ECLI:NL:RBZUT:2008:BD1351

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
14 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
93051 - KG ZA 08-110
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.M.A.G. van Valderen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij verkeersongeval met stilstaande auto zonder verlichting

In deze zaak vorderde eiseres, die ernstig gewond was geraakt bij een verkeersongeval, een voorlopige voorziening tegen haar verzekeraar Interpolis. Het ongeval vond plaats op 6 november 2006, toen eiseres met haar auto tegen een stilstaande auto botste die geen verlichting voerde. De rechtbank oordeelde dat eiseres onder de gegeven omstandigheden de stilstaande auto tijdig had kunnen waarnemen, ook al voerde deze geen wettelijk voorgeschreven verlichting. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een oorzakelijk verband tussen het verzuim van de bestuurder van de stilstaande auto en het ongeval van eiseres. De vordering van eiseres werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast voor het voeren van de voorgeschreven verlichting bij de bestuurder van de stilstaande auto lag, en dat de verklaringen van getuigen en het proces-verbaal onvoldoende steun boden voor de stelling dat de bestuurder tijdig zijn alarmlichten had ingeschakeld. De uitspraak werd gedaan in het kort geding, waarbij de rechter terughoudendheid betrachtte in het toewijzen van geldvorderingen zonder voldoende bewijs van de vordering.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 93051 / KG ZA 08-110
Vonnis in kort geding van 14 mei 2008
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Wezep, gemeente Oldebroek,
eiseres,
procureur mr. C.B. Gaaf,
advocaat mr. J.L. van Schoonhoven te Amersfoort,
tegen
de naamloze vennootschap N.V. INTERPOLIS SCHADE,
gevestigd te Tilburg,
gedaagde,
procureur mr. A.J. Zeyl,
advocaat mr. A.V.M. van Dijk te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Interpolis genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, betekend op 14 april 2008
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling ter terechtzitting van 23
april 2008
- de pleitnota van [eiseres]
- de pleitnota van Interpolis.
2. De feiten
2.1. Op 6 november 2006 is [eiseres] omstreeks 23.45 uur met de door haar bestuurde personenauto, merk Fiat, type Cinquecento, met het kenteken [kenteken auto eiseres], op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Mheneweg-Noord te Oldebroek, komende uit de richting van Oosterwolde, tegen een, gezien haar rijrichting, aan de linkerzijde van die weg staande boom gereden.
2.2. Als gevolg van vorenbedoeld ongeval is [eiseres] zeer ernstig gewond geraakt. Door Dr. C.H. Emmelot en A.F. ten Hof, arts-assistent revalidatie, van de Isalaklinieken, locatie Sophia Ziekenhuis, te Zwolle is bij [eiseres] onder meer een trauma met luxatie Th1 en Th2, complete dwarslaesie, vastgesteld. Verwacht wordt dat [eiseres] in het verdere vervolg van haar leven rolstoelafhankelijk zal blijven.
2.3. De Mheneweg-Noord is gelegen buiten de bebouwde kom van Oldebroek in een landelijk gebied. Het betreft een éénstrooksweg met aan weerzijden een smalle strook voor bromfietsers. Aan de rechterzijde, gezien vanuit de richting Oosterwolde, bevindt zich een berm van gras en daarnaast een fietspad voor beide rijrichtingen. De toegestane maximumsnelheid ter plaatse bedraagt 60 kilometer per uur.
Ten tijde van het ongeval was het wegdek droog, het was donker en de weg was spaarzaam verlicht door straatlantaarns. In de directe nabijheid van het ongeval brandde geen straatlantaarn.
2.4. Nabij de plaats van het ongeval stond, gezien vanuit de richting Oosterwolde, aan de rechterkant op de rijbaan van de Mheneweg-Noord een personenauto, merk Skoda, type Octavia, met het kenteken [kenteken auto verzekerde], kleur zwart. Deze door [naam verzekerde] bestuurde auto was aldaar door pech tot stilstand gekomen.
De auto was tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Interpolis.
