ECLI:NL:RBZUT:2008:BC9786

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
16 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580269-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Gilhuis
  • Kleinrensink
  • Knoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ontucht met minderjarige meisjes en drugshandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 16 april 2008 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van ontucht met meerdere minderjarige meisjes, waaronder een werkneemster, en van drugshandel. De tenlastelegging omvatte onder andere ontuchtige handelingen met minderjarigen, aanranding van de eerbaarheid, en het bezit en de handel in cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende tijdstippen in de periode van 2006 tot 2007 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de minderjarige slachtoffers, waarbij hij misbruik maakte van zijn positie van gezag en invloed. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als bewijs gebruikt om de feiten te onderbouwen. De verdachte is vrijgesproken van enkele feiten, maar de rechtbank achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de gepleegde feiten, en heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze geen betrekking had op een bewezen feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580269-07
Uitspraak d.d.: 16 april 2008
tegenspraak/ dip
VONNIS (promis)
in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [plaats 1962]
wonende te [adres],
thans verblijvende in de PI Arnhem-De Berg, Arnhem Noord, Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 april 2008.
De tenlastelegging
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 december 2007.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij
op meerdere, althans één tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
13 januari 2006 tot en met 13 augustus 2007
te Ulft en/of in de gemeente Doetinchem, in elk geval in Nederland,
door giften en/of beloften van geld en/of goed of misbruik van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding,
[slachtoffer 1] geboren op [1989],
waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd
van achttien jaren nog niet had bereikt,
(telkens) opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te plegen of
zodanige handelingen van verdachte te dulden,
immers heeft verdachte die [slachtoffer 1] (telkens) opzettelijk bewogen door:
- aan die [slachtoffer 1] een hoeveelheid geld en/of een mobiele telefoon en/of een
ketting en/of schoenen te geven en/of voor die [slachtoffer 1] autorijlessen
te betalen en/of
- door misbruik te maken van zijn hoge en/of volwassen leeftijd en/of een
fysiek en/of psychisch overwicht op de jeugdige [slachtoffer 1] en/of die
[slachtoffer 1] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, gebracht
en
bestaande die ontuchtige handelingen (telkens) uit:
- het meermalen, althans eenmaal, brengen van de penis van verdachte in de
vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- het een of meermalen zwanger maken van die [slachtoffer 1];
art 248a Wetboek van Strafrecht
2.
A.
hij
op meerdere, althans één tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
13 januari 2006 tot en met 29 mei 2006
te Ulft en/of in de gemeente Doetinchem, in elk geval in Nederland,
met
[slachtoffer 2], (geboren op [1990])
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt, buiten echt (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2],
immers heeft verdachte:
- de borsten en/of de vagina en/of de bil(len), in elk geval één of meer
lichaamsde(e)l(en) van die [slachtoffer 2] betast en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] gestoken en/of
gebracht en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] gestoken en/of
gebracht;
en/of
B.
hij
op meerdere, althans één tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
13 januari 2006 tot en met 29 mei 2006 en/of de periode van 01 december 2006
tot en met 28 februari 2007
te Ulft en/of in de gemeente Doetinchem, in elk geval in Nederland,
(telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of
waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of zijn minderjarige bediende of
ondergeschikte,
[slachtoffer 2], geboren op [1990],
immers heeft hij, verdachte (telkens) - als eigenaar/beheerder van [bedrijf verdachte], waar die [slachtoffer 2] werkzaam was en/of (aldus) als werkgever
van die [slachtoffer 2] -, (telkens) opzettelijk ontuchtig:
- de borsten en/of de vagina en/of de bil(len), in elk geval één of meer
lichaamsde(e)l(en) van die [slachtoffer 2] betast en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] gestoken en/of
gebracht en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] gestoken en/of
gebracht
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 245 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
B.
