ECLI:NL:RBZUT:2008:BD0605

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
25 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460536-07 en 06/460521-06 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Roessingh-Bakels
  • H. Hemrica
  • A. Davids
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van TBS met dwangverpleging voor poging tot zware mishandeling op schoolplein in Ulft

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 25 april 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 oktober 2007 op een schoolplein in Ulft een poging tot zware mishandeling heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1987 en thans verblijvende in het huis van bewaring te Grave, heeft met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel willen toebrengen. Dit gebeurde na kalm beraad en rustig overleg, waarbij de verdachte [slachtoffer 1] met kracht in de nek heeft geslagen, hem meermalen op het hoofd heeft gestompt en zijn oogleden heeft opengetrokken. Daarnaast heeft hij ook [slachtoffer 2] mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, wettig en overtuigend schuldig is aan de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychologische rapportages die wijzen op een sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan ADHD, het syndroom van Gilles de la Tourette en afhankelijkheid van verdovende middelen. De rechtbank oordeelt dat de kans op herhaling groot is en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet voldoende is. Daarom is de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 60,00 aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] toegewezen, die schade heeft geleden door de mishandeling. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van drie maanden gevangenisstraf gelast, omdat de verdachte zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/460536-07 en 06/460521-06 (TUL)
Uitspraak d.d.: 25 april 2008
Tegenspraak / dip oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats 1987],
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Grave.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 11 april 2008.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 oktober 2007, te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer 1] (met kracht) in/op/tegen de nek, althans het lichaam, heeft geslagen (waardoor/waarop die [slachtoffer 1] is gevallen) en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] (meermalen) (met kracht) op/tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of (meermalen) (met kracht) tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of de/een oogleden/ooglid, althans een oog, van die [slachtoffer 1] heeft open geduwd/getrokken en/of
die [slachtoffer 1] bij/om de keel heeft (vast)gepakt en/of gegrepen en/of de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 04 oktober 2007, te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon,
[slachtoffer 1], (telkens) opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk (met kracht) in/op/tegen de nek, althans het lichaam heeft geslagen (waardoor/waarop die [slachtoffer 1] is gevallen) en/of (vervolgens) (meermalen) (met kracht) op/tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of (meermalen) (met kracht) tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of de/een oogleden/ooglid, althans een oog, heeft open geduwd/getrokken en/of bij/om de keel heeft (vast)gepakt en/of gegrepen en/of de keel heeft dichtgedrukt, tengevolge waarvan [slachtoffer 1] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 04 oktober 2007, te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] heeft gestompt en/of geslagen en/of die [slachtoffer 2] met kracht om de nek heeft gepakt en/of naar zich toe heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 05 juli 2007, te Ulft en/of Gendringen, gemeente Oude IJsselstreek, [slachtof[slachtoffer 3] (telefonisch) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd : "Je weet wat er gebeurd als je niet naar Ulft komt. Ik schiet een kogel door je kop heen, dat heb ik je al vaker verteld" en/of Ik steek je neer" en/of "Ik maak je kapot als je het niet geeft", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(parketnummer 802272-07)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
1. De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de bedreiging van [slachtoffer 3].
2. Namens verdachte is voor dit feit vrijspraak bepleit.
3. De rechtbank oordeelt als volgt.
Uit het proces-verbaal komt onomstotelijk naar voren dat de datum waarop deze telefonische bedreiging zou zijn gepleegd, 6 juli 2007 moet zijn geweest. Die vrijdag was immers de eigenlijke verjaardag van [naam 1], die naar zijn zeggen ook op die dag werd gevierd, en alle gehoorde getuigen hebben verklaard dat het op het verjaarsfeestje van die [naam 1] was dat aangever het bewuste telefoontje van verdachte kreeg.
Telaste is echter gelegd, dat de bedreiging op 5 juli 2007 werd gepleegd.
