ECLI:NL:RBZUT:2008:BD0939

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
6 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-460029-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • A. van Harreveld
  • J. van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal door onvoldoende bewijs en oplegging van ISD-maatregel voor overige feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 6 mei 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede feit, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij het feit had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de exacte vindplaats van een bloedspoor cruciaal was voor de bewijsvoering, maar dat er onvoldoende duidelijkheid over bestond. Voor de overige drie feiten, diefstal in vereniging, heeft de rechtbank de verdachte wel schuldig bevonden. De verdachte heeft in de periode van 19 april 2007 tot en met 6 januari 2008 verschillende inbraken gepleegd, waarbij hij geld en goederen heeft weggenomen uit onder andere een apotheek, bloemenwinkel en bakkerij. De rechtbank heeft de verdachte, gezien zijn veelplegerstatus en de ernst van de feiten, een ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de vorderingen van sommige partijen niet-ontvankelijk zijn verklaard omdat deze niet van eenvoudige aard waren. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van de samenleving tegen de verdachte, die een patroon van criminaliteit vertoont.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460029-08
Uitspraak d.d.: 6 mei 2008
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te District [geboorteland] op [geboortedatum],
wonende te [geboorteplaats],
thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 april 2008.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 april 2007 tot en met 20 april 2007 te Ermelo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een gebouw ([naam]) van [organisatie 1] te Ermelo heeft weggenomen 175 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [organisatie 1] te Ermelo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 19 april 2007 te Barneveld, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijf (gevestigd aan het [adres 1]) heeft weggenomen een computer en/of meerdere, althans één beeldscherm(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [organisatie 2]., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(parketnummer 05/515787-07)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op meerdere, althans één, tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 januari 2008 tot en met 6 januari 2008 te Wezep, gemeente Oldebroek,(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
-in/uit een apotheek ([organisatie 3, [adres 2]]) heeft weggenomen een kassalade en/of 525 euro, althans enig geldbedrag en/of briefjes met pincodes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [organisatie 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) (incident 1), en/of
-in/uit een winkel (bloemenwinkel [organisatie 4], [adres 3]) heeft weggenomen een kassalade en/of 400 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [organisatie 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) (incident 2), en/of
-in/uit een winkel (Bakkerij [organisatie 5], [adres 4])heeft weggenomen een
kassalade en/of 200 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Bakkerij [organisatie 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) (incident 3), en/of
-in/uit een winkel (Evangelische [organisatie 6], [adres 5]) heeft weggenomen ongeveer 100 euro, althans enig geldbedrag en/of een radio-/CD-speler, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Evangelische [organisatie 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) (incident 4),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op meerdere, althans één, tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 januari 2008 tot en met 6 januari 2008 te Barneveld en/of Kampen (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen: -te Barneveld: een (personen)auto (Ford Escort, kenteken [cijfers]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer a], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), -te Kampen: een (personen)auto (Ford Escort, kenteken [cijfers]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer b], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 09 januari 2008 te Barneveld, althans in Nederland, [naam[naam agent a] en/of [naam ag[naam agent b] (beiden politieambtenaar) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam agent a] en/of [naam agent b] dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik je in burger tegen kom dan maak ik je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
(parketnummer 05/600076-08);
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte ontkent het feit en naar verdachte wijzend bewijsmateriaal bestaat slechts hierin, dat zijn DNA-profiel overeenkomt met het DNA-profiel, dat is verkregen uit een bij het onderzoek gevonden bloedspoor. Volgens het proces-verbaal met nummer 07-061363 (p.12) is dat bloedspoor aangetroffen op de plaats van het onderhavige delict. Deze plaats is evenwel gelegen aan een openbare weg in verdachts toenmalige woonplaats. De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier geen proces-verbaal bevindt, waaruit blijk van de wijze waarop en de omstandigheden waaronder het onderhavige (bloed-) spoor is bemonsterd. Op verzoek van de officier van justitie is door de politie op 6 december 2007 een aanvullend proces-verbaal opgemaakt, waarin met betrekking tot de vindplaats van het onderhavige (bloed-)spoor is vermeld: “het bloedspoor bij de inbraak op het [adres 1] te Barneveld (07-161363) werd aangetroffen op het glas aan de rand van het aangebrachte gat in de noodruit waardoor de verdachte het pand is binnengeklommen”. Gelet op de verklaring van aangever dat in de bewuste nacht rond 02.45 uur een poging tot inbraak is gedaan, waarbij een ruit werd ingeslagen, waarna een noodruit is geplaatst en vervolgens tussen 05.05 en 09.15 uur de noodruit is verwijderd en een computerkast en beeldscherm zijn gestolen, acht de rechtbank de exacte vindplaats van het (bloed-)spoor (op de oorspronkelijke ruit of op de noodruit) van belang voor de beoordeling van de vraag of verdachte het feit zoals ten laste gelegd heeft begaan. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er onvoldoende duidelijkheid op dat punt, zodat verdachte ter zake deze diefstal dient te worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Feiten 1, 3 en 4:
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de –navolgende- overwegingen ten aanzien van het bewijs, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0610/07-200494, op ambtseed opgemaakt door [naam c], hoofdagent van politie Team Recherche, District Noord-West Veluwe, gesloten en getekend d.d. 23 januari 2008.