2.5. Het proces-verbaal van bevindingen van het District Noord-West Veluwe/Apeldoorn, genummerd PL0617/06-394826, opgemaakt op ambtseed door [verbalisant 1], hoofdagent van politie Team Verkeer, en op ambtsbelofte door [verbalisant 2], hoofdagent van politie Team Verkeer, houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
“(…)
Proces-verbaal van bevindingen in verband met een onderzoek ter plaatse van een verkeersongeval, die plaats vond op de Mheneweg Noord te Oldebroek, in de gemeente Oldebroek. Het onderzoek vond plaats op donderdag 09 november 2006, omstreeks 12.00 uur. Het ongeval had plaats gevonden op maandag 06 november 2006, omstreeks 23.46 uur.
(…)
Ter plaatse werd ons, de bandensporen op het wegdek aangewezen, de boom waartegen de Fiat gebotst was en de plaats waar een andere, bij dit ongeval betrokken personenauto met het kenteken [kenteken auto verzekerde] op de rijbaan van de Mheneweg Noord had gestaan.
Wij zagen ter plaatse de bandensporen, die wij aanduiden als slipsporen. Deze sporen, die door ons werden opgemeten, hadden een totale lengte van ongeveer 29,70 meter. Wij zagen dat deze sporen ter hoogte van een boom eindigen. Deze boom werd aangeduid als zijnde de boom waarmee de Fiat in botsing was gekomen. Het begin van de aangetroffen slipsporen bevond zich, gezien uit de vermoedelijke rijrichting van de Fiat, aan de rechterzijde van de rijbaan van de Mheneweg Noord en liepen dwars over de rijbaan naar de linker berm van de Mheneweg, waar zich de genoemde boom bevond.
Na meting bleek dat de plaats waar de stilstaande personenauto met het kenteken [kenteken auto verzekerde] op de rijbaan stond, ongeveer 15 meter verder in de richting van Oldebroek lag, dan de botsplaats van de Fiat op de boom.
De Mheneweg Noord was over meerdere kilometers een rechte weg en er was straatverlichting aanwezig.
Voor de inschatting van de botssnelheid van de Fiat tegen de boom en de type banden van de Fiat, werd de Fiat bij het afsleepbedrijf te Heerde bekeken. (…) De botsschade werd door ons ingeschat op minimaal 25 km/h tot maximaal 35 km/h.
Aan hand van de aan ons getoonde sporen, de door ons genomen maten en de aangetroffen botsschade, kwamen wij tot de volgende conclusie:
De vermoedelijke snelheid van de Fiat aan het begin van de aangetroffen sporen bedroeg, ongeveer: minimaal 72 km/h en maximaal 86 km/h.
De afstand van de Fiat tot aan de boom bedroeg tussen de 49,82 en 53,87 meter, op het moment dat de bestuurster van de Fiat op de stilstaande personenauto reageerde. Voor de afstand tussen de Fiat en de stilstaande personenauto moet bij de bovenstaande meters dus nog 15 meter opgeteld worden, daar de stilstaande personenauto verder dan de boom stilstond.
De 15 meter komt ook bij de afstand die in de berekeningen wordt genoemd, die de Fiat bij een snelheid van 60 km/h stil had gestaan voor de botsplaats (lees: boom). Bij een toegestane snelheid van 60 km/h was de Fiat dus ongeveer : 10,01 plus 15 = 25,01 meter c.q. 19,54 plus 15 = 34,54 meter, voor de stilstaande personenauto tot stilstand gekomen en had er geen ongeval plaats gevonden.
Bij de bovenstaande berekeningen werd uitgegaan van een reaktietijd van 1 seconde. Dit is de tijd die iemand gemiddeld nodig heeft om te reageren op de situatie die ontstaat of aanwezig is.
In welke mate in dit geval het gebruik van alcohol de reaktietijd en waarnemingsvermogen had beïnvloed, kon door ons niet vastgesteld worden.
(…)”.
2.6. Bij aangetekende brief van 22 december 2006 heeft [eiseres] Interpolis aansprakelijk gesteld voor de door haar als gevolg van vorenbedoeld ongeval geleden schade. Interpolis heeft tot op heden geweigerd deze aansprakelijkheid te erkennen.