4. Voorts is als pleegplaats van de bedreiging tenlastegelegd Ulft en/of Gendringen, gemeente Oude IJsselstreek. Ulft is weliswaar de woonplaats van verdachte maar verdachte ontkent het feit en het is onduidelijk waar hij zich op 6 juli 2007 ’s avonds bevond. Aangever bevond zich, toen hij het bewuste telefoontje van verdachte zou hebben gekregen, bij [naam 1] in Gendringen. Zowel Ulft als Gendringen is gelegen in de gemeente Oude IJsselstreek.
5. Beide hiervoor gesignaleerde gebreken in de telastelegging zijn te ondervangen, enerzijds door bewezen te verklaren de periode “op of omstreeks 5 juli 2007” en anderzijds door bewezen te achten dat het feit werd gepleegd “in de gemeente Oude IJsselstreek”.
6. Naast de aangifte van [slachtoffer 3] is er een aantal getuigenverklaringen in het dossier te vinden, dat de aangifte ondersteunt.
Anderzijds is er van meet af aan de stellige ontkenning van verdachte, zowel bij de politie als op de zitting van de rechtbank. Hij heeft onder andere aangevoerd dat er een vies spelletje wordt gespeeld en dat de getuigen onder één hoedje met aangever spelen.
Ook is er een verklaring van verdachte’s zusje, dat zegt dat verdachte al langere tijd door leeftijdgenoten wordt gepest en uitgedaagd.
Deze factoren bij elkaar maken dat er weliswaar wettig bewijs voor deze bedreiging bestaat, maar dat de rechtbank met onvoldoende zekerheid kan uitsluiten dat het is gegaan zoals verdachte stelt.
7. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
Bewijsmotivering ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde(Eindnoot 1)
8. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder
1 primair en 2 ten laste gelegde.
9. Door de raadsman is ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde naar voren gebracht dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onderdeel “met voorbedachten rade” en dat enkel bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling. Hij heeft daartoe allereerst aangevoerd dat uit de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen niet overtuigend naar voren komt dat verdachte zou hebben gehandeld na kalm overleg en een bedaard nadenken. Veeleer lijkt sprake van een spontaan ontstane, ogenblikkelijke gemoedsopwelling onder mogelijke invloed van drugs.
Tot slot heeft de raadsman in dit verband gewezen op de door de deskundigen Van Beek en Labrijn getrokken conclusie dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, zodat van “voorbedachten rade” geen sprake kan zijn.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het bestanddeel dat verdachte aangever [slachtoffer 2] met kracht om de nek heeft gepakt, omdat alleen aangever over deze handeling spreekt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard, dat hij geprobeerd heeft [slachtoffer 2] te slaan, maar dat hij hem niet geraakt heeft.
10. De rechtbank oordeelt ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde als volgt.
11. De rechtbank stelt vast dat op 4 oktober 2007 op het plein van school de Wesenthorst te Ulft een vechtpartij heeft plaatsgevonden.
