ECLI:NL:RBZUT:2008:BD0313

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460268-07, 06/460306-05 (tul) en 06/060576-04 (tul)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kleinrensink
  • A. van der Hooft
  • J. Vaandrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en mishandeling na onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 23 april 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling en mishandeling. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 6 mei 2007 te Zutphen, waarbij de verdachte met een gebroken fles of stuk glas zou hebben geprobeerd een slachtoffer te verwonden. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de poging tot doodslag, gebaseerd op getuigenverklaringen en de verwondingen van het slachtoffer. De verdediging voerde echter aan dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren, gezien de tegenstrijdige verklaringen van de getuigen en het ontbreken van objectief bewijs.

De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen zorgvuldig gewogen en vastgesteld dat er aanzienlijke tegenstrijdigheden waren in hun verklaringen. Er werd gesproken over verschillende soorten flessen en de omstandigheden rondom het incident waren onduidelijk. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Daarnaast werden ook vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere straffen afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het nieuwe feit. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/460268-07, 06/460306-05 (tul) en 06/060576-04 (tul)
Uitspraak d.d.: 23 april 2008
Tegenspraak / dip / onip
VONNIS (promis)
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats 1982],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2008.
De tenlastelegging
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 juni 2007.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 mei 2007 te Zutphen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te
beroven, met dat opzet met een (stukgeslagen/gebroken) fles, althans een stuk
glas, deze [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, althans daarmee een beweging
in de richting van het gezicht en/of nek en/of het lichaam van deze [slachtoffer]
heeft gemaakt, waardoor deze [slachtoffer] gewond is geraakt, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 06 mei 2007 te Zutphen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een
stukgeslagen/gebroken fles, althans een stuk glas, deze [slachtoffer] heeft gestoken
en/of gesneden, althans daarmee een beweging in de richting van het gezicht
en/of de nek en/of het lichaam van deze [slachtoffer] heeft gemaakt, waardoor deze
[slachtoffer] gewond is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 06 mei 2007 te Zutphen opzettelijk mishandelend [slachtoffer]
met een gebroken/stukgeslagen fles, althans een stuk glas, heeft gestoken
en/of gesneden, althans daarmee een beweging in de richting van het gezicht
en/of de nek en/of het lichaam van deze [slachtoffer] heeft gemaakt, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De formele voorvragen
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen:
- Poging tot doodslag.
Hij heeft zich hierbij gebaseerd op de verklaringen van aangever en [getuige 1], delen van de verklaringen van [getuige 2] en de moeder van verdachte, alsmede op de aangetroffen glasscherven op de begane grond en de verwondingen van aangever.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft gesteld dat verdachte van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Er zijn naar de mening van de raadsman van elkaar verschillende lezingen van het gebeuren op 6 mei 2007. De afgelegde verklaringen wijken sterk van elkaar af. Nu er in deze zaak daarnaast geen sprake is van enig objectief/technisch bewijs, biedt het dossier onvoldoende basis om te kunnen spreken van wettig en vooral overtuigend bewijs.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, althans poging tot zware mishandeling, dan wel mishandeling van [slachtoffer]. De afgelegde verklaringen leveren veel tegenstrijdigheden op.
Aangever en [getuige 2] ([getuige 2]) spreken elkaar op verschillende punten tegen. Aangever spreekt over een conflict tussen verdachte en [getuige 2] dat zou hebben plaatsgevonden voorafgaand aan het incident waarbij verdachte aangever zou hebben gestoken. Verdachte zou hebben getracht [getuige 2] te steken met een afgebroken fles. [getuige 2] zou hierop zijn weggerend. Daarna zou verdachte naar aangever zijn toegelopen en hem met de kapotte fles in de nek hebben gestoken. [getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij heeft gezien dat aangever, voorafgaand aan de ruzie tussen [getuige 2] en verdachte, de flat is binnengegaan. [getuige 2] stelt niet dat verdachte heeft geprobeerd hem met de kapotte fles te steken. Hij zegt dat verdachte wel een fles kapot heeft geslagen, maar deze heeft laten vallen nadat hij een klap in het gezicht kreeg van [getuige 2]. Door deze klap, waarover aangever overigens heeft verklaard dat hij hem niet heeft gezien, zou verdachte op de grond zijn gevallen, daarna zijn opgestaan en de flat zijn ingelopen. Hierop zou [getuige 2] de nabijgelegen garage zijn ingelopen, waar hij enkele seconden later weer uit kwam. Hij heeft in deze korte tijd aangever niet gehoord en niets bijzonders gezien. Opmerkelijk is voorts dat de verdachte zegt geen klap van [getuige 2] te hebben gehad.
Een andere tegenstrijdigheid is dat wordt gesproken over een witte fles, een groene fles en een bruine bierfles.
Verder heeft [getuige 1 ], de vriendin van aangever, bij de rechter-commissaris verklaard dat zij verdachte niet uit het oog heeft verloren nadat hij een slaande beweging in de richting van de hals van aangever had gemaakt. Volgens haar liep verdachte de hele tijd te ijsberen bij de ingang van de flat. Hij zou de flat niet zijn ingegaan. Toen de politie kwam is zij naar binnen gegaan. Uit het ambtelijk verslag van 7 mei 2007 blijkt dat verdachte uit de flat naar buiten kwam lopen toen de politie eraan kwam.
Verdachte zelf heeft een, ook door hem ter zitting gehandhaafde, andere versie van het incident tussen hem en aangever. Zijn lezing luidt dat hij een conflict kreeg met aangever op de eerste, dan wel de tweede verdieping van de flat. Verdachte en aangever kwamen ten val, waarbij het bierflesje dat verdachte in zijn hand had kapot ging. Aangever kan zich volgens verdachte vervolgens mogelijk hebben gesneden aan het kapotte glas. Onderzoek door het NFI (rapport d.d. 13 februari 2008) van het door aangever opgelopen letsel wijst uit dat op grond van het beschikbare materiaal door dit instituut geen uitspraak kan worden gedaan over de waarschijnlijkheid van het scenario als geschetst door aangever, ten opzichte van het scenario als weergegeven door verdachte.
Nu er verder geen objectief bewijs is in de zin van bijvoorbeeld een flessenhals met daarop bloedsporen van aangever en/of vingerafdrukken van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor bewezenverklaring van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
M.b.t. de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 06/060576-04
De vordering tot tenuitvoerlegging van na te melden straf dient naar het oordeel van de rechtbank te worden afgewezen, aangezien verdachte wordt vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde feit.
M.b.t. de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 06/460306-05
De vordering tot tenuitvoerlegging van na te melden straf dient naar het oordeel van de rechtbank eveneens te worden afgewezen, aangezien verdachte wordt vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde feit.
BESLISSING
De rechtbank verklaart niet bewezen dat verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 4 juni 2007, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 14 februari 2005 (parketnummer 06/060576-04) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan de proeftijd bij vonnis van de meervoudige kamer te Zutphen van 7 december 2005 met een jaar is verlengd;
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 4 juni 2007, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer te Zutphen van 7 december 2005 (parketnummer 06/460306-05) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 187 dagen;
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kleinrensink, voorzitter en mrs. Van der Hooft en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Boksem, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 april 2008. Mr. Vaandrager is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.