2.7. Het proces-verbaal van voorlopig getuigenverhoor van deze rechtbank van 29 augustus 2007 houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
als verklaring van [eiseres]:
“(…)
Ter plekke van het ongeval is geen straatverlichting. (…) Het was ter plekke heel donker.
(…) Het is een rechte weg. Ik weet het niet meer zeker, maar volgens mij voerde ik vlak voor het ongeval grootlicht. Dat doe ik normaal altijd omdat het ter plekke heel donker is. Ik doe het alleen als er niet een auto voor mij rijdt. Een heel eind in de verte zag ik een auto rijden. Ik neem aan dat het de auto van [getuigen 2 en 3] was. (…) De auto sloeg op een gegeven moment naar links af. Ik denk dat ik vanaf het moment van het afslaan van die auto grootlicht ben gaan voeren.(…)
Eerder zag ik dat diezelfde auto van mogelijk [getuigen 2 en 3] op de rem trapte. Ik denk dat die even de remlichten aantikte. Ik zag die auto iets ontwijken. (…)
Ik denk dat ik 70 à 80 km per uur reed. Ik reed midden op de weg. Ik zag opeens voor mij iets glinsteren. Ik trapte op de rem en heb waarschijnlijk toen mijn stuur omgegooid. Dat ging allemaal in een fractie. Ik had de auto niet gezien. Deze voerde geen verlichting, ook geen alarmverlichting, anders was mij dat echt wel opgevallen. De auto stond op de rijbaan zelf, op de weg, en niet in de berm.
(…)”;
als verklaring van [getuige 1]:
“(…)
Ik reed 45 km per uur. (…) Vanuit Oosterwolde is de weg een recht stuk. Ik zag een paar rode lampen, ongeveer 500 à 600 m. voor mij, links van de weg en toen opeens was het licht weg. Ik ben rustig doorgereden en zag toen een man op straat staan zwaaien. Ik had de verlichting aan, dus kon hem duidelijk zien. Toen ik stilstond waren de alarmlichten van de auto van [naam verzekerde] aan. Dat was niet eerder het geval. Toen ik aan kwam rijden had deze auto helemaal geen verlichting aan. Het was heel donker. (…) [naam verzekerde] zei tegen mij, in deze volgorde, dat hij te laat zijn alarmlichten had aangedaan, dat de bestuurster van de andere auto tegen een boom was aangereden en dat ik de politie moest bellen. (…)
U vraagt mij nogmaals of [naam verzekerde] tegen mij heeft gezegd dat hij te laat zijn alarmverlichting had aangedaan. Ja, dat heeft hij zo gezegd en ik heb het doorgegeven aan de desbetreffende politieagent.
(…)”;
als verklaring van [getuige 2]:
“(…)
Ik kwam van de voetbalclub, waar ik had gekaart. (…) Wij waren één van de eersten van de kaartclub (…) die met de auto vertrokken. [eiseres] moest nog even naar het toilet. Het is één lange weg. (…) Ik weet niet precies waar de straatverlichting staat. Ik dacht dat er ter plekke geen straatverlichting is (…). Wij voerden normale verlichting. Het was pikkedonker. Mijn vrouw reed heel voorzichtig, heel rustig. Ik kan niet zeggen hoe hard ze precies reed (…) We zaten wat te praten in de auto en toen zag ik een schim van een auto staan. Ik riep dat tegen mijn vrouw, waarop zij het stuur omgooide. Zij kon nog net de auto ontwijken. De auto was helemaal donker, voerde geen verlichting en had ook geen gevarendriehoek achter de auto staan. (…) De weg is ongeveer vier à vijf km lang en je kunt van het ene punt naar het andere punt kijken. Als de auto wel verlichting had gevoerd, zou ik dat honderden meter van te voren al hebben gezien.
(…)”.
2.8. Het proces-verbaal van voorlopig getuigenverhoor van deze rechtbank van 14 november 2007 houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
als verklaring van [getuige 3]:
“(…)
Wij waren die avond aan het kaarten (…).
