ECLI:NL:RBZUT:2008:BD0489

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
18 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/392 en 08/441
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing bouwvergunning voor multifunctionele accommodatie in Brummen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 18 april 2008 uitspraak gedaan over de verzoeken om een voorlopige voorziening met betrekking tot een bouwvergunning voor een multifunctionele accommodatie in Brummen. De verzoekers, bewoners van de nabijheid van het bouwperceel, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Brummen, dat op 4 februari 2008 vergunning verleende voor de bouw. De verzoekers stelden dat het bouwplan niet voldeed aan de bestemmingsplannen en de welstandseisen, en dat het zou leiden tot een ernstige aantasting van het park.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de multifunctionele accommodatie, die een basisschool en peuterspeelzaal omvat, niet in strijd is met de bestemming 'Openbare en/of bijzondere bebouwing' en de bebouwingsvoorschriften. De rechter oordeelde dat de beschrijving in hoofdlijnen van de planvoorschriften onvoldoende duidelijk was om als toetsingskader te dienen, maar dat de welstandscommissie het bouwplan positief had beoordeeld. De verzoekers hebben hun argumenten ter zitting niet kunnen onderbouwen, en de voorzieningenrechter concludeerde dat de bouwvergunning in bezwaar in stand kon blijven.

De rechter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen, zonder aanleiding voor een veroordeling in proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en concrete formuleringen in bestemmingsplannen en de rol van de welstandscommissie in de beoordeling van bouwplannen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nrs.: 08/392 en 08/441
Uitspraak op de verzoeken om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
[verzoekers]
te Brummen,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Brummen
verweerder.
de gemeente Brummen,
derde-partij
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder van 4 februari 2008 waarbij aan de gemeente Brummen vergunning is verleend voor het oprichten van een multifunctionele accommodatie op het perceel [adres] te Brummen.
2. Procesverloop
Verzoekers hebben bij brieven van 11 maart 2008 bezwaarschriften ingediend bij verweerder. Bij brieven van dezelfde data is verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 14 april 2008, waar verzoekers [namen verzoekers] zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A. Mook. Namens de gemeente Brummen zijn verschenen J. Bos en H.C. Geven.
3. Motivering
Ter zitting is meegedeeld dat van verzoekers [naam één van de verzoekers] is overleden. Nu vaststaat dat de verzoekers [namen verzoekers] in de nabijheid van het bouwperceel wonen en om die reden als belanghebbenden bij het bestreden besluit kunnen worden aangemerkt, kan het voor de beoordeling van het verzoek in het midden blijven of de nabestaanden van
[naam één van de verzoekers] (proces)belang hebben bij de beoordeling van het verzoek.
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan, of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist. Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft deze uitspraak daaromtrent een voorlopig karakter en is deze niet bindend voor de beslissing in die procedure.
Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Woningwet – voor zover hier van belang – mag slechts en moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien:
a. (….)
b. de aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk maken dat het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven bij de bouwverordening of, …;
c. het bouwen in strijd is met het bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld;
d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk als bedoeld in artikel 45, eerste lid, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend of;
e. (….).
Op grond van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan “Brummen 1989” heeft het in geding zijnde perceel de bestemming “Openbare en/of bijzondere bebouwing”. Op grond van artikel 11.1.1., onder a, van de planvoorschriften is de voor “Openbare en/of bijzondere bebouwing” aangewezen grond bestemd voor gebouwen ten dienste van verenigingen en andere daarmee gelijk te stellen organisaties of instellingen, een gymlokaal zomede administratieve, culturele, educatieve, medische en sociale doeleinden, met daarbij behorende erven, andere bouwwerken en andere werken.
Op grond van artikel 11.2.1. van de planvoorschriften moet bij het bouwen van gebouwen ten dienste van de in lid 1.1. sub a van dit artikel genoemde doeleinden voldaan worden aan de navolgende eisen:
a. de goothoogte van een gymlokaal mag ten hoogste 8 m en van de overige gebouwen ten hoogste 6 m bedragen.;
b. de hoogte mag ten hoogste 10 bedragen;
c. het bebouwingspercentage mag ten hoogste 40% bedragen.
