ECLI:NL:RBZUT:2008:BD0930

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
6 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-460028-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van der Hooft
  • M. van Harreveld
  • J. van der Mei
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een mes en toebrengen van zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 6 mei 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer in de nacht van 12 op 13 januari 2008 te Apeldoorn. De verdachte heeft tijdens een ruzie met een onbekende jongen, die wegvluchtte, het slachtoffer met een mes in de hals verwond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet handelde en zich bewust was van de levensgevaarlijke situatie die hij creëerde. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals elektronisch toezicht en reclassering. De rechtbank heeft echter besloten om de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en heeft daarnaast een maximale werkstraf van 240 uur opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich volledig kon verantwoorden voor zijn daden, ondanks een rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie dat een verminderde toerekenbaarheid suggereerde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 215 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de verplichting om zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de opgelegde straf. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460028-08
Uitspraak d.d.: 6 mei 2008
tegenspraak/ dnip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode, woonplaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 april 2008.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in de nacht van 12 januari 2008 op 13 januari 2008 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slacht[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp (een) snijdende beweging(en) tegen/in de hals van die [slachtoffer] heeft gemaakt althans een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, tegen de hals van die [slachtoffer] heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in de nacht van 12 januari 2008 op 13 januari 2008 te Apeldoorn aan [slacht[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (snijwonden in de hals), heeft toegebracht, door opzettelijk meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de hals van die [slachtoffer] (een) snijdende beweging(en) te maken, althans een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp tegen de hals te duwen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in de nacht van 12 januari 2008 op 13 januari 2008 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slacht[slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp (een) snijdende beweging(en) in de hals van [slachtoffer] heeft gemaakt, althans met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp tegen/in de hals van die [slachtoffer] heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde met dien verstande dat bij verdachte sprake was van opzet in voorwaardelijke zin. Verdachte en zijn raadsman hebben het standpunt van de officier van justitie niet bestreden en zich aangaande de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen en bewijsmotivering
Gelet op de inhoud van het proces-verbaal van aangifte door [slacht[slachtoffer] (p. 18-19), de foto’s betreffende de verwondingen van [slachtoffer] (p. 20-21), de medische informatie betreffende [slachtoffer] (p. 22), de bekennende verklaring van verdachte in het proces-verbaal van verhoor van verdachte (p. 31-34) en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting, acht de rechtbank het primair tenlastegelegde bewezen. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0620/08-200447, op ambtseed opgemaakt door [naam], brigadier van politie Team Recherche, gesloten en getekend d.d. 12 februari 2008.
Verdachte heeft in de nacht van 12 januari 2008 op 13 januari 2008 ruzie gehad met een voor hem onbekende jongen. Deze jongen is weggerend en verdachte ging er achteraan, waarbij hij zijn mes tevoorschijn haalde en openklapte. Bedoelde jongen vluchtte een huis in. Verdachte heeft bij dit huis op de ramen en deuren geslagen. Uiteindelijk deed een ander dan voornoemde jongen, namelijk [slachtoffer], de deur open. Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer] met één hand vastgepakt en met zijn andere hand het vlijmscherpe mes tweemaal zodanig tegen de hals van [slachtoffer] gedrukt, dat twee gapende wonden ontstonden, waar één wond reikte tot in het spierweefsel vlak boven de halsslagader. Indien deze was geraakt had voor het slachtoffer onmiddellijk een levensbedreigende situatie kunnen ontstaan. Nu verdachte heeft erkend dat hij in grote boosheid handelde en dat hij weet had van de vlijmscherpe hoedanigheid van het mes, is ook de rechtbank van oordeel, dat de aard van verdachtes handelen en de bewijsmiddelen geen andere conclusie toelaten, dan dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij het slachtoffer dodelijk halsletsel zou toebrengen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Hij in de nacht van 12 januari 2008 op 13 januari 2008 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer ] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, een mes, tegen de hals van die [slachtoffer] heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Primair: Poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 7 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de volgende bijzondere voorwaarden:
1. dat verdachte zich de eerste zes maanden van de proeftijd zal laten stellen onder elektronisch toezicht;
2. dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door de reclassering, ook indien deze betrekking hebben op het volgen van (een) training(en), cursus(sen) alsmede het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos te Apeldoorn.
In het standpunt van de verdediging dient het reeds bestaande elektronische toezicht geen vervolg te krijgen, omdat dit toezicht het door de reclassering opgestelde plan van aanpak zou kunnen doorkruisen en bovendien geen recht zou doen aan de positieve opstelling van verdachte en het slachtoffer. De raadsman heeft daarbij verwezen naar het laatste reclasseringsrapport, de voorgenomen verwijdering van het bij verdachte aangebrachte enkelbandje en de verzoenende inhoud van de door de raadsman overgelegde brief van het slachtoffer.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting het volgende in aanmerking genomen. Uit het rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NFIP), opgemaakt door J.H. Verhoef d.d. 13 februari 2008, komt naar voren dat het ten laste gelegde in licht verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank neemt deze conclusie niet over, nu zij deze conclusie te mager onderbouwd acht en zij ook overigens geen aanknopingspunten ziet om die conclusie toch over te nemen.
Hoewel voor een geweldsdelict als het onderhavige in beginsel een langere duur op zijn plaats zou zijn, ziet de rechtbank aanleiding de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf te beperken tot de duur van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd. De rechtbank heeft daarbij laten meewegen dat verdachte na schorsing van de voorlopige hechtenis elektronisch toezicht heeft ondergaan en zich positief heeft opgesteld, ook ten aanzien van de reclassering.
Gelet op deze ontwikkelingen enerzijds en op de ernst van de feiten anderzijds, zal de rechtbank naast reclasseringscontact geen elektronisch toezicht, maar de maximale werkstraf opleggen, waarbij zij tevens is uitgegaan van haar oordeel dat het bewezen verklaarde volledig aan verdachte kan worden toegerekend.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op artikel 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 215 (tweehonderd vijftien) dagen.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 180 (honderd en tachtig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door Kairos te Apeldoorn. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die door of namens de leiding van Kairos zullen worden gegeven.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 (tweehonderd en veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderd en twintig) dagen.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Van Harreveld en Van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Ter Haar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 mei 2008. Mrs. Van der Hooft en Van der Mei zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.