ECLI:NL:RBZUT:2008:BD1125

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-460320-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prisse
  • A. Borgerhoff Mulder
  • K. Kleinrensink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door zoon op vader met ernstige verwondingen als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 mei 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn vader heeft aangevallen met de intentie om hem van het leven te beroven. De feiten vonden plaats op 12 juni 2007 in Doetinchem, waar de verdachte, na een conflict, zijn vader herhaaldelijk met een hard voorwerp op het hoofd sloeg. De vader liep hierdoor ernstige verwondingen op, waaronder zeven wonden die hechtingen vereisten en een gebroken vinger. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, zware mishandeling en bedreiging. Tijdens de rechtszaak werd vastgesteld dat de verdachte lijdt aan schizofrenie en dat zijn psychische toestand een belangrijke rol speelde in zijn gedrag. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, maar sprak de verdachte vrij van de bedreiging, omdat de bedreigende woorden in het Turks waren geuit en niet overtuigend waren bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 15 maanden op, met de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging, gezien de ernstige psychische problemen van de verdachte en het risico op herhaling. De rechtbank benadrukte de impact van het geweld op de samenleving en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460320-07
Uitspraak d.d.: 7 mei 2008
tegenspraak/ dip/oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [1971] ,
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Kruisberg te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
23 april 2008.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 juni 2007 te Doetinchem ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (vader van
verdachte) van het leven te beroven, met dat opzet
- meermalen, althans eenmaal, met de vuist tegen het hoofd en/of het lichaam
van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- (met kracht) aan de lip en/of de mond van die [slachtoffer] heeft getrokken
en/of
- met zijn vingers in, althans in de richting van de ogen van die [slachtoffer] heeft geprikt en/of
- die [slachtoffer] bij zijn keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens)
meermalen, althans eenmaal, met een glazen asbak, althans een scherp en/of
hard voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- met een porseleinen voetstuk en/of met een kistje, althans meerdere, althans
(een) hard(e) voorwerp(en) tegen, althans in de richting van, het lichaam van
die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, een steen, althans een hard voorwerp tegen, althans in de richting van, het hoofd van die [slachtoffer] heeft gegooid en/of
- met een stok, althans een lang en/of hard voorwerp in de ribben, althans
het lichaam van die [slachtoffer] heeft gepord en/of gestoken en/of geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 12 juni 2007 te Doetinchem ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] (vader
van verdachte), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet
- meermalen, althans eenmaal, met de vuist tegen het hoofd en/of het lichaam
van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- (met kracht) aan de lip en/of de mond van die [slachtoffer] heeft getrokken
en/of
- met zijn vingers in, althans in de richting van de ogen van die [slachtoffer] heeft geprikt en/of
- die [slachtoffer] bij zijn keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens)
meermalen, althans eenmaal, met een glazen asbak, althans een scherp en/of
hard voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- met een porseleinen voetstuk en/of met een kistje, althans meerdere, althans
(een) hard(e) voorwerp(en) tegen, althans in de richting van, het lichaam van
die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, een steen, althans een hard voorwerp tegen,
althans in de richting van, het hoofd van die [slachtoffer] heeft gegooid en/of
- met een stok, althans een lang en/of hard voorwerp in de ribben, althans
het lichaam van die [slachtoffer] heeft gepord en/of gestoken en/of geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 12 juni 2007 te Doetinchem opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (vader van verdachte)
- meermalen, althans eenmaal, met de vuist tegen het hoofd en/of het lichaam
heeft geslagen en/of gestompt en/of
- (met kracht) aan de lip en/of de mond heeft getrokken en/of
- met zijn vingers in de ogen heeft geprikt en/of
- bij zijn keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) meermalen, althans
eenmaal, met een glazen asbak, althans een scherp en/of hard voorwerp, op het
hoofd heeft geslagen en/of
- met een porseleinen voetstuk en/of met een kistje, althans meerdere, althans
(een) hard(e) voorwerp(en) tegen het lichaam heeft geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, een steen, althans een hard voorwerp tegen het
hoofd heeft gegooid en/of
- met een stok, althans een lang en/of hard voorwerp in de ribben, althans het
lichaam heeft gepord en/of gestoken en/of geprikt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden
art 304 sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 12 juni 2007 te Doetinchem
(telkens) [slachtoffer] (vader van verdachte) heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden
toegevoegd :"ik maak je dood" en/of "ik maak je blind", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde [voetnoot 1]
1. De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het onder 2 tenlastegelegde, bedreiging van [slachtoffer].
2. Namens verdachte is voor dit feit vrijspraak bepleit, omdat verdachte met zijn vader in het Turks spreekt en het de vraag is of de getuige [getuige1] dit wel kon verstaan.