1. Proces-verbaal van aangifte door [naam], [organisatie 1] (p. 107);
2. Proces-verbaal van aangifte door [naam], [organisatie 3] (p. 26-27);
3. Proces-verbaal van aangifte door [naam], bloemenwinkel [organisatie 4] (p. 42-43);
4. Proces-verbaal van aangifte door [naam], bakkerij [organisatie 5] (p. 49-50);
5. Proces-verbaal van aangifte door [naam], evangelische winkel [organisatie 6] (p. 56-57);
6. Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer a] (p. 73);
7. Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer b] (p. 82-83);
8. Verklaring van verdachte bij de politie (p. 111 – 112, 37-40, 45-47, 52-53, 59-60, 103-105);
9. Verklaring van verdachte ter zitting.
Feit 5:
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de – navolgende – overwegingen ten aanzien van het bewijs, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0743/07-000359, op ambtseed opgemaakt door [naam ], brigadier van politie District WVV, Unit BPZ Noord, gesloten en getekend d.d. 16 januari 2008.
10. Proces-verbaal [naam agent a] en [naam agent b] (p. 12-14);
Uit deze bewijsmiddelen worden de volgende redengevende feiten en omstandigheden afgeleid:
Feit 1:
- Aangever [naam, organisatie 1] verklaart dat hij veldwachter is bij [organisatie 1] in Ermelo. Van 19 april 2008 op 20 april 2008 kreeg hij een melding van inbraak in het gebouw [naam] te Ermelo. Men is binnengekomen door een ruit te vernielen. Een grote ijzeren kast, met daarin opgeborgen een geldkistje, is met geweld open gebroken. Uit het geldkistje is € 175,00 weggenomen (p. 107).
- Verdachte heeft bij de politie (p. 111 en 112) en ter zitting bekend dat hij bij [naam] in Ermelo heeft ingebroken en daar het geld uit het geldkistje heeft weggenomen. Verdachte pleegde dit feit met een ander, van wie hij de naam niet wil noemen.
Feit 3:
- Aangever [naam, organisatie 3] verklaart dat hij op 6 januari 2008 gebeld werd door de alarmcentrale dat het inbraakalarm bij de apotheek in Wezep afging. Hij is er naartoe gegaan en toen hij ter plaatse kwam zag hij dat het een echte inbraak betrof. Het raam aan de linkerzijde van de voordeur was kapot. Hij zag dat de kassa was weggenomen (p. 26). In de kassa zat € 175,-.
- Aangever [naam organisatie 4] verklaart dat tussen 4 januari 2008 te 21.00 uur en 5 januari 2008 te 7.55 uur een ruit is ingeslagen bij de bloemenwinkel Orchidee te Wezep en de geldlade is weggenomen. In deze geldlade zat ongeveer € 400,00 (p. 42).
- Aangever [naam, organisatei 5] verklaart dat hij op 6 januari 2008 werd gebeld dat in de bakkerij [organisatie 5] te Wezep een raam vernield was. Hij is er naartoe gegaan en zag dat het raam was ingeslagen en ontzet, waardoor dat open was. De verstopte kassalade is weggenomen. Hierin zat ongeveer € 200,00 wisselgeld (p. 49).
- Aangever [naam organisatie 6] verklaart dat op zondag 6 januari 2008 werd ontdekt dat er in de Evangelische winkel te Wezep is ingebroken. Uit de kassalade is geld en uit de winkel is een radioCDspeler, merk Sony, ontvreemd.