12. [slachtoffer 1] heeft daarvan aangifte gedaan. Hij verklaart dat hij die dag richting de hoofdingang van de school wilde lopen, toen hij verdachte zag lopen. Hij zag dat verdachte over het lage gedeelte van het buitenhek sprong en in zijn – aangevers – richting kwam rennen. Aangever rende in de richting van de fietsenstalling en voelde dat verdachte hem van achteren in de nek sloeg, waardoor aangever ten val kwam.(Eindnoot 2) Vervolgens zag en voelde aangever dat verdachte hem meermalen opzettelijk en met kracht op het hoofd sloeg.(Eindnoot 3) Verdachte sloeg aangever in het gezicht. Voorts is verdachte op hem gaan zitten en heeft met zijn handen de oogleden van aangever opengetrokken. Ook heeft verdachte aangever bij de keel gepakt.(Eindnoot 4)
13. Verdachte bekent bij de politie bij de vechtpartij op het schoolplein betrokken te zijn geweest. Hij verklaart, dat hij in de ochtend van 4 oktober 2007 op zoek is gegaan naar [slachtoffer 1], met wie hij al anderhalf jaar problemen heeft. Hij geeft aan dat hij genoeg had van [slachtoffer 1] en dat hij naar de school van [slachtoffer 1] is gelopen, omdat hij wist dat [slachtoffer 1] daar zou zijn. Toen hij [slachtoffer 1] niet bij de school zag, is hij naar een ander plein gegaan, alwaar hij [slachtoffer 1] wel zag. Verdachte is toen over het hek geklommen en naar [slachtoffer 1] toegelopen. Op het moment dat [slachtoffer 1] wegrende, is verdachte achter hem aan gerend. [slachtoffer 1] was samen met Seyit, die geprobeerd heeft verdachte tegen te houden. Verdachte heeft hem echter met zijn arm had weggeduwd en hij heeft [slachtoffer 1] vervolgens ingehaald. Verdachte heeft meerdere keren met zijn vuist naar [slachtoffer 1] uitgehaald en hem in zijn gezicht en boven op zijn hoofd geraakt.(Eindnoot 5)
Verdachte verklaart tevens dat [slachtoffer 1] na de eerste slag op de grond was gevallen en dat hij, verdachte, [slachtoffer 1] op een gegeven moment met kracht met een hand bij de keel heeft gepakt en voorts dat hij met zijn vingers in de oogkassen van [slachtoffer 1] heeft geduwd.(Eindnoot 6)
14. Voor bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad is vereist dat komt vast te staan dat het handelen van verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit en dat de verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en het gevolg van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Dat die gelegenheid in de onderhavige zaak heeft bestaan, kan uit de hiervoor weergegeven verklaringen van verdachte, die hij bij de politie heeft afgelegd, worden afgeleid.
Ter terechtzitting van 11 april 2008 heeft verdachte echter verklaard, dat hij op de ochtend van 4 oktober 2007 niet reeds in zijn woning al het besluit had genomen om [slachtoffer 1] die dag te pakken te nemen. Voorts heeft hij ter terechtzitting ontkend dat hij de oogleden van [slachtoffer 1] heeft opengeduwd. Verdachte stelt dat zijn bij de politie afgelegde verklaring op die punten onjuist is.
De rechtbank hecht aan deze ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte geen geloof. Zij acht het niet aannemelijk dat verdachte, vlak ná het incident, op deze punten onjuist zou hebben verklaard bij de politie. Het feit dat hij zijn verklaring onder invloed van drugs heeft afgelegd, brengt niet zonder meer met zich dat die verklaring daarom onjuist zou zijn.
15. Voor zover door de raadsman is gesteld dat de keuzevrijheid van verdachte ten tijde van het feit zodanig was aangetast dat het bewezenverklaarde hem slechts in sterk verminderde mate kan worden toegerekend, overweegt de rechtbank dat de omstandigheid dat het feit in sterk verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend, niet uitsluit dat sprake is van voorbedachte rade in de hierboven bedoelde zin. De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van
5 februari 2008, gepubliceerd onder LJN BB4959.
16. De rechtbank acht het feit zoals dat onder 1 primair ten laste is gelegd dan ook wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is voor wat betreft de bewezenverklaarde poging tot het toebrengen van in het bijzonder zwaar lichamelijk letsel van oordeel, dat de wijze waarop en de intensiteit waarmee verdachte de aangever heeft mishandeld gemakkelijk tot zwaar lichamelijk letsel had kunnen leiden als derden niet tijdig tussenbeide waren gekomen.
17. De rechtbank acht eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank baseert zich bij de bewezenverklaring op de hierna te noemen feiten en omstandigheden.