3. De rechtbank oordeelt als volgt.
Uit de aangifte van [slachtoffer] en de getuigenverklaringen van [getuige1] en [getuige 2] komt naar voren dat verdachte de tenlastegelegde bedreiging tegen zijn vader heeft geuit. Verdachte heeft op 12 juni 2007 bij de politie verklaard dat hij tegen zijn vader Turks spreekt [voetnoot 2]. Het voorgaande maakt dat er weliswaar wettig bewijs voor bedreiging bestaat, maar dat de rechtbank de raadsman volgt in zijn betoog dat zo waarschijnlijk is dat verdachte de tenlastegelegde bedreiging in het Turks heeft geuit dat de verklaring van [getuige 3] niet aan de overtuiging kan bijdragen, zodat de rechtbank niet de overtuiging heeft bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
5. Uit de bewijsmiddelen worden de volgende redengevende feiten en omstandigheden afgeleid.
6. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de politie op dinsdag 12 juni 2007 omstreeks 10.05 uur een melding kreeg dat op het adres [adres] in Doetinchem een bewoner zwaar mishandeld was door zijn zoon [voetnoot 3].
7. In zijn aangifte heeft [slachtoffer], de vader van verdachte, en hierna, ter onderscheiding van de verdachte, ook [slachtoffer] genoemd, -zakelijk weergegeven- verklaard dat verdachte op dinsdag 12 juni 2007 omstreeks 09.00 uur in de woning van zijn ouders aan de [adres] te Doetinchem geweld tegen hem heeft gebruikt. Verdachte had een agressieve blik in zijn ogen en zocht ruzie met [slachtoffer]. Verdachte stond op van de bank en kwam op zijn vader toelopen. [slachtoffer] zag dat verdachte diens beide handen naar zijn keel toestak. Hierop maakte [slachtoffer] een afwerende beweging, zodat verdachte zijn keel niet met zijn handen kon vastgrijpen. Verdachte haalde meerdere keren met gebalde vuisten uit naar de borst en ribben van [slachtoffer]. Dit gebeurde met opzet en kracht. Bij iedere slag voelde [slachtoffer] een hevige pijn. [slachtoffer] werd ook meerdere keren in zijn gezicht geraakt en hij voelde ook veel pijn in zijn gezicht. Vervolgens zag [slachtoffer] dat verdachte een voorwerp van ongeveer 20 cm vastpakte en in zijn hand hield en met dreigende woorden zei dat [slachtoffer] er was geweest en dat hij [slachtoffer] ging vermoorden. [slachtoffer] voelde dat verdachte hem met zijn arm om de keel vastgreep. Vervolgens voelde hij dat verdachte hem meer dan zes keer met het glazen voorwerp op zijn hoofd sloeg, waardoor [slachtoffer] een enorme pijn aan zijn hoofd had. Verdachte pakte vervolgens een voorwerp van de grond dat op een kistje leek en sloeg [slachtoffer] hier meerdere keren mee. Elke keer als verdachte met dat kistje sloeg voelde [slachtoffer] hevige pijn. Op een gegeven moment zag [slachtoffer] kans om naar buiten te rennen. Buiten de woning zakte [slachtoffer] in elkaar. Hij voelde op dat moment nog dat er iets tegen zijn hoofd aankwam dat ook erge pijn aan zijn hoofd veroorzaakte [voetnoot 4]. Volgens een bij de aangifte gevoegde geneeskundige verklaring van S.M. Hamed had [slachtoffer] zeven wonden aan zijn hoofd, waarvoor eenenveertig hechtingen noodzakelijk waren. Daarnaast had [slachtoffer] snijwonden aan vingers en de top van de ringvinger was gebroken. [voetnoot 5]
8. [getuige1] heeft -zakelijk weergegeven- verklaard dat hij op dinsdag 12 juni 2007 omstreeks 10.00 uur op de fiets zat om boodschappen te doen. In de [straatnaam] werd hij door de moeder van verdachte staande gehouden en om hulp gevraagd. In de woonkamer van het slachtoffer zag hij dat [slachtoffer] op zijn knieën zat en bloed op zijn hoofd had. Verdachte stond achter [slachtoffer] en verdachte sloeg met een glazen voorwerp een aantal keren met kracht op het achterhoofd van [slachtoffer]. [getuige1] zag dat dit voorwerp ongeveer een diameter van 20 cm had. Hij zag dat verdachte met dit glazen voorwerp drie keer met kracht op het achterhoofd van [slachtoffer] sloeg. Hij zag dat het glazen voorwerp bij de derde klap kapotgeslagen