hij
op meerdere, althans één tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
13 januari 2006 tot en met 29 mei 2006 en/of de periode van 01 december 2006
tot en met 28 februari 2007
te Ulft en/of in de gemeente Doetinchem, in elk geval in Nederland,
(telkens) door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit
feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding,
[slachtoffer 2], geboren op [1990],
waarvan verdachte (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de
leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, (telkens) opzettelijk heeft
bewogen ontuchtige handelingen, te plegen of zodanige handelingen van
verdachte te dulden
immers heeft verdachte (telkens) die [slachtoffer 2] opzettelijk bewogen door:
- aan die [slachtoffer 2] een hoeveelheid geld te geven en/of
- misbruik te maken van zijn door zijn hoge en/of volwassen leeftijd een
fysiek en/of psychisch overwicht op de jeugdige [slachtoffer 2] en/of heeft
verdachte als eigenaar/beheerder van [bedrijf verdachte], waar die
[slachtoffer 2] werkzaam was en/of (aldus) als werkgever van die [slachtoffer 2]
een psychisch overwicht op die [slachtoffer 2] en/of (aldus) die [slachtoffer 2]
in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, te brengen
en
bestaande die ontuchtige handelingen (telkens) uit:
- het door verdachte betasten van de borsten en/of de vagina en/of de
bil(len), in elk geval één of meer lichaamsde(e)l(en) van die [slachtoffer 2]
en/of
- het steken en/of brengen van verdachtes vinger(s) in de vagina van die
[slachtoffer 2] en/of
- het steken en/of brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die
[slachtoffer 2] en/of
art 248a Wetboek van Strafrecht
3.
hij
op of omstreeks 08 juli 2006
te Ulft, in elk geval in Nederland,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer 3] (geboren op [1989])
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit:
- het strelen over de haren van die [slachtoffer 3] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, zoenen op de mond van die [slachtoffer 3] en/of
het tongzoenen van die [slachtoffer 3] en/of
- het betasten van de bil(len) en/of de borst(en) van die [slachtoffer 3]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
- de deur van de kamer waarin die [slachtoffer 3] aanwezig was heeft
gesloten/dichtgedaan en/of
- die [slachtoffer 3] op een bank heeft geduwd/gedrukt en/of
- op die [slachtoffer 3] is gaan liggen en/of
- misbruik heeft gemaakt door zijn hoge en/of volwassen leeftijd een fysiek
en/of psychisch overwicht op de jeugdige [slachtoffer 3] en/of heeft verdachte als
eigenaar/beheerder van [bedrijf verdachte], waar die [slachtoffer 3] werkzaam was
en/of (aldus) als werkgever van die [slachtoffer 3] een psychisch overwicht op die
[slachtoffer 3] en/of (aldus) die [slachtoffer 3] in een afhankelijkheidsrelatie met hem,
verdachte, gebracht en/of (aldus) voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie
heeft doen ontstaan
art 246 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 08 juli 2006 te Ulft, in elk geval in Nederland,
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige en/of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte,
[slachtoffer 3], geboren op [1989],
immers heeft hij, verdachte - als eigenaar/beheerder van [bedrijf verdachte],
waar die [slachtoffer 3] werkzaam was en/of (aldus) als werkgever van die [slachtoffer 3] -,
opzettelijk ontuchtig:
- over de haren van die [slachtoffer 3] gestreeld en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 3] op de mond gezoend en/of die [slachtoffer 3]
getongzoend en/of
- de bil(len) en/of de borst(en) van die [slachtoffer 3] betast;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij
op meerdere, althans één, tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
11 januari 2002 tot en met 10 januari 2003
te Ulft en/of de gemeente Doetinchem, in elk geval in Nederland,
(telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of
waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of zijn minderjarige bediende of
ondergeschikte
[slachtoffer 4], geboren op [1985],
immers heeft hij verdachte (telkens) - als voogd en/of toezichthouder van die
[slachtoffer 4] en/of als eigenaar/beheerder van [bedrijf verdachte], waar die [slachtoffer 4]
werkzaam was en/of (aldus) als werkgever van die [slachtoffer 4] - opzettelijk