- Verdachte heeft bij de politie en ter zitting bekend dat hij destijds in Wezep bij de Apotheek (p. 39), bloemenwinkel [organisatie 4] (p. 46), bakkerij [organisatie 5] (p. 52-53) en bij [organisatie 6] (p. 59-60) heeft ingebroken. Verdachte pleegde dit feit met een ander, van wie hij de naam niet wil noemen.
Feit 4:
- Aangever [slachtoffer a] verklaart dat in de nacht van 4 op 5 januari 2008 zijn Ford Escort met kenteken [cijfers] is weggenomen. Deze auto stond geparkeerd op de parkeerplaats op de Wildforster te Barneveld.
- Aangever [slachtoffer b] verklaart dat tussen 3 januari 2008 en 6 januari 2008 de auto van zijn dochter is weggenomen. Het gaat om een Ford Escort met kenteken [cijfers]. Deze auto stond geparkeerd aan de Hagenkade te Kampen.
- Verdachte heeft bij de politie en ter zitting bekend dat hij destijds de auto’s in Barneveld (p. 45) en Kampen (p. 103-104) heeft weggenomen. Verdachte pleegde dit feit met een ander, van wie hij de naam niet wil noemen.
Feit 5:
- [naam agent a] en [naam agent b] verklaren op ambtseed dat verdachte tijdens het vervoer naar het bureau tegen [naam agent a] zei: “als ik je in burger tegenkom, dan maak ik je af”.
Standpunten Openbaar ministerie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde. Ten aanzien van feiten 1, 3 en 4 verwijst zij naar de aangiften en bekennende verklaringen van verdachte. Ten aanzien van het tweede feit verwijst zij naar de aangifte van [slachtoffer c] en de match met het DNA van verdachte. Tenslotte verwijst hij voor het vijfde feit naar het proces-verbaal van [naam agent a] en [naam agent b], waaraan zij meer waarde hecht dan aan de ontkennende verklaring van verdachte.
Namens verdachte is naar voren gebracht dat verdachte bij het eerste ten laste gelegde feit slechts € 100,- heeft weggenomen. Ten aanzien van het tweede ten laste gelegde feit heeft verdachte dit feit van meet af aan ontkend. Er zit volgens de raadsvrouw onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier om te kunnen stellen dat verdachte de waarheid niet zou spreken. Ten aanzien van het derde en vierde ten laste gelegde feit refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het vijfde ten laste gelegde feit verwijst de raadsvrouw naar verdachtes afwijkende verklaring. Uit het dossier blijkt duidelijk dat verdachte alleen heeft gezegd: “jij komt nog wel”. Dit kan geen aanleiding voor de verbalisanten zijn om te zeggen dat verdachte dan de kogel zou mogen krijgen. Dit is een disproportionele reactie van verbalisanten en naar de mening van de raadsvrouw behoort dit meegewogen te worden. Tenslotte moeten meegewogen worden de omstandigheden waarin verdachte zich op dat moment bevond en het feit dat verdachte zijn excuses aan verbalisanten heeft aangeboden. De raadsvrouw heeft gelet op een en ander voor dit feit tot vrijspraak geconcludeerd.
Bespreking standpunten
De rechtbank acht gelet op haar onderzoek en de inhoud van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, in voege als hierna vermeld. Ten aanzien van het onder 1 en 5 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat haar niet is gebleken van redenen tot twijfel omtrent het door aangever [naam, organisatie 1] genoemde geldbedrag respectievelijk de door verbalisanten [naam agent a] en [naam agent b] op ambtseed gerelateerde gang van zaken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
Hij in de periode van 19 april 2007 tot en met 20 april 2007 te Ermelo tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een gebouw ([naam]) van [organisatie 1] te Ermelo heeft weggenomen 175 euro, toebehorende aan [organisatie 1] te Ermelo, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking en inklimming.
3.
Hij op meerdere tijdstippen omstreeks de periode van 5 januari 2008 tot en met 6 januari 2008 te Wezep, gemeente Oldebroek, telkens tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
-uit een apotheek ([organisatie 3], adres 2) heeft weggenomen een kassalade en 525 euro, toebehorende aan [organisatie 3], en
-uit een winkel (bloemenwinkel [organisatie 4], adres 3) heeft weggenomen een kassalade en 400 euro, toebehorende aan [organisatie 4], en
-uit een winkel (Bakkerij [organisatie 5], adres 4) heeft weggenomen een
kassalade en 200 euro, toebehorende aan Bakkerij [organisatie 5], en
-uit een winkel (Evangelische [organisatie 6], adres 5) heeft weggenomen ongeveer 100 euro, en een radio-/CD-speler, toebehorende aan Evangelische [organisatie 6],
waarbij verdachte en zijn mededader zich telkens de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
4.