18. Aangever [slachtoffer 2] verklaart bij de politie dat hij op 4 oktober 2007 zag dat [getuige 1] verdachte van [slachtoffer 1] afhaalde. Aangever [slachtoffer 2] wilde toen wegrennen van verdachte en zag en voelde vervolgens dat verdachte hem sloeg en hem daarbij tussen de schouders raakte.(Eindnoot 7) De aangifte wordt bevestigd door [getuige 1], die verklaart dat zij zag dat verdachte een jongen stompte en dat die daarbij geraakt werd op zijn rug.(Eindnoot 8)
Gelet hierop hecht de rechtbank geen geloof aan de mededeling van verdachte ter zitting, dat hij [slachtoffer 2] niet geraakt heeft.
19. Voor zover aan verdachte tevens ten laste is gelegd dat hij voornoemde [slachtoffer 2] bij de nek heeft vastgepakt, zal de rechtbank verdachte van dit onderdeel vrijspreken. Ofschoon voornoemde [slachtoffer 2] in zijn aangifte vermeldt dat verdachte hem om de nek heeft gepakt, vindt dit gedeelte van zijn verklaring geen bevestiging in andere bewijsmiddelen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 4 oktober 2007, te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer 1] met kracht in de nek heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer 1] is gevallen en vervolgens die [slachtoffer 1] meermalen met kracht op het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en de oogleden van die [slachtoffer 1] heeft open geduwd en die [slachtoffer 1] om de keel heeft vastgepakt en gegrepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 4 oktober 2007, te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, opzettelijk mishandelend
[slachtoffer 2] heeft gestompt, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders onder 1 primair en 2 is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1 primair: Poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade;
Feit 2: Mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
20. Naar de persoon van verdachte is een psychologisch en psychiatrisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport, gedateerd 1 april 2008, opgemaakt door S. Labrijn (GZ-psycholoog) en een rapport, eveneens gedateerd 1 april 2008, opgemaakt door H.E.M. van Beek (psychiater). Beide deskundigen komen tot de conclusie dat ten tijde van het plegen van de delicten bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis in de vorm van ADHD, het syndroom van Gilles de la Tourette en afhankelijkheid van verdovende middelen. Voorts was sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis Niet Anders Omschreven met narcistische en anti-sociale trekken. De gedragingen van verdachte werden ten tijde van het tenlastegelegde hierdoor beïnvloed. Geconcludeerd wordt dat verdachte ten tijde van de gepleegde delicten sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
21. Met de conclusies in de rapportages kan de rechtbank zich, evenals het openbaar ministerie en de verdediging, verenigen. Zij neemt deze conclusies over.
22. Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden, die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
23. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden en daarnaast – in navolging van het advies van de deskundigen Van Beek en Labrijn voornoemd – aan hem op te leggen de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Verdachte heeft behandeling nodig in een stevig juridisch kader en in een 24-uurssetting.
24. De raadsman heeft primair bepleit te volstaan met een fors voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen hem te geven door de Stichting Reclassering Nederland en dat hij zich klinisch zal laten behandelen in een door de reclassering aan te wijzen inrichting, bij voorkeur Hoeve Boschoord. Verdachte is gemotiveerd voor deze behandeling en heeft expliciet verklaard bereid te zijn zich te houden aan deze bijzondere voorwaarden.
Subsidiair, als de rechtbank tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling zou overgaan, heeft de raadsman gepleit voor oplegging van TBS met voorwaarden. Verdachte is gemotiveerd en bereid zich aan de daarbij op te leggen voorwaarden te houden. Hij kan in die situatie laten zien dat hij zich aan de voorwaarden houdt en mocht dit niet het geval zijn, dan kan de terbeschikkingstelling met voorwaarden worden omgezet in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
25. De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Onder invloed van een aanmerkelijke hoeveelheid drugs, waarvan hij wist dat het zijn geestesgesteldheid nadelig beïnvloedde, heeft hij het plan opgevat zijn slachtoffer op te zoeken om hem te mishandelen. Dat het slachtoffer uiteindelijk geen ernstig letsel heeft opgelopen, is te danken aan het ingrijpen door een docente van de school en niet aan verdachte. Dergelijke feiten zorgen voor onrust op en rondom de school, waar leerlingen zich veilig moeten kunnen voelen en gevrijwaard moeten zijn van gedrag zoals verdachte heeft laten zien. Dat het slachtoffer, zoals verdachte heeft verklaard, hem zou hebben uitgedaagd, rechtvaardigt het gedrag van verdachte niet. Ook heeft verdachte een tweede slachtoffer mishandeld.