ontuchtig zijn verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer 4] gestopt/gebracht;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij
op meerdere, althans één, tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 september 2004 tot en met 30 november 2004
te Ulft, in elk geval in Nederland,
(telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer 5] (geboren op [1986])
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit:
- het meermalen, althans eenmaal, betasten en/of aanraken van de borst(en)
en/of de bil(len) van die [slachtoffer 5] en/of
- het zoenen op de mond van die [slachtoffer 5] en/of
- het tegen de bil(len), althans de achterkant van het lichaam, van die
[slachtoffer 5] aan gaan staan (terwijl die [slachtoffer 5] gebukt stond)
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte:
- tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd:"Jij moet met mij naar bed" en/of "Ik heb een
plan A, een plan B en een plan C. Plan A is vrijwillig naar bed, plan B is
tegen de muur drukken en plan C", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking en/of
- onverhoeds heeft gehandeld en/of
- misbruik heeft gemaakt door zijn hoge en/of volwassen leeftijd een fysiek
en/of psychisch overwicht op de jeugdige [slachtoffer 5] en/of heeft verdachte als
eigenaar/beheerder van [bedrijf verdachte], waar die [slachtoffer 5] werkzaam was
en/of (aldus) als werkgever van die [slachtoffer 5] een psychisch overwicht op die
[slachtoffer 5] en/of (aldus) die [slachtoffer 5] in een afhankelijkheidsrelatie met hem,
verdachte, gebracht en/of (aldus) voor die [slachtoffer 5] een bedreigende situatie
heeft doen ontstaan;
art 246 Wetboek van Strafrecht
6.
hij
op meerdere, althans één, tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 juli 2007 tot en met 01 oktober 2007
te Ulft en/of in de gemeente Doetinchem, in elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
7.
hij
op of omstreeks 16 mei 2007
in de gemeente Doetinchem
een of meer wapens van categorie I, onder 7, te weten een CO2, althans een
luchtdrukwapen (merk Colt) voorhanden heeft gehad.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(parketnummer: 470935-07)
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De formele voorvragen
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen:
- gedurende een periode van 20 maanden verleiden van de minderjarige [slachtoffer 1];
- gedurende een periode van 5 maanden seksueel binnendringen bij de minderjarige [slachtoffer 2] (terwijl zij tussen de twaalf en zestien jaar oud was) en gedurende een periode van 8 maanden met de minderjarige [slachtoffer 2] ontucht plegen met misbruik van gezag en vertrouwen;
- het feitelijk aanranden van de eerbaarheid van [slachtoffer 3];
- gedurende een periode van 12 maanden ontucht plegen met misbruik van gezag en vertrouwen met de minderjarige [slachtoffer 4];
- gedurende een periode van 3 maanden [slachtoffer 5] feitelijk aanranden van haar eerbaarheid;
- gedurende een periode van 3 maanden dealen in cocaïne;
- het voorhanden hebben van een luchtdrukwapen.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft gesteld dat verdachte voor de feiten 1, 2, 3 en 5 moet worden vrijgesproken, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Met betrekking tot feit 6 heeft de raadsman gesteld dat verdachte slechts voor dealen in cocaïne in de maand september 2007 veroordeeld kan worden.
Het oordeel van de rechtbank
(t.a.v. feit 1)
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat onvoldoende is vast komen te staan dat de verdachte ontuchtige handelingen (te weten het hebben van seksuele gemeenschap) met [slachtoffer 1] heeft verricht, voordat zij de leeftijd van 18 jaren had bereikt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wel seks met [slachtoffer 1] heeft gehad, maar pas nadat zij 18 jaar was geworden. Weliswaar heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij sinds 13 januari 2006 een relatie met verdachte heeft en dat zij van haar ouders 1 tot 2 keer per week bij hem mocht slapen, maar uit geen van haar verklaringen blijkt dat zij daadwerkelijk seks hebben gehad. De rechtbank is tevens van oordeel dat onvoldoende vast is komen te staan dat verdachte [slachtoffer 1] zwanger heeft gemaakt, nu zij dat beide ontkennen.