werd op het hoofd van [slachtoffer]. [getuige1] zag dat verdachte een vermoedelijk porseleinen voetstuk vasthield en hiermee [slachtoffer] wederom wilde slaan. [getuige1] kon met zijn vrije linkerarm de klap afweren. Buiten de woning zag [getuige1] dat verdachte een steen pakte en met kracht en bovenhands in de richting van het slachtoffer en hem gooide. [getuige1] zag dat deze steen op het achterhoofd van [slachtoffer] kwam. Hij zag dat er nog meer bloed uit [slachtoffer]s hoofd kwam. Verdachte pakte vervolgens uit de voortuin een lange stok van ongeveer 1,5 m en hij probeerde deze los te wurmen vanuit de grond. [getuige1] zag dat verdachte met die stok in de hand in de richting van [slachtoffer] liep en één keer met kracht porde in de ribbenkast van [slachtoffer]. [voetnoot 6]
9. [getuige 2] heeft -zakelijk weergegeven- verklaard dat hij een buurtgenoot is van het slachtoffer en op dinsdag 12 juni 2007 omstreeks 9.45 uur veel geschreeuw hoorde in de woning van het slachtoffer. Toen [slachtoffer] uit zijn woning liep zag [getuige 2] dat verdachte van een stapel stenen, die naast hem stond, een steen pakte, deze met kracht in de richting van [slachtoffer] gooide en dat die steen op het hoofd van [slachtoffer] terecht kwam. [slachtoffer] viel op de grond. Even later zag [getuige 2] dat verdachte naar buiten kwam met een lange stok en één keer met kracht [slachtoffer] in zijn zij porde. [voetnoot 7]
10. Verdachte heeft bij de politie -zakelijk weergegeven- verklaard dat op dinsdag 12 juni 2007 zijn vader hem één of twee keer met een suikerpot op het hoofd sloeg. Verdachte had een gat in zijn hoofd, dat in het ziekenhuis gehecht moest worden. De suikerpot is op het hoofd van verdachte gebroken. Met een deel van de suikerpot heeft verdachte één of twee keer op het hoofd van [slachtoffer] geslagen. [slachtoffer] rende vervolgens naar buiten. Vervolgens heeft verdachte een steen gepakt en deze in de richting van [slachtoffer] gegooid. Hij weet niet of hij [slachtoffer] met deze steen heeft geraakt. [voetnoot 8]
Standpunten openbaar ministerie en verdediging
11. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat weliswaar niet alle in de tenlastelegging vermelde handelingen, die staan gespecificeerd achter de zeven gedachtestreepjes, poging tot doodslag opleveren of daaraan bijdragen, maar dat zij ervoor heeft gekozen om deze handelingen toch in de tenlastelegging op te nemen om zo een beeld van de situatie te schetsen.
12. Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde, nu er geen bewijs is voor (voorwaardelijk) opzet op de dood van vader van verdachte. Gelet op de psychische toestand van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde moet het ervoor worden gehouden dat het verdachte heeft ontbroken aan inzicht in de mogelijke gevolgen van zijn handelen. Onder de gegeven omstandigheden kan niet worden gezegd dat verdachte wel bewust de aanmerkelijke kans op de koop heeft genomen dat zijn vader het leven zou verliezen als gevolg van het toegepaste geweld.
Bespreking standpunt
13. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van de verdediging op het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet niet slaagt. Daartoe wordt overwogen dat de psychische toestand van verdachte ten tijde van het plegen van het onder 1 primair tenlastegelegde, wat daarvan overigens ook zij, geen verband heeft met het al dan niet ontbreken van het vereiste (voorwaardelijke) opzet.
14. De rechtbank is voorts van oordeel dat de handelingen, die staan gespecificeerd achter het tweede en derde gedachtestreepje geen relatie hebben met de strafbare poging tot doodslag. Gelet op het voorgaande zal de verdachte vrijgesproken worden van de volgende onderdelen, te weten “(met kracht) aan de lip en/of de mond heeft getrokken en/of - met zijn vingers in de ogen heeft geprikt en/of”. Deze vrijspraak heeft echter geen gevolgen voor de strafmaat.