26. Ten nadele van verdachte wordt voorts overwogen dat verdachte al twee keer eerder is veroordeeld wegens het plegen van, onder meer, geweldsdelicten en dat hij in een tweetal proeftijden loopt.
27. Anderzijds wordt, als strafverzachtende omstandigheid, rekening gehouden met de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het plegen van de delicten en zijn betrekkelijk jonge leeftijd.
28. Gelet hierop en ook met inachtneming van hetgeen hierna wordt overwogen, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden passend en geboden is. De afwijking met de door de officier van justitie gevorderde straf ligt in de vrijspraak van het derde telaste gelegde feit.
29. Uit de hiervoor vermelde psychologische rapportage door S. Labrijn blijkt voorts, zakelijk samengevat, het volgende. Vanwege de zwakbegaafdheid is betrokkene verminderd in staat de gevolgen van zijn handelingen te overzien. Vanwege de complexe opeenstapeling van verdachtes problematiek is er sprake van een structureel hoge mate aan spanning, een hoge mate van impulsiviteit, een hoog agressiepotentieel, labiliteit, een slechte beheersing en beïnvloedbaarheid. Eveneens mede vanwege de opeenstapeling van problematiek is er sprake van een sterke zucht naar middelen, teneinde onvrede en onrust weg te kunnen werken.
Er is nauwelijks sprake van probleembesef, de motivatie voor behandeling is wankel, betrokkene is impulsief en weinig in staat zichzelf aan te sturen. Terwijl de zucht naar middelen sterk is, is een dwingend kader noodzakelijk.
30. Psychiater Van Beek concludeert in de hiervoor vermelde rapportage dat betrokkene door zijn zwakbegaafdheid minder inzicht in zijn handelen heeft. Er is weinig ziekte-inzicht en ziektebesef. Betrokkene heeft door de complexe psychische aandoeningen weinig grip op zijn handelen.
31. Beide deskundigen achten de kans op recidive zeer groot als verdachte geen passende behandeling krijgt. Een intensieve, langdurige, klinische behandeling in een instelling voor mensen met een licht cognitieve beperking wordt het meest aangewezen geacht. Vanwege de gebrekkige motivatie en het gebrek aan ziekte-inzicht en ziektebesef, achten de deskundigen behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde niet haalbaar. Geadviseerd wordt tot oplegging van TBS met dwangverpleging.
32. Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat bij verdachte sprake is van een grote kans op herhaling van de door hem gepleegde feiten. Het strafblad van verdachte laat zien dat de kans op herhaling niet wordt verminderd door oplegging van een voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld een bijzondere voorwaarde, nu verdachte meerdere keren binnen de proeftijd heeft gerecidiveerd. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat eerdere behandelingen, zowel klinisch als ambulant, geen enkel resultaat hebben opgeleverd. Verder wordt in de hulpverleningsgeschiedenis, opgenomen in de rapportage van Labrijn, vermeld dat betrokkene zich eerder aan behandeling op De Hanzeborg heeft onttrokken.
De conclusie die de rechtbank hieruit trekt, is dat het opleggen van een verplichte behandeling in een voorwaardelijk kader niet toereikend is bij verdachte. De hierop betrekking hebbende suggestie van de raadsman wordt daarom niet gevolgd.
33. Gelet op de bovenvermelde multidisciplinaire rapportage zal de rechtbank terzake van de bewezenverklaarde feiten, welke misdrijven zijn en gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opleggen. Aan de voorwaarden vermeld in de artikelen 37a en 37b leden 1 van het Wetboek van Strafrecht is voldaan.