We wilden naar huis, dat was ongeveer om kwart voor twaalf. Mevrouw [eiseres] moest nog even naar het toilet. (…) Wij gingen alvast. Wij reden met de auto terug over de Mhenenweg. Ik reed 40 tot 50 km per uur. Ik rijd daar toch nooit hard. (…) Op een gegeven moment zei mijn man tegen mij: “Pas op, er staat een auto.” Ik had de auto niet gezien. (…) De auto had geen verlichting en er stond ook geen gevarendriehoek. (…) Ik voerde geen grote verlichting. Over de straatverlichting kan ik zeggen dat de lantaarns ver uit elkaar staan. Waar deze auto stond, was geen straatverlichting anders had ik de auto wel gezien. (…) Heel in de verte heb ik een auto gezien, althans dat moet een auto zijn geweest. Ik weet niet of dat mevrouw [eiseres] was. (…) ik heb nog in de spiegel gekeken. Ik heb niet op enig moment gezien dat er alarmlichten aangingen van die auto.
(…)”.
als verklaring van [verbalisant 3]:
Wij kregen een melding van een verkeersongeval met letsel aan de Mheneweg-Noord. Ik ben daar met mijn collega [verbalisant 4] naar toe gegaan. (…)
De alarmverlichting van de Skoda brandde toen wij ter plaatse kwamen. Ik herinner me alleen dat de alarmverlichting en niet de gewone verlichting brandde. Er was in ieder geval geen gevarendriehoek achter die auto geplaatst. Ik heb die avond ook [naam verzekerde] gehoord. Hij vertelde dat hij pech had, dat hij de alarmverlichting had aangedaan en plotseling een klap hoorde. (…) Ik weet dat mijn collega die avond contact heeft gehad telefonisch met de VOA, verkeersongevallenanalyse IJsselstreek. Ik hoorde van mijn collega dat de ongevallenanalysecollega’s niet ter plaatse zouden komen die avond aangezien ze daar geen meerwaarde in zagen. U vraagt mij of ik toen al voor mijzelf een idee had gevormd over de aansprakelijkheid. Ja. De auto van mevrouw had de Skoda niet geraakt. De Skoda stond voor mij dan ook los van het ongeval aangezien men de weg moet kunnen overzien en tijdig moet kunnen stoppen.
(…) Het feit dat [naam verzekerde] niet is verhoord als verdachte is omdat de verkeersongevallenanalyse had gezegd dat het pechgeval los stond van het ongeval. Tot die slotsom kwamen zij ook na de verklaring van mevrouw [eiseres]. Volgens hen bleef dit los staan van het ongeval gelet op de snelheid van mevrouw [eiseres] en het feit dat zij tijdig had kunnen stoppen. (…) Het is juist dat de straatverlichting aan de Mheneweg vrij schaars is. In mijn herinnering was het op het punt van het ongeval vrij donker.
(…)
Vanaf zeker wel een kilometer afstand zagen wij al dat de alarmverlichting van de Skoda brandde. Het is een rechte weg.
(…)”;
als verklaring van [verbalisant 4]:
“(…)
Mijn collega [verbalisant 3] en ik hadden die avond nachtdienst. Om 23.50 uur kregen wij een melding van ongeval met letsel. Ik weet niet uit mijn hoofd hoe laat wij ter plaatse waren. (…) Mijn collega [verbalisant 3] heeft zich beziggehouden met de getuigen en ik met het slachtoffer. (…) Via de meldkamer kreeg ik het verzoek om telefonisch contact op te nemen met een medewerker van een andere regio van de VOA, volgens mij met de regio IJsselstreek. (…) Ik heb hem uitgelegd dat er sprake was van forse schade en letsel, dat een auto kennelijk tegen een boom was gereden, dat er voor die auto remsporen waren op de weg en dat voorbij de auto rechts een auto met pech stond. (…) De medewerker van de VOA liet mij weten dat volgens hem degene die met pech in de auto zat geen betrokkene was bij deze aanrijding. Er was dan ook geen meerwaarde voor de VOA om ter plaatse te komen. Zoals hij het uitlegde was het helder hoe de aanrijding was verlopen. Ik was het eens met de beslissing van de VOA om niet te komen. (…) Ik heb niet met [verbalisant 3] gesproken hoeveel tijd er heeft gezeten tussen het moment dat de heer [naam verzekerde] stil kwam te staan met pech en het moment dat hij de alarmverlichting had aangezet. Ik herinner mij wel dat toen wij aankwamen de alarmverlichting van die auto aan was. Volgens mij brandde er geen andere verlichting van die auto. De straatverlichting langs die weg brandde. Precies ter hoogte van het ongeval leek een lantaarnpaal te ontbreken.
