meermalen, althans éénmaal met een mes in de buik en/of haar zij(den)/flank(en) en/of haar borst(kast) en/of haar rug, althans het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 287)
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 01 juli 2007 te Harderwijk aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (leverperforatie en/of perforatie van organen in de buik en/of een klaplong en/of haar borst(kast) en/of haar rug, althans steekwonden in de buik, althans lichaam), heeft toegebracht, door deze met dat opzet, na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet meermalen, althans éénmaal met een mes in de buik en/of haar zij(den)/flank(en) en/of haar borst(kast) en/of haar rug, althans het lichaam heeft gestoken, althans het lichaam heeft gestoken;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op meerdere, althans één tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2007 te Harderwijk (telkens) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van [slachtoffer] gehouden, althans aan die [slachtoffer] getoond en/of telkens (daarbij) aan deze [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik vermoord je" en/of "Ik maak je dood", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 11 juni 2007, te Harderwijk, opzettelijk mishandelend zijn echtgenote [slachtoffer] met kracht bij de har(en) en/of arm(en) heeft gepakt en/of aan de haren heeft getrokken en/of in de arm heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (parketnummer 801654-07)
art 304 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
1. Door de officier van justitie is ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde geconcludeerd tot vrijspraak, aangezien aangeefster [slachtoffer] in haar aangifte niet spreekt over door verdachte geuite woordelijke bedreigingen, zoals omschreven in de tenlastelegging.
2. Door en namens verdachte is het standpunt van de officier van justitie om verdachte van dit feit vrij te spreken onderschreven.
3. De rechtbank is met de raadsvrouw en de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, alleen al omdat aangeefster in haar aangifte van 11 juli 2007 noch in haar aanvullende verklaring van 12 juli 2007 spreekt over door verdachte geuite bedreigingen.
Verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
4. Door de officier van justitie is geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder
1 primair ten laste gelegde.
5. Door en namens verdachte is naar voren gebracht dat het onder 1 primair ten laste bewezen kan worden verklaard, nu verdachte bij de politie heeft bekend dit feit te hebben gepleegd.
6. De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De bewijsmiddelen zijn te vinden in de volgende stukken. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0612/07-205339, gesloten en ondertekend op 20 juli 2007.
a. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (dossierpagina: 73-85) en haar aanvullende verklaring (dossierpagina: 86-98);
b. Het rapport letselbeschrijving van GGD Regio IJssel Vecht van 17 juli 2007 (dossierpagina: 101-104);
c. En de processen-verbaal van verhoor van verdachte, waarin hij een bekennende verklaring aflegt omtrent het onder 1 ten laste gelegde (dossierpagina’s: 189-191, 193 en 201-204).
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
7. De vindplaatsvermeldingen, voorkomende in de – navolgende – overwegingen ten aanzien van het bewijs van het onder 3 ten laste gelegde, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0612/07-205212, gesloten en ondertekend op 27 juni 2007.
De bewijsmiddelen zijn te vinden in de volgende stukken:
a. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (dossierpagina: 17-18);
b. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] (dossierpagina: 19-20);
c. Het proces-verbaal van aanhouding (dossierpagina: 9).
8. Uit de bewijsmiddelen worden de volgende redengevende feiten en omstandigheden afgeleid:
9. In haar aangifte van 11 juni 2007 verklaart [slachtoffer] dat zij op 11 juni 2007 in haar woning aan [adres en plaats] ruzie kreeg met verdachte en dat verdachte haar stevig vastpakte. Voorts verklaart aangeefster dat verdachte – nadat zij had kunnen voorkomen dat verdachte haar in de borst beet – haar in de arm heeft gebeten (dossierpagina: 17). Getuige [getuige] verklaart tegenover de politie dat haar ouders op 11 juni 2007 aan het vechten waren en dat zij zag dat verdachte haar moeder kennelijk met kracht vast had bij haar bovenarm (dossierpagina:19) en voorts zag zij dat verdachte haar moeder kennelijk in haar borst wilde bijten (dossierpagina: 20).
Door verbalisanten [namen] wordt op 11 juni 2007 geconstateerd dat in de linkerarm van aangeefster een bijtspoor zichtbaar was (dossierpagina: 9).
Standpunt openbaar ministerie en verdediging ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
10. Door de officier van justitie is geconcludeerd tot een integrale bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde. Zij heeft daarbij verwezen naar de aangifte van [slachtoffer],
de verklaring van getuige [getuige] en de constatering van verbalisanten
[namen] dat in de linkerarm van aangeefster een bijtspoor zichtbaar was.