In artikel 11.1.2. van de planvoorschriften is de wijze waarop de in lid 1.1. genoemde doeleinden worden nagestreefd weergegeven in de volgende beschrijving in hoofdlijnen:
Het plan beoogt de instandhouding van de bestaande stedebouwkundige karakteristiek die als volgt kan worden omschreven.
Bebouwing waarvan de verschijningsvorm de specifieke functie als gemeenschapsvoorziening weerspiegelt. De inrichting van de onbebouwde terreingedeelten draagt bij aan deze herkenbaarheid. De schaal van de bebouwing, met een hoogte van overwegend een bouwlaag al dan niet met kap, is in overeenstemming met de lokale betekenis van de voorziening.
Vast staat en geen punt van geschil is dat de multifunctionele accommodatie (basisschool en peuterspeelzaal) niet in strijd is met de bestemming “Openbare en/of bijzondere bebouwing” en de bebouwingsvoorschriften zoals opgenomen in artikel 11.2.1. van de planvoorschriften. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat verzoekers hun standpunt met betrekking tot de overschrijding van de goothoogte ter zitting niet hebben gehandhaafd. Overigens is de voorzieningenrechter gelet op hetgeen door verweerder ter zitting in zijn pleitnota is gesteld van oordeel dat er ten aanzien van dit punt geen sprake is van strijd met de planvoorschriften.
Verzoekers stellen zich op het standpunt dat het bouwplan in strijd is met de in artikel 11.1.2. van de planvoorschriften opgenomen beschrijving in hoofdlijnen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is een beschrijving in hoofdlijnen – mits duidelijk en concreet geformuleerd – in beginsel geschikt om als aanvullend toetsingskader voor bouwaanvragen te dienen, doch een dergelijke toetsing kan er niet toe leiden dat een concreet bebouwingsvoorschrift uit het bestemmingsplan opzij wordt gezet. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat de in artikel 11.1.2 van de planvoorschriften opgenomen beschrijving in hoofdlijnen onvoldoende duidelijk en concreet is geformuleerd om als aanvullend toetsingskader voor bouwaanvragen te dienen. Er is niet door middel van kwantificering aangegeven wanneer en in welke mate er sprake is van wel of niet overwegend een bouwlaag. Verweerder heeft het bouwplan terecht uitsluitend getoetst aan de in artikel 11.2.1. opgenomen bebouwingsvoorschriften.
Door verzoekers is voorts aangevoerd dat het bouwplan niet voldoet aan de daaraan te stellen welstandseisen omdat het leidt tot een ernstige aantasting van het park. Verzoekers hebben hierbij verwezen naar de door de welstandscommissie uitgebrachte adviezen.
Uit de ter zake overlegde welstandsadviezen blijkt dat de welstandscommissie inderdaad kritisch tegen de bouwplannen heeft aangekeken. Een eerste schetsplan, voorjaar 2007, werd door de welstandscommissie negatief beoordeeld. Door de welstandscommissie zijn vervolgens oplossingsrichtingen aangegeven, welke hebben geleid tot het in geding zijnde bouwplan, waarover op 29 november 2007 een positief advies is uitgebracht. De voorzieningenrechter is gelet hierop vooralsnog van oordeel dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. Niet gebleken is dat de totstandkoming van het welstandsadvies gebreken vertoont dat burgemeester en wethouders het niet – of niet zonder meer – aan hun oordeel omtrent de welstand ten grondslag hadden mogen leggen. Door verzoekers is geen tegenadvies overgelegd van een andere deskundig te achten persoon of instantie.
Door verzoekers is verder nog aangevoerd dat er onvoldoende verkeersmaatregelen zijn getroffen om bij de school een verkeerschaos te voorkomen. Gelet op het limitatieve en imperatieve karakter van artikel 44 van de Woningwet kan dit, evenals de overige door verzoekers aangevoerde gronden, niet leiden tot de weigering van de bouwvergunning zodat de juistheid van verzoekers stellingen in het midden kan worden gelaten
Naar voorlopig oordeel zal de bestreden bouwvergunning in bezwaar in stand kunnen blijven. De verzoeken om een voorlopige voorziening komen niet voor inwilliging in aanmerking.
Er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst de verzoeken af.
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2008 in tegenwoordigheid van W.C. Knoester als griffier.