(…)”.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Interpolis zal veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar zal betalen € 100.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2008 tot aan die der algehele voldoening, en voorts Interpolis zal veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2. Interpolis voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiseres] vordert een voorlopige voorziening te treffen aldus, dat Interpolis zal worden veroordeeld tot betaling van een geldsom.
Voor de vraag of toewijzing bij voorraad van een geldvordering in kort geding geïndiceerd is, moet volgens de Hoge Raad niet alleen worden onderzocht of het bestaan van een vordering van [eiseres] op Interpolis voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden, welke meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van belangen van partijen dient mede te worden betrokken het risico van de onmogelijkheid van de terugbetaling door [eiseres] van de toe te wijzen geldvordering. Terughoudendheid acht de Hoge Raad geboden.
4.2. [eiseres] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd, dat [naam verzekerde] onrechtmatig heeft gehandeld door te handelen in strijd met de wet en een zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden door in het verkeer een gevaar voor anderen te veroorzaken. Ter ondersteuning hiervan heeft [eiseres] het volgende aangevoerd.
[naam verzekerde] heeft een gevaarlijke situatie in het leven geroepen door op die plek in strijd met de wettelijke voorschriften in het donker met een geheel onverlichte zwarte auto aan de kant van de weg op de rijbaan stil te gaan staan zonder het in werking stellen van de alarmlichten van die auto en zonder het plaatsen van een gevarendriehoek. Door deze nalatigheid van [naam verzekerde] werd [eiseres] door de aanwezigheid van de auto van [naam verzekerde] verrast, als gevolg waarvan zij krachtig ging remmen, naar links uitweek en tot stilstand kwam tegen een boom.
4.3. Interpolis heeft de volgende verweren gevoerd:
a. [naam verzekerde] handelde niet onrechtmatig, zodat Interpolis niet aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade;
b. er is bij [eiseres] sprake van eigen schuld ex artikel 110 boek 6 van het Burgerlijk Wetboek op grond van overschrijding van de maximumsnelheid, onvoorzichtig rijgedrag, gebruik van alcohol en daarnaast, met betrekking tot de schade, het niet dragen van de autogordel;
c. deze zaak leent zich niet voor behandeling in kort geding, daar is zij te ingewikkeld voor;
d. er is sprake van een onacceptabel restitutierisico;
e. Interpolis betwist een gedeelte van de schade.
4.4. Ter ondersteuning van het hiervoor onder 4.3 sub a. vermelde verweer heeft Interpolis aangevoerd, dat [naam verzekerde], nadat hij door pech met de auto tot stilstand was gekomen, eerst heeft geprobeerd om de auto weer te starten. Nadat dit niet lukte, heeft hij de alarmverlichting van zijn stilstaande auto in werking gesteld en vervolgens telefonisch contact gezocht met zijn huisadres. Na beëindiging van het telefoongesprek hoorde [naam verzekerde] een enorme klap: de botsing van de door [eiseres] bestuurde auto met een ongeveer 15 meter linksachter de auto van [naam verzekerde] in de berm staande boom.
Een stilstaande auto, welke is voorzien van reflectoren zoals de auto van [naam verzekerde], is op een kilometers lange, kaarsrechte weg ook in het donker tijdig te zien voor een achteropkomende auto indien die auto de voorgeschreven verlichting voert. Het ongeval is dan ook uitsluitend te wijten aan het inadequaat reageren van [eiseres] onder invloed van de veel te hoge snelheid en het feit dat zij alcohol had genuttigd. Volgens het proces-verbaal van de politie moet [eiseres] hebben gereden met een snelheid van 72 tot 86 kilometer per uur, terwijl ter plaatse maximaal 60 kilometer per uur was toegestaan, en was bij haar bijna twee uur na het ongeval sprake van 0,18 mg alcohol per ml. bloed.