34. De rechtbank heeft hierbij meegewogen dat voor de voor verdachte aangewezen behandelinstelling, Hoeve Boschoord, een lange wachttijd bestaat. Echter, in de ernst van de feiten, de rol die verdovende middelen daarin hebben gespeeld in verband met de sterke zucht van verdachte naar deze middelen, de daarmee verband houdende kans op recidive en tenslotte de eerdere mislukte behandelpoging, ziet de rechtbank voldoende reden om desalniettemin tot oplegging van deze maatregel over te gaan.
Vordering tot schadevergoeding
35. De benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende aan [adres] (bankrekeningnummer: [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 60,00 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
36. Namens verdachte is allereerst aangevoerd, dat de vordering niet nader met stukken is onderbouwd. Voorts is naar voren gebracht dat verdachte reeds maanden door de benadeelde partij werd geplaagd en uitgedaagd, waardoor de vraag zich voordoet of en in hoeverre sprake is van medeschuld van de aangever en als gevolg daarvan, op welke hoogte de beweerdelijk geleden schade uiteindelijk zal kunnen worden bepaald. De raadsman heeft zich dan ook op het standpunt gesteld dat de vordering niet zodanig eenvoudig van aard is dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij dient volgens hem daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
37. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden. De benadeelde partij vraagt een vergoeding voor de kosten van zijn spijkerbroek die door het handelen van verdachte kapot is gegaan. De benadeelde partij heeft reeds in zijn aangifte van
4 oktober 2007 vermeld, dat de spijkerbroek kapot is gegaan, doordat hij – door toedoen van verdachte – ten val kwam. De rechtbank acht de vordering eenvoudig van aard.
De vordering komt de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voor en zij zal deze dan ook tot het gevraagde bedrag toewijzen. Verdachte is voor de schade – naar burgerlijk recht – aansprakelijk. De omstandigheid dat verdachte mogelijk langere tijd mede door aangever is gepest, doet daaraan niet af, nu het hier een op zichzelf staand incident betreft. Er is voorts in dit concrete incident niet onderbouwd op grond van welke omstandigheden de geleden schade voor rekening van het slachtoffer zou moeten blijven.
Vordering tenuitvoerlegging
38. De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank op 7 februari 2007 aan verdachte voorwaardelijk opgelegde straf, te weten 3 maanden gevangenisstraf, thans ten uitvoer wordt gelegd.
39. De raadsman heeft bepleit de vordering van de officier van justitie af te wijzen dan wel de proeftijd met één jaar te verlengen.
40. De rechtbank is van oordeel dat, nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, de bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 7 februari 2007 (parketnummer: 06/460521-06) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden ten uitvoer gelegd dient te worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14g, 27, 36b, 36c, 36f, 37, 37a, 37b, 45, 57, 300, 302 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders onder 1 primair en 2 is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 7 februari 2007 (geregistreerd onder parketnummer: 06/460521-06), te weten van: een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) maanden.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1], wonende aan [adres] (bankrekeningnummer:
[nummer]), van een bedrag van € 60,00, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], voornoemd, een bedrag te betalen van € 60,00, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Roessingh-Bakels, voorzitter, Hemrica en Davids, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 april 2008.
(Eindnoot 1)Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal
nr. PL0642/07-208182, gedateerd 22 oktober 2007
(Eindnoot 2)Zie het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] (dossierpagina: 37) en zijn aanvullende verklaring (dossierpagina: 43)
(Eindnoot 3)Zie het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] (dossierpagina: 37-38)
(Eindnoot 4)Zie het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] (dossierpagina: 43)
(Eindnoot 5)Zie het proces-verbaal van verhoor van verdachte (dossierpagina: 28-29)
(Eindnoot 6)Zie het proces-verbaal van verhoor van verdachte (dossierpagina: 31)
(Eindnoot 7)Zie het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (dossierpagina: 20)
(Eindnoot 8)Zie het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] (dossierpagina: 24)