Bewezenverklaring
15. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1. primair
hij op 12 juni 2007 te Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer], vader van verdachte, van het leven te beroven, met dat opzet
- meermalen, althans eenmaal, met de vuist tegen het hoofd en/of het lichaam
van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en
- die [slachtoffer] bij zijn keel heeft vastgepakt en vervolgens meermalen met een scherp en hard voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en
- met een hard voorwerp in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en
- een steen in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] heeft gegooid en
- met een stok in de ribben van die [slachtoffer] heeft gepord of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
16. Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
17. Het bewezene levert op het misdrijf:
Feit 1 (primair): Poging tot doodslag
Strafbaarheid van de verdachte
18. Omtrent de persoon van verdachte is een psychologisch en psychiatrisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport gedateerd 18 april 2008, opgemaakt door J.M. Oudejans (psycholoog), A.E. Ederveen-Grochowska (psychiater), beiden werkzaam bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht (hierna: PBC).
19. De conclusie van het rapport is dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. (p. 55) Verdachte is vanaf zijn 15e levensjaar bekend in de psychiatrie. In 1987 werd voor het eerst van een “procespsychose”gesproken. In de aanloop naar het tenlastegelegde was verdachte blootgesteld aan een breed scala aan stressfactoren, die diep ingrepen op zijn pathologie, zoals een abrupte overgang van het verblijf in detentie naar een onzekere woonsituatie in de maatschappij, het noodgedwongen intrekken bij zijn ouders bij gebrek aan reële opvangmogelijkheden, het ontbreken van een vaste dagstructuur, het ondervinden van emotionele belasting door pathologische interactiepatronen in het ouderlijk gezin en het verminderen van de frequentie van een behandel- en begeleidingscontact tot een tweewekelijks ambulant gesprekscontact en de toediening van depotmedicatie. Deze situatieve factoren hebben cumulatief en met grote intensiteit hun uitwerking gehad op de draagkracht van verdachte. Het oplopend proces van psychische decompensatie resulteerde in een massale impulsdoorbraak van opgekropte onlustgevoelens en boosheid tegenover vader. De pathologie van verdachte heeft in sterke mate doorgewerkt in het tenlastegelegde -indien bewezen- en zijn vermogen om situaties adequaat te beoordelen en zijn wil in vrijheid te bepalen door de toestand waarin hij verkeerde, was aangetast. Om deze redenen was verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar.
20. De rechtbank neemt, gelet op de bevindingen van de rapporteurs en het beeld dat de rechtbank ter terechtzitting van de verdachte heeft gekregen, die conclusie over.
21. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
22. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht en met oplegging van TBS met dwangverpleging. De officier van justitie heeft bij de strafeis rekening gehouden met de sterk verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid.
23. De verdediging heeft bepleit niet over te gaan tot oplegging de terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Gelet op de persoonlijkheidsstructuur van verdachte zal oplegging van deze maatregel neerkomen op een zeer langdurige, zo niet levenslange maatregel. Deze maatregel doet, volgens de raadsman, ook geen recht aan het tenlastegelegde en de totstandkomingsgeschiedenis daarvan. Bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf verzoekt de raadsman deze zoveel mogelijk te beperken tot de duur van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, zodat de mogelijkheid kan worden geboden om verdachte op civielrechtelijke gronden geplaatst te krijgen in een geschikte behandelsetting.
24. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
25. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging zijn vader van het leven te beroven door hem herhaaldelijk met een hard voorwerp op het hoofd te slaan, ten gevolge waarvan zeven wonden in het hoofd zijn ontstaan en 41 hechtingen noodzakelijk waren en [slachtoffer] bovendien één van zijn vingers heeft gebroken.
Dit soort ernstige geweldsescalaties heeft ook hun invloed op de samenleving, waar de steeds toenemende agressie als zeer zorgelijk wordt ervaren en mensen zich steeds onveiliger gaan voelen. Verdachte heeft door aldus te handelen grote gevoelens van angst en onrust bij zijn ouders, hun directe omgeving en de omstanders teweeggebracht. Zijn handelwijze is voor zijn vader dusdanig traumatisch geweest dat hij tot op heden kampt met psychische klachten. Gelet op de ernst van het strafbare feit en met name het zinloze en grove karakter van het geweld, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd is.
26. De rechtbank heeft bij de strafoplegging ten nadele van verdachte ermee rekening houden dat, zoals uit het strafblad blijkt, hij meerdere malen tot gevangenisstraffen is veroordeeld voor geweldsdelicten. Ten voordele van verdachte weegt de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde.
27. Alle omstandigheden in aanmerking nemend komt de rechtbank tot een strafoplegging conform de eis van de officier van justitie, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
28. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking eerdervermelde rapportage, waaruit onder meer het volgende naar voren komt.