4.5. Vooropgesteld wordt, dat op grond van het bepaalde in artikel 38 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 – voor zover hier van belang - bestuurders van een motorvoertuig op meer dan twee wielen, die buiten de bebouwde kom stilstaan op de rijbaan bij nacht stadslicht en achterlicht voeren. Hieruit vloeit voort dat de bewijslast van het voeren van de voorgeschreven verlichting door de stilstaande auto rust op [naam verzekerde] als de bestuurder. [naam verzekerde] heeft erkend, dat de verlichting van de door hem bestuurde personenauto bij het tot stilstand komen van die auto op de rijbaan van de Mheneweg-Noord zowel vóór als na het ongeval niet brandde, zodat dit tussen partijen als vaststaand moet worden aangenomen.
De stelling van [naam verzekerde] dat hij na het tot stilstand komen van de auto en vóór het ongeval de alarmverlichting van de auto in werking heeft gesteld teneinde het overige verkeer op de Mheneweg-Noord te waarschuwen, is gelet op de door de getuigen afgelegde verklaringen, zoals hiervoor onder 2.6 en 2.7 weergegeven, voorshands onvoldoende aannemelijk.
4.6. Het enkele feit, dat de door [naam verzekerde] bestuurde auto in het donker na het tot stilstand komen op de rijbaan van de Mheneweg-Noord niet de wettelijk voorgeschreven verlichting voerde en evenmin de alarmlichten in werking had, is op zich onvoldoende om de conclusie te kunnen dragen dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen het [eiseres] overkomen ongeval en het verzuim van [naam verzekerde]. Daarvoor is nodig dat [eiseres] de in het donker op de rijbaan stilstaande auto van [naam verzekerde] als gevolg van dat verzuim niet tijdig heeft kunnen zien.
4.7. Dienaangaande staat het volgende vast.
De Mheneweg-Noord te Oldebroek is een kilometers lange, rechte en overzichtelijke weg. Ten tijde van het ongeval was het wegdek droog, het was donker en de weg was spaarzaam verlicht door straatlantaarns. In de directe nabijheid van het ongeval brandde geen straatlantaarn.
[eiseres] heeft zowel direct na het ongeval tegenover de politie als nadien in het kader van het voorlopig getuigenverhoor verklaard dat de door haar bestuurde auto groot licht voerde.
Onder deze omstandigheden had, mede gelet op het proces-verbaal van bevindingen, zoals hiervoor onder 2.5 weergegeven, [eiseres] een vóór haar in het donker op de rijbaan van de weg stilstaande personenauto, welke was voorzien van reflectoren aan de achterzijde, zodanig tijdig kunnen en moeten waarnemen, ook als die stilstaande auto niet de wettelijk voorgeschreven verlichting voerde en geen alarmlichten in werking had gesteld, dat zij het door haar bestuurde voertuig tot stilstand had kunnen brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien, zelfs als zij enigszins harder heeft gereden dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 60 kilometer per uur.
4.8. Op grond van het vorenstaande is voorshands onvoldoende aannemelijk, dat de bodemrechter – later oordelend – het vereiste oorzakelijk verband tussen het verzuim van [naam verzekerde] en het [eiseres] overkomen ongeval bewezen zal achten. Daarmee is tevens het bestaan van een vordering op [eiseres] op Interpolis als de verzekeraar van [naam verzekerde] voorshands onvoldoende aannemelijk. De vordering van [eiseres] moet reeds hierom worden afgewezen, zodat de overige verweren van Interpolis geen bespreking meer behoeven.
4.9. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Interpolis worden begroot op:
- vast recht EUR 254,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.070,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vordering van [eiseres] af;
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Interpolis tot op heden begroot op EUR 1.070,00;
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.A.G. van Valderen en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2008.