(t.a.v. feit 2)
De bewijsmiddelen:
[slachtoffer 2], geboren op [1990], heeft op 7 en 8 augustus 2007 bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven (blz. 323-334):
“[verdachte] heeft aan mijn vagina heeft gezeten en is met zijn vingers in mijn vagina geweest. Hij heeft aan mijn borsten en billen gezeten. Ik ben ook met [verdachte] naar bed geweest. Wij hebben geneukt samen. Het initiatief lag bij hem (blz. 326). Wij hadden heel vaak seks met elkaar (blz. 327). [verdachte] neemt jonge meisjes in dienst. Die zijn goedkoop en hij kan doen met ze wat hij wil. [verdachte] gaf mij wel eens extra geld. Ik kreeg meer betaald dan de andere werknemers (blz. 328). Ik ben net voor de kerst 2005 bij [bedrijf verdachte] gaan werken. Ik heb daar ongeveer een half jaar gewerkt. Eind 2006 ben ik weer bij [bedrijf verdachte] gaan werken. Ik kreeg toen ook weer extra geld waarvoor ik niet extra hoefde te werken. Ik ging toen ook weer met [verdachte] naar bed. Kort nadat [verdachte] een relatie kreeg met [slachtoffer 1] had ik voor het eerst seks met [verdachte]. Zij kregen in januari 2006 een relatie. Ik was toen 15 jaar. Hij wist dat ik 15 jaar oud was toen wij seks hadden met elkaar (blz. 330).”
[getuige 1] heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven (blz 338-341):
“[slachtoffer 2] heeft 2 jaar bij [bedrijf verdachte] gewerkt. Zij was toen 14 of 15 jaar oud. Zij heeft mij verteld dat zij met [verdachte] naar bed is geweest en dat meerdere keren (blz. 340).”
[getuige 2] heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven (blz. 296-298): “Ik heb van [getuige 3] gehoord dat [slachtoffer 2] bijna iedere avond dat zij werkte 50 euro extra kreeg van [verdachte], omdat ze seks zou hebben voor geld met [verdachte]. Ik ging in die tijd ook om met [slachtoffer 2] en ik merkte ook dat [slachtoffer 2] opeens geld had. Ik heb ook gemerkt dat [slachtoffer 2] vaak boven was met [verdachte](blz. 297).”
Uit de tapverslagen (blz. 812) blijkt dat verdachte op 2 augustus 2007, 19.38 uur, belt met [slachtoffer 2]. In dit gesprek wordt onder andere het volgende gezegd:
[verdachte]: Wanneer kan ik jou zien dan.
[slachtoffer 2]: Wat zeg je.
[verdachte]: Moet jou toch zien.
[slachtoffer 2]: Wat dan.
[verdachte]: Gewoon een beetje met jou praten dat weet je wel.
[slachtoffer 2]: Ik weet wat je bedoelt.
Hierna wordt een plaats en tijd afgesproken diezelfde dag.
Uit de tapverslagen (blz 813) blijkt ook dat verdachte op 2 augustus 2007, 23.23 uur, belt met [naam]. [verdachte] zegt hierin, zakelijk weergegeven, dat hij het meisje heeft gesproken; het enige meisje met wie hij naar bed is geweest terwijl ze minderjarig/jong was. Hij heeft goed met haar gepraat, haar uitgelegd wat ze moet zeggen. Dit meisje moet volgende week naar hen toe, ze heeft (ooit) bij [verdachte] gewerkt.
[getuige 3] heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven (blz. 342-346): ”Ik heb ongeveer 1,5 jaar bij [bedrijf verdachte] gewerkt. Ik ben gestopt met de bouwvak van 2006 (blz. 342). Het is mij opgevallen dat [verdachte] meisjes in [bedrijf verdachte] liet werken die jong zijn, tussen de 15 en 20 jaar oud. Hij wil op alle mogelijke manieren uitproberen hoe hij dat meisje in bed kan krijgen. Ik weet in ieder geval met betrekking tot [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat hij dat deed door het geven van geld, het geven van DVDtjes, geld geven voor de bioscoop of om kleren te kopen (blz. 344). Ik weet dat [verdachte] [slachtoffer 2] extra betaalde. Wij kregen 3 euro per uur en ik zag dat [slachtoffer 2] 5 of 6 euro kreeg. Ik zag dat [slachtoffer 2] ’s avonds als [slachtoffer 1] naar huis was met [verdachte] meer naar boven ging (blz. 345).