Verdachte functioneert op een zwakbegaafd tot laaggemiddeld intelligentieniveau. Zijn ernstige problemen in het psychosociaal functioneren moeten grotendeels worden toegeschreven aan de ziekte schizofrenie, waarmee verdachte bekend is vanaf zijn 15e levensjaar (procespsychose) en waarvoor hij langdurig behandeld wordt met hoge doseringen antipsychotische medicatie. Ziekelijke episodes met een toename van paranoïde idealisaties worden bij verdachte afgewisseld met (langere) periodes waarin zijn psychose verbleekt met behoud van restsymptomen. Zijn ernstige beperkingen in het psychosociaal functioneren worden gezien als een combinatie van deze restsymptomen die onder stress een aanleiding kunnen geven tot paranoïde reacties, negatieve symptomen (stoornissen in aandrift, zogenaamd “defect”) en emotionele beschadiging (emotionele vervlakking, gebrekkige empathie).
Bij verdachte is ook sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens (antisociale trekken) die tot uitdrukking komt in zijn antisociale gedragingen (stelen, vernielingen) vanaf zijn jeugd.
Het lage premorbide ontwikkelingsniveau op het gebied van relaties (weinig sociale vaardigheden) in combinatie met een verhoogd agressieniveau en snel opbloeiende paranoïdie onder invloed van stressfactoren maken verdachte extra kwetsbaar bij het aangaan van allerlei intermenselijke interacties. Zijn reactiepatroon is sterk afhankelijk van hoe hij zich bejegend voelt door anderen, ook als hij niet psychotisch is. Hij voelt zich snel als een kind behandeld, hetgeen enige krenkbaarheid doet vermoeden. Daarmee is er ook enige (eventueel gedeeltelijk cultureel bepaald) narcistische kleuring in verdachtes persoonlijkheidsontwikkeling. De mate en vorm van de door hem getoonde agressiviteit hangt ook samen met de specificiteit van de relationele context, wat begrijpelijk maakt dat waarom verdachte geneigd is om zijn boosheid te richten op mensen uit zijn directe omgeving (ouders, verplegend personeel en medepatiënten). In situaties waarin hij zich gedurende langere tijd overvraagd voelt door te veel prikkels (intimiteit in relaties) ofwel door te hoge eisen die aan hem worden gesteld (bijvoorbeeld betreffende zijn zelfstandigheid) kan verdachte zijn onlustgevoelens weliswaar enige tijd verdragen, maar kan hij bij verdergaande overvraging uiting geen aan zijn opgekropte frustratie in de vorm van een agressieve uitbarsting.
Op basis van de klinische beoordeling is de kans op herhaling van gelijksoortige delicten op basis van de stoornis zonder behandeling groot. Zodra verdachte terugkomt in de maatschappij is te verwachten dat hij zich zonder externe structuur van de behandelsetting sociaal niet zal kunnen redden, opnieuw een sterk beroep zal doen op zijn ouders en vervolgens ernstige psychische klachten zal ontwikkelen, hetgeen in een korte tijd zal kunnen leiden tot een (eventueel escalerende) recidive. Het klinische oordeel sluit aan bij de uitkomst van de risicotaxatie (HCR-20), waarop verdachte in totaal, en met name risicohanteringsitems, hoog scoort.
Geadviseerd wordt aan verdachte de maatregel tot terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. Voor een behandeling in een minder gedwongen kader (zoals een terbeschikkingstelling met voorwaarden of een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel) ontbreekt bij verdachte -naast voldoende inzicht in de problematiek- de noodzakelijk interne motivatie en draagkracht. De verwachte (lange) duur van de noodzakelijke behandeling is tevens een reden om voor voormelde maatregel te kiezen. Verdachte zal vanuit gedragskundig oogpunt het meest gebaat zijn bij een plaatsing op een afdeling die gespecialiseerd is in behandeling van patiënten met psychotische stoornissen.
29. Gelet op de inhoud van het rapport, zal de rechtbank terzake van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opleggen. Zij is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen zodanige verpleging vereisen. De rechtbank stelt vast dat dit feit een misdrijf is gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en dat ook overigens aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht vermelde vereisten is voldaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
30. Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 37a, 37b, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Kleinrensink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 mei 2008.
Voetnoten
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal
nr. PL0641/07-204803, gedateerd 14 juni 2007.
2. Proces-verbaal van verhoor van verdachte (dossierpagina: 44)
3. Proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina: 28).
4. Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] (dossierpagina’s: 22-25).
5. Geneeskundige verklaring bij de aangifte (dossierpagina: 27)
6. Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige1] (dossierpagina’s: 34-36)
7. Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] (dossierpagina: 40)
8. Proces-verbaal van verhoor van verdachte (dossierpagina: 44)