11. Door en namens verdachte is vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde. Daartoe is door zijn raadsvrouw naar voren gebracht dat geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte zijn ex-vrouw in de arm heeft gebeten, nu dit enkel in de aangifte is vermeld. Er zijn geen foto’s van het letsel dan wel medische verklaringen aanwezig die de verklaring van aangeefster dienaangaande ondersteunen. De verklaring getuige [getuige] ondersteunt de verklaring van aangeefster evenmin, nu haar verklaring op onderdelen afwijkt van de aangifte. Zo verklaart [getuige] dat zij zag dat verdachte aangeefster in haar borst probeerde te bijten, maar zij verklaart niet over het feit dat verdachte aangeefster in de arm zou hebben gebeten. Evenmin verklaart de getuige dat verdachte de haren van aangeefster zou hebben vastgepakt en haar hoofd naar achteren zou hebben getrokken. Verdachte ontkent bovendien dat hij aangeefster heeft mishandeld.
Bespreking standpunt
12. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat de rechtbank slechts bewezen acht dat verdachte aangeefster bij de armen heeft gepakt en haar in de arm heeft gebeten. De rechtbank verwijst hierbij naar hetgeen zij onder 7 tot en met 9 heeft vastgesteld.
Voor zover door de raadsvrouw is gesteld dat de aangifte van [slachtoffer] niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, overweegt de rechtbank dat, anders dan door de raadsvrouw is gesteld, de verklaringen van aangeefster en [getuige] op essentiële onderdelen overeenkomen en dat verbalisanten bovendien hebben geconstateerd dat aangeefster een bijtafdruk in haar arm had. Voor zover verdachte tevens wordt verweten dat hij aangeefster bij de haren heeft gepakt en aan de haren heeft getrokken, zal de rechtbank verdachte hiervan vrijspreken. Ten aanzien van deze onderdelen van de tenlastelegging is er slechts de verklaring van aangeefster, die geen bevestiging vindt in enig ander bewijsmiddel.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1. (primair)
hij op 1 juli 2007 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] meermalen met een mes in de buik en haar zijden/flanken en haar borstkast en haar rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 11 juni 2007, te Harderwijk, opzettelijk mishandelend zijn echtgenote [slachtoffer] met kracht bij de arm heeft gepakt en in de arm heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders onder 1 primair en 3 ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1 (primair) : poging tot moord;
Feit 2 : mishandeling, ten aanzien van de schuldige die het misdrijf begaat tegen zijn echtgenote.
Strafbaarheid van verdachte
13. Omtrent de persoon van verdachte is een psychologisch en psychiatrisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport gedateerd 27 maart 2008, opgemaakt door H.A. van Kempen (psycholoog), S.M. Penning en P.K.J. Rothaar (beiden psychiater), allen werkzaam bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht (hierna: PBC).
14. De conclusie van het rapport is dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Verdachte lijdt sinds minstens vijftien jaar aan een chronische psychose, welke wordt gekenmerkt door paranoïde wanen, beïnvloedingswanen en hallucinaties. De inhoud van zijn psychotische belevingen is van sterke invloed op zijn functioneren. Sinds medio 2006 is evident sprake van toenemend afwijkend gedrag bij verdachte bij een chronisch psychotische toestand. De ten laste gelegde feiten – indien bewezen – kunnen niet los worden gezien van dit waandenken. Op grond hiervan moet verdachte als ontoerekeningsvatbaar worden beschouwd.
15. Met de conclusie van het rapport kan de rechtbank zich, evenals het openbaar ministerie en de verdediding, verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Oplegging van een maatregel
16. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat aan verdachte zal worden opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
17. Door de raadsvrouw van verdachte is naar voren gebracht dat – indien de conclusie van het rapport wordt overgenomen – verdachte van alle rechtsvervolging ontslagen dient te worden en dat als gevolg daarvan aan verdachte een maatregel kan worden opgelegd. Verdachte ziet echter liever dat aan hem een gevangenisstraf wordt opgelegd.
18. Verdachte heeft door zijn handelwijze geprobeerd zijn ex-echtgenote van het leven te beroven door haar herhaaldelijk met een mes in het lichaam te steken, hetgeen onder meer geleid heeft tot een klaplong en perforatie van organen in de buik. Voorts is het letsel in de linkerflank en links op de borst, gezien de plaats (vlakbij het hart, de longen en de lever) potentieel dodelijk, aldus het rapport letselbeschrijving van GGD Regio IJssel Vecht van 17 juli 2007.
19. De rechtbank zal verdachte, nu de strafbare feiten wegens een zodanige ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet aan hem kunnen worden toegerekend, ontslaan van alle rechtsvervolging.
20. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking eerdergenoemde rapportage, waaruit onder meer het volgende naar voren komt.
Verdachte lijdt sinds minstens vijftien jaar aan een chronische psychose, waarschijnlijk in het kader van een paranoïde schizofrenie. Dit wordt bij hem gekenmerkt door paranoïde wanen, beïnvloedingswanen en hallucinaties. De inhoud van de psychotische belevingen is van sterke invloed op zijn functioneren. Hij is ervan overtuigd dat de Turkse drugsmaffia achter hem aan zit en dat zijn ex-echtgenote in het complot zit om zijn dochter in te lijven. Ook meent hij betoverd te zijn en vergiftigd te worden en meent hij bewerkt te worden door geesten die op hem afgestuurd worden. De chronische psychose wordt bij verdachte tevens gekenmerkt door wisselende stemmingen.