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat feit 2 onder A en onder B primair wettig en overtuigend bewezen is.
(t.a.v. feit 3)
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer 3]. Nu hiervoor enkel de verklaring van [slachtoffer 3] zelf als bewijs kan dienen acht de rechtbank dit feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
(t.a.v. feit 4)
De bewijsmiddelen;
[slachtoffer 4] (geboren op [1985]) heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven (blz. 308-315): “Ik denk dat ik 14 of 15 was toen ik [verdachte] leerde kennen. Wij hadden in die tijd een vader en dochter relatie. Ik denk dat ik 17 jaar was toen ik door [verdachte] werd opgehaald van het internaat. Ik ben toen bij [verdachte] gaan wonen (blz. 308). Mijn vader had me liever tot 18 jaar op het internaat gehad. Voordat ik bij [verdachte] woonde kwam ik ook al wel weekenden bij hem. Ik moet zeggen dat ik ongeveer het laatste half jaar dat ik in het internaat woonde al een relatie had met [verdachte]. Ik bedoel daarmee ook een seksuele relatie (blz. 309). Ik denk dat ik drie jaar een relatie heb gehad met [verdachte] (blz. 310).”
[getuige 4], de vader van [slachtoffer 4], heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven (blz 319-320):
“[slachtoffer 4] is vanaf haar 16e naar een internaat gegaan. Voordat ze naar het internaat ging kende ze [verdachte] al. Als ze weekenden vrij was verbleef ze bij [verdachte]. Op een gegeven moment wilde ze van het internaat weg. Ze wilde bij [verdachte] gaan wonen. Er is overleg geweest tussen haar voogd, het internaat en mijzelf. Zij werd door de voogd aan de zorg van [verdachte] toevertrouwd.”
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 2 april 2008 verklaard, zakelijk weergegeven:
“Ik ben het eens met alles dat [slachtoffer 4] verklaard heeft. De relatie begon op haar 17e.”
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat feit 4 wettig en overtuigend bewezen is.
(t.a.v. feit 5)
De bewijsmiddelen:
[slachtoffer 5], geboren op [1986], heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven (blz. 222-227): “Ik heb gewerkt in [bedrijf verdachte] vanaf 27 juni 2004 tot december 2004 (blz. 222). [verdachte] zei steeds tegen mij “zullen we goede vrienden worden”. Hij zei dat hij met goede vrienden bedoelde dat ik met hem naar bed moest gaan. Ik heb gezegd dat ik dat niet wilde. Hij zei toen dat hij een plan A, een plan B en een plan C had. Hij legde uit dat plan A was dat ik vrijwillig met hem naar bed ging. Plan B was dat hij me tegen de muur zou drukken en dat het dan zou gebeuren. Plan C legde hij niet uit. Ik begreep daaruit dat dit nog erger zou zijn. Hij zei het iedere keer dat ik er was, waardoor het duidelijk was dat het serieus was en dat hij het meende. Dat maakte mij heel bang (blz. 224). Tijdens het werken raakte hij me in het voorbijgaan ook regelmatig aan aan mijn borsten en mijn billen. Dat aanraken gebeurde de eerste twee maanden nog niet (blz. 224). Daarna heeft hij me iedere week wel tien keer aan mijn borsten of billen aangeraakt. Bij mijn borsten was het echt wel zo dat hij me echt vastpakte op mijn borsten. Hij reed een keer met mij naar Doetinchem. Het lukte hem nog wel om me te kussen. Toen bukte ik mij in de keuken en ging hij van achteren tegen mij aan staan. Ik zei dat ik weg ging. Hij zei dat ik niet weg mocht (blz. 225).”