Hij op meerdere, tijdstippen omstreeks de periode van 3 januari 2008 tot en met 6 januari 2008 te Barneveld en Kampen telkens tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
-te Barneveld: een personenauto (Ford Escort, kenteken [cijfers]), toebehorende [slachtoffer a];
-te Kampen: een personenauto (Ford Escort, kenteken [cijfers]), toebehorende aan een ander dan verdachte en zijn mededader,
waarbij verdachte en zijn mededader telkens de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
5.
Hij op 9 januari 2008 te Barneveld, [naam[naam agent a] (politieambtenaar) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam agent a] dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik je in burger tegen kom dan maak ik je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1: diefstal in vereniging waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming.
Feit 3: diefstal in vereniging, meermalen gepleegd, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Feit 4: diefstal in vereniging, meermalen gepleegd, waarbij de schuldige zich het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Feit 5: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/ of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte de ISD-maatregel op te leggen voor de duur van 2 jaren.
De raadsvrouw heeft zich daartegen gekeerd en onder meer benadrukt dat verdachte zeer betrokken is bij zijn gezin. Hij maakt zich zorgen om de situatie van zijn kinderen. Hij moet aanwezig zijn bij de opvoeding van zijn kinderen en is er gevoelsmatig ook bij betrokken. Dit zegt iets over verdachte. Hoewel ook voor hem duidelijk is dat zijn daden niet ongestraft kunnen blijven en dat hij zich moet inspannen om van zijn veelplegerstatus af te komen, verwacht hij op dit punt van de ISD-maatregel geen heil. Eén van de redenen is dat hij dan veel te lang bij zijn gezin weg is. Daarbij komt nog dat er geen recente rapportage van de reclassering is. De raadsvrouw is van mening dat de vordering van de officier van justitie onvoldoende onderbouwing heeft om te kunnen worden toegewezen. Naar de mening van de raadsvrouw kan de ISD-maatregel niet worden opgelegd zonder deugdelijke onderbouwing van de reclassering. Tijdens detentie zou verdachte alle medewerking hebben verleend aan een rapport. Hij is er zelf nog achteraan gegaan. Dan kan niet gezegd worden dat hij niet wilde meewerken. De reclassering zegt dat ze niets met verdachte kunnen. Het probleem van het niet-rapporteren ligt bij de reclassering. De raadsvrouw is van mening dat het thans niet geïndiceerd is de ISD-maatregel op te leggen en dat verdachte de gelegenheid moet krijgen om door middel van ambulante hulpverlening zijn leven op de rit te krijgen. In dat kader zou het wenselijk zijn contact te hebben met de reclassering. Verdachte heeft geprobeerd opgenomen te worden bij IMF in Nijmegen. Hij weet niet of hij inmiddels op de wachtlijst staat. De reclassering zou hem kunnen helpen met het vinden van werk. Als alle financiële zaken op orde zijn en verdachte structuur heeft in zijn leven, dan is er een kans van slagen. In het standpunt van de raadsvrouw ligt de ISD-vordering voor afwijzing gereed en bestaat geen aanleiding het onderzoek te schorsen teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen voor nadere onderbouwing zorg te dragen. Er is alle gelegenheid geweest een desbetreffend rapport te maken. De reclassering laat dit twee dagen voor de zitting afweten met een briefje van drie regels. Dat neemt echter niet weg dat verdachte bereid is met de reclassering samen te werken als de rechtbank een toezicht en/of ambulante behandeling noodzakelijk mocht achten.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het dossier blijkt dat verdachte al sinds de jaren ’70, voortdurend, met politie en justitie in aanraking komt, hoofdzakelijk voor vermogenscriminaliteit. In het persoonsdossier van verdachte wordt beschreven dat verdachte zijn halve leven in detentie heeft doorgebracht; hij lijkt aan criminaliteit verslaafd. De – gedateerde - rapporten maken melding van gebruik van harddrugs, waarbij opvalt dat verdachte zegt de drugs te hebben gebruikt juist – als oppepper – om delicten te kunnen plegen. Geldnood was verdachtes (voornaamste) motief. Pogingen om hulpvragen aan te pakken zijn in het verleden gestrand, omdat verdachte daartoe niet geschikt werd geacht (project Exodus) ofwel omdat verdachte de behandeling niet is gestart (Groot Batelaar) of heeft afgebroken (Piet Roorda kliniek). Verdachte heeft al geruime tijd een vaste relatie, waaruit twee dochters zijn geboren. In de brief van de ketenpartners De Grift, Leger des Heils, Openbaar Ministerie, Politie en Reclassering Nederland van 8 februari 2008 wordt vermeld dat de verschillende reclasseringsinstellingen de casus van verdachte hebben besproken en dat zij geen andere mogelijkheid zien dan een ISD-maatregel.