In de aanloop tot en tijdens de ten laste gelegde feiten, was er sinds medio 2006 evident sprake van toenemend afwijkend gedrag bij verdachte bij een chronisch psychotische toestand. Er zijn geen aanwijzingen dat middelengebruik een luxerende werking heeft gehad. De angst en woede van verdachte maken deel uit van de dynamiek van de psychose, waarin de inhoud van de wanen zich concentreerde en nog steeds concentreert rond de Turkse maffia en de rol die zijn ex-echtgenote daarin speelt, waardoor (in zij overtuiging) zijn dochter gevaar loopt. De ten laste gelegde feiten kunnen niet los gezien worden van dit waandenken. Mede gezien de langdurige voorgeschiedenis is er geen reden om aan te nemen dat er in het afgelopen jaar sprake is geweest van een grote fluctuatie in zijn toestandsbeeld.
De kans op herhaling van soortgelijke feiten is zeer groot, omdat de stoornis onverminderd aanwezig is en verdachte niet in staat is om afstand te nemen. Dit recidivegevaar betreft in de eerste plaats zijn ex-echtgenote, maar ook ten aanzien van een eventuele toekomstige andere partner kan hij makkelijk een soortgelijke psychotische overtuiging ontwikkelen. Gebleken is dat hij de neiging heeft om ook anderen in zijn omgeving in zijn wanen te betrekken, zodat ook ten aanzien van anderen dan alleen zijn ex-echtgenote, de kans op ernstig agressief gedrag van verdachte reëel aanwezig is.
Geadviseerd wordt aan verdachte de maatregel tot terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.
21. Gelet op de inhoud van het rapport, zal de rechtbank terzake van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opleggen. Zij is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen zodanige verpleging vereisen. De rechtbank stelt vast dat dit feit een misdrijf is gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en dat ook overigens aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht vermelde vereisten is voldaan.
In beslag genomen voorwerp – onttrekking aan het verkeer
22. Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten het keukenmes, met behulp waarvan het onder 1 primair bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan, in handen van verdachte, in strijd is met het algemeen belang.
Overige in beslag genomen voorwerpen
23. Nu verdachte ter zitting afstand heeft gedaan van de onder hem in beslaggenomen broek en shirt, zal de rechtbank over deze voorwerpen geen beslissing nemen.
Vordering tot schadevergoeding
24. De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.381,00 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde en met een vordering tot schadevergoeding van onbekende hoogte ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde.
25. De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld, dat de vordering ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde tot het gevraagde bedrag van
€ 2.381,00 dient te worden toegewezen, nu de vordering redelijk is en onvoldoende onderbouwd is. Voorts heeft zij gevorderd aan verdachte de schadevergoedings-maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Zij heeft met betrekking tot de vordering tot schadevergoeding ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, nu niet is aangegeven wat de hoogte van het schadebedrag is.
26. De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven, dat zij de vordering ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde handelen toewijsbaar acht, met dien verstande dat zij daaraan toegevoegd heeft, dat verdachte geen middelen heeft om aan het slachtoffer enige vergoeding te betalen.
Ten aanzien van de vordering voor het onder 3 ten laste gelegde, heeft de raadsvrouw primair bepleit de vordering af te wijzen, nu zij vrijspraak heeft bepleit ten aanzien van dit feit. Subsidiair heeft zij zich ten aanzien van deze vordering op het standpunt gesteld, dat de vordering wegens het ontbreken van enig causaal verband tussen de opgevoerde schade en het ten laste gelegde feit, dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
27. Naar het oordeel van de rechtbank is het een feit van algemene bekendheid dat de psychische en/of lichamelijke gevolgen van gebeurtenissen als in deze zaak aan de orde, voor het slachtoffer ernstig en langdurig kunnen zijn. Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting is gebleken, is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen, schade heeft geleden tot het gevraagde bedrag. Nu de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering tot het gevraagde bedrag worden toegewezen. De verdachte is voor de schade – naar burgerlijk recht – aansprakelijk.
28. Naar het oordeel van de rechtbank dient de benadeelde partij [slachtoffer], niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, voor zover deze vordering betrekking heeft op het onder 3 ten laste gelegde, alleen al omdat in de vordering geen schadebedrag is aangegeven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 37, 37a, 37b, 45, 57, 289, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders onder 1 primair en 3 is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat verdachte ten aanzien van het onder
1 primair en 3 ten laste gelegde van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een keukenmes.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer], [adres en plaats] (bankrekeningnummer: [nummer]) van een bedrag van € 2.381,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
1 juli 2007 en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], voornoemd, voor het overige, voor zover de vordering betrekking heeft op het onder 3 bewezenverklaarde, niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mr. Kleinrensink, voorzitter, mrs. Knoop en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 april 2008.