[getuige 5] heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven (blz. 233-237):
“In de tijd dat [slachtoffer 5] werkte bij [bedrijf verdachte] kwam ik vaak in de zaak (blz. 233). [slachtoffer 5] werd op een gegeven moment bang voor [verdachte]. Ik merkte dat omdat ze niet meer naar haar werk bij [bedrijf verdachte] wilde maar ze zei dat ze wel moest (blz. 234). Ik heb gezien dat [verdachte] heeft geprobeerd [slachtoffer 5] te zoenen (blz. 235). Ik zag dat [slachtoffer 5] probeerde weg te lopen, maar 9 van de 10 keer had [verdachte] haar zo stevig vast dat [slachtoffer 5] alleen maar haar hoofd weg kon draaien. Ook heb ik meerdere keren gezien dat [verdachte] Joyce in haar kont en in haar borsten kneep. Ik zag dat [slachtoffer 5] het niet leuk vond. [verdachte] deed dit op momenten dat hij dacht dat niemand het kon zien (blz. 236).”
[getuige 6] heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven (blz. 290-295):
“Omstreeks juli 2004 zat [verdachte] heel erg achter [slachtoffer 5] aan. Hij wilde haar graag hebben. Hij wilde ook dat ik dat voor hem ging regelen (blz. 291).”
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat feit 5 wettig en overtuigend bewezen is.
(t.a.v. feit 6)
De bewijsmiddelen:
Uit het NFI-deskundigenrapport d.d. 16 november 2007, opgemaakt naar aanleiding van onder verdachte inbeslaggenomen goederen, blijkt zakelijk weergegeven (blz 95B-C proces-verbaal inzake handel in harddrugs):
“resten crèmekleurig poeder op schotel/theelepel en in plastic pot met etiket o.a. “manitol Jessyvvita” bevatten cocaïne.
0,72 gram crèmekleurig poeder in een toegevouwen papiertje bevat cocaïne (blz. 95C)”
[getuige 7] heeft op 7 oktober 2007 bij de politie, zakelijk weergegeven, verklaard (blz. 107-108 en blz. 110):
“De afgelopen 2-3 maanden heb ik met enige regelmaat harddrugs gebruikt. Van een vriend kreeg ik een telefoonnummer van een dealer uit Doetinchem. De voornaam van die dealer was [verdachte]blz. 107). Ik denk dat ik bij [verdachte] 5 à 6 keer 1 gram cocaïne heb gekocht. De overdracht vond altijd plaats in een bos in de nabijheid van de Abdij tussen Doetinchem en Westendorp (blz. 108).”
Wanneer verbalisanten een foto van verdachte tonen (proces-verbaal ambtelijk verslag blz. 112) verklaart [getuige 7]: “de persoon waarmee u mij confronteert is de persoon waarover ik in mijn verklaring gesproken heb. Van deze persoon heb ik 6 gram cocaïne gekocht en ik ken hem als [verdachte] (blz. 110).”
[getuige 8] heeft bij de politie, zakelijk weergeven, verklaard (blz. 116-118):
“Ik gebruik drugs, ook wel coke. Ik zie dat u benieuwd bent naar de persoon achter een 06 nummer. Ik weet dat u het over iemand in Ulft heeft, de eigenaar van [bedrijf ve[bedrijf verdachte]. U toont mij een foto (verbalisanten tonen een foto van verdachte). Ik herken deze man als zijnde de man van wie ik wel eens coke afneem. Het is een buitenlandse man die ik ken als [verdachte] met een achternaam die klinkt als [verdachte] (blz. 116). Meestal ging ik zelf naar [bedrijf verdachte] te Ulft en soms ging ik naar de Shell te Doetinchem. Ik denk dat ik een keer of 10-12 drugs heb afgenomen van hem, verspreid over een periode van twee jaar denk ik.”
Verdachte heeft ter terechtzitting van 2 april 2008 verklaard, zakelijk weergegeven:
“Als klanten belden kon ik pakketjes cocaïne maken. Als mensen mij belden gaf ik de pakketjes door. Dit speelde in de maand september 2007.”
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat feit 6 wettig en overtuigend bewezen is.
(t.a.v. feit 7)
De bewijsmiddelen:
Uit het ambtelijk verslag van de doorzoeking van het pand van [bedrijf verdachte] te Ulft op 18 mei 2007 blijkt dat in de lade van een kast een CO2pistool is aangetroffen en in beslag genomen (blz. 12 van het proces-verbaal gesloten op 3 juli 2007).