De rechtbank overweegt dat verdachte als veelpleger de samenleving bij voortduring veel schade en overlast toebrengt. Willekeurige derden zoals burgers, winkels en instellingen zijn daarvan de dupe. Er moet, in het licht van verdachtes strafblad en de geschetste problematiek, bovendien ernstig rekening mee gehouden worden dat verdachte vermogensmisdrijven zal blijven plegen. De maatschappij dient daartegen langdurig beveiligd te worden in een kader dat verdachte voldoende mogelijkheden biedt de negatieve spiraal te doorbreken en te werken aan zijn resocialisatie. Hiervan uitgaande acht de rechtbank thans geen andere afdoening dan plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders geïndiceerd.
De omstandigheid dat verdachte meent dat zijn gezinssituatie vereist dat hij zo snel mogelijk naar huis terugkeert, kan aan dit oordeel niet afdoen: daarvoor zijn de feiten en het strafblad van verdachte te ernstig.
Naar het oordeel van de rechtbank geeft voormelde brief van 8 februari 2008 geen aanleiding tot nadere advisering in de zin van artikel 38m lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, nu de strekking van die brief onmiskenbaar is: de betrokken instellingen zien geen andere optie dan ISD. Bovendien acht de rechtbank van belang dat verdachte ter zitting desgevraagd heeft verklaard en bevestigd dat hij niet mee zal werken aan nadere rapportage als vorenbedoeld.
Nu blijkens het onderzoek ook overigens is voldaan aan de voor oplegging geldende wettelijke voorwaarden en het doel van de maatregel zulks in dit geval vereist zal de rechtbank de ISD-maatregel aan verdachte opleggen voor de maximale duur van twee jaar.
Ad informandum gevoegde zaken
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, bekend onder de parketnummers 06/800283-08 en 06/460029-08, nu aannemelijk is geworden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd - verdachte heeft deze feiten immers ter terechtzitting bekend - en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor die feiten geen verdere strafvervolging zal volgen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [organisatie 1, adres, plaats, bankrekeningnummer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 373,50 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Nu niet behoorlijk is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het onder 1 tenlastegelegde bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk
De benadeelde partij [organisatie 3, adres, plaats, rekeningnummer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 500,00 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, alleen het geldbedrag van € 500,00 kan worden toegewezen. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsvrouw is van mening dat elke onderbouwing onderbreekt. Het was eenvoudig geweest een nota van de nieuwe kassa bij te voegen. De raadsvrouw verzoekt de vordering af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij [naam, adres, plaats, rekeningnummer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1150,00 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar geheel betwiste vordering, nu zij van oordeel is dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij [slachtoffer a], [adres, plaats, rekeningnummer ]heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 4292,40, vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden ten bedrage van € 135,00 waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar betwiste vordering, nu zij van oordeel is dat dat deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering voor dat deel slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij [naam agent a], [adres, plaats, rekeningnummer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in die vordering, omdat in de vordering geen bedrag is opgenomen. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van met de toegewezen vorderingen corresponderende geldbedragen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 36f, 38m, 38n, 38o, 63, 57, 285, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Legt aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op voor de tijd van 2 (twee) jaren.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [organisatie 1, adres, plaats, rekeningnummer], van een bedrag van € 373,50, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde van de verplichting tot betaling zal zijn bevrijd.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [organisatie 1], een bedrag te betalen van € 373,50, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 7 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij Apotheek [organisatie 3] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verklaart de benadeelde partij [naam, vertegenwoordiger feit 3] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer a], [adres, plaats, rekeningnummer], van een bedrag van € 135,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2008 tot de dag van algehele voldoening en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde van de verplichting tot betaling zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer a], een bedrag te betalen van € 135,00, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 2 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [naam agent a] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Van Harreveld en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Ter Haar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 mei 2008.
Mrs. Van der Mei en Van der Hooft zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.