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 30 mei 2007 blijkt dat het inbeslaggenomen voorwerp een luchtdrukpistool, merk Colt is. Dit voorwerp komt voor op de lijst B van de Bijlage 1 van de Regeling Wapens en munitie en is derhalve een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, Categorie 1, onder 7 van de Wet Wapens en Munitie (blz. 17).
Verdachte heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven: “Tijdens de zoeking heeft u in mijn slaapkamer aan [adres] te Doetinchem een luchtdruk wapen aangetroffen. Dit wapen is van mij (blz. 25)”.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat feit 7 wettig en overtuigend bewezen is.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
2.
A.
hij
op meerdere tijdstippen in de periode van 13 januari 2006 tot en met 29 mei 2006
te Ulft, met [slachtoffer 2], (geboren op [1990])
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt telkens een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], immers heeft verdachte:
- de borsten en de vagina en de billen van die [slachtoffer 2] betast en
- zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht;
en
B.
hij
op meerdere tijdstippen in de periode van 01 december 2006 tot en met 28 februari 2007
te Ulft, telkens ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige bediende of
ondergeschikte, [slachtoffer 2], geboren op [1990], immers heeft hij, verdachte telkens - als eigenaar/beheerder van [bedrijf verdachte], waar die [slachtoffer 2] werkzaam was en aldus als werkgever van die [slachtoffer 2] -, telkens opzettelijk ontuchtig:
- de borsten en de vagina en de billen, van die [slachtoffer 2] betast en
- zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht;
4.
hij
op meerdere tijdstippen in de periode van 11 januari 2002 tot en met 10 januari 2003
te Ulft en/of de gemeente Doetinchem, telkens ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 4], geboren op [1985], immers heeft hij verdachte telkens - als toezichthouder van die [slachtoffer 4]
- opzettelijk ontuchtig zijn verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer 4] gebracht;
5.
hij
op meerdere tijdstippen in de periode van 01 september 2004 tot en met 30 november 2004
te Ulft, telkens door feitelijkheden en/of bedreiging met geweld of andere feitelijkheden
[slachtoffer 5] (geboren op [1986]) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige
handelingen, bestaande uit:
- het meermalen, betasten en/of aanraken van de borsten en de billen van die [slachtoffer 5] en
- het zoenen op de mond van die [slachtoffer 5] en
- het tegen de billen, althans de achterkant van het lichaam, van die
[slachtoffer 5] aan gaan staan terwijl die [slachtoffer 5] gebukt stond
en bestaande die andere feitelijkheden en/of die bedreiging
met geweld of andere feitelijkheden hierin dat verdachte:
- tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd:"Jij moet met mij naar bed" en "Ik heb een
plan A, een plan B en een plan C. Plan A is vrijwillig naar bed, plan B is
tegen de muur drukken en plan C" en
- onverhoeds heeft gehandeld en
- verdachte als eigenaar/beheerder van [bedrijf verdachte], waar die [slachtoffer 5] werkzaam was en aldus als werkgever van die [slachtoffer 5] aldus voor die [slachtoffer 5] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
6.
hij
op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2007 tot en met 01 oktober 2007 te Ulft en/of in de gemeente Doetinchem, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
7.
hij
op 16 mei 2007 in de gemeente Doetinchem een wapen van categorie I, onder 7, te weten een CO2, althans een luchtdrukwapen (merk Colt) voorhanden heeft gehad.
Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor wat te zijnen laste bewezen is verklaard.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [naam] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 20.000,- gevoegd in het strafproces.
Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een ten laste gelegd feit en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering.
Toepasselijke wetsartikelen
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 91, 245, 246, 248a en 249;
Opiumwet art. 2 aanhef en onder B en C en 10;
Wet Wapens en Munitie art. 13 en 55.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De strafoplegging
De eis van de officier van justitie
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 7:
Een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft zijn zaak moeten verkopen en kampt met gezondheidsproblemen – hij heeft een longkwaal. Gezien het beperkte aantal feiten dat naar het oordeel van de verdediging kan worden bewezen en de langdurige voorlopige hechtenis waarin verdachte onder zwaardere omstandigheden dan te doen gebruikelijk reeds zes maanden heeft verbleven in een huis van bewaring (verdachte heeft 36 dagen in volle beperkingen doorgebracht, wordt verdacht van feiten die in het milieu van het huis van bewaring sociaal minder geaccepteerd zijn en heeft langer op zijn terechtzitting moeten wachten door een staking van de parketpolitie) wordt verzocht verdachte onmiddellijk in vrijheid te stellen.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte een jaar een relatie gehad met [slachtoffer 4] terwijl zij nog minderjarig was. Ook heeft verdachte gedurende een totale periode van acht maanden een seksuele relatie gehad met de minderjarige [slachtoffer 2], werkneemster in [bedrijf verdachte] van verdachte. [slachtoffer 2] was gedurende de eerste vijf maanden van de seksuele contacten tussen haar en verdachte nog geen zestien jaar oud. Tijdens genoemde relaties heeft verdachte frequent seks met genoemde minderjarigen gehad, waarbij hij tevens het lichaam van de minderjarigen is binnengedrongen. Door zijn handelwijze heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van genoemde minderjarigen. Dat tussen verdachte en [slachtoffer 4] sprake was van een wederzijdse affectieve relatie, doet daar niet aan af. Immers, de artikelen 248a en 249 van het Wetboek van Strafrecht strekken tot bescherming van de seksuele ontwikkeling van jonge mensen. Zij moeten juist vanwege hun jeugdige leeftijd tegen een ongewenste beïnvloeding van hun wil worden beschermd.
Speciaal wordt meegewogen de wijze waarop verdachte jegens [slachtoffer 5] is opgetreden, van welke werkwijze [slachtoffer 5] zegt heel bang geworden te zijn.
Naast vorengenoemde feiten heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan handel in cocaïne. Het is van algemene bekendheid dat dit verdovende middel grote gevaren oplevert voor de gezondheid van de gebruikers ervan en dat gebruikers van verdovende middelen hun drugsgebruik vaak door crimineel gedrag bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Verdachte heeft zich hieraan niets gelegen laten liggen, maar heeft enkel uit winstbejag gehandeld.
Tot slot heeft verdachte een luchtdrukpistool in huis gehad, waarvan is geconstateerd dat het een wapen is dat verboden is om voorhanden te hebben, gelet op de mogelijke bedreiging van personen met dit wapen.
Dergelijke strafbare feiten, met uitzondering van het laatstgenoemde feit waarvoor een transactie is aangeboden die niet door verdachte is geaccepteerd, dienen in beginsel met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te worden bestraft.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat feit 1 en feit 3 niet bewezen worden geacht en omdat bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] niet van dwang is gebleken. Het feit dat verdachte met [slachtoffer 4] een affectieve relatie heeft (gehad) wordt door de rechtbank meegewogen in de straftoemeting. Ook wordt rekening gehouden met het feit dat de gezinsvoogd van [slachtoffer 4] heeft ingestemd met het wonen van [slachtoffer 4] bij verdachte. Verder wordt in straftoemeting meegewogen dat het bij de handel in cocaïne ging om een relatief kleine hoeveelheid drugs en om een relatief korte periode. Het voorhanden hebben van een verboden wapen heeft niet noemenswaardig meegedragen in de straftoemeting, mede gelet op de hiervoor eerder aan verdachte aangeboden transactie.
In verband met een juiste normhandhaving kan niet worden volstaan met het opleggen van een geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van strafbare feiten tegengaan.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 2:
A. Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
B. Ontucht plegen met zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, meermalen gepleegd;
T.a.v. feit 4:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
T.a.v. feit 5:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
T.a.v. feit 6:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C gegeven verbod, meermalen gepleegd;
T.a.v. feit 7:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING
T.a.v. feit 1 en feit 3:
Vrijspraak, aangezien de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen acht.
T.a.v. de feiten 2, 4, 5, 6 en 7:
Gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De benadeelde partij [naam] wordt niet-ontvankelijk in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een ten laste gelegd feit en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Gilhuis, voorzitter, mrs. Kleinrensink en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Boksem, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 april 2008.