ECLI:NL:RBZUT:2008:BD1534

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/1293
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot verlening drank- en horecavergunning met onvoldoende gemotiveerde voorschriften

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 mei 2008 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een drank- en horecavergunning aan de Stichting Dorpscentrum Vaassen. Eiseres, het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante Bedrijf Horeca Nederland, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Epe, dat op 20 juli 2007 de vergunning had verleend met bepaalde voorschriften. Eiseres betoogde dat de opgelegde voorschriften onvoldoende waarborgen boden om mededinging te voorkomen, zoals vereist door de Drank- en Horecawet. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd en dat de voorgestelde aanvulling van eiseres op het voorschrift noodzakelijk was om te voorkomen dat de vergunning zou leiden tot ongewenste mededinging. De rechtbank vernietigde het besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 07/1293
Uitspraak in het geding tussen:
Afdeling Apeldoorn en omstreken van het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante Bedrijf Horeca Nederland,
te Apeldoorn,
eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van Epe,
verweerder.
de Stichting Dorpscentrum Vaassen,
te Vaassen,
derde-partij.
1. Procesverloop
Verweerder heeft met ingang van 10 april 2007 het ontwerpbesluit ter inzage gelegd van een vergunning met voorschriften, zoals bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Drank- en Horecawet (verder: drank- en horecavergunning), voor de uitoefening van het horecabedrijf in dorpscentrum “De Wieken”, Molenstraat 15 te Vaassen.
Namens eiseres heeft D.A. Hogervorst, werkzaam bij het Bureau Eerlijke Mededinging (BEM!) te Woerden, bij brief van 11 april 2007 over dat ontwerpbesluit een zienswijze naar voren gebracht.
Bij besluit van 20 juli 2007 heeft verweerder overeenkomstig het ontwerpbesluit, en met voorbijgaan aan de zienswijze van eiseres, aan de Stichting Dorpscentrum Vaassen een drank- en horecavergunning verleend.
Tegen dat besluit heeft eiseres bij brief van 2 augustus 2007 beroep ingesteld.
Bij brief van 4 september 2007 heeft verweerder een verweerschrift met op deze zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
Bij brief van 18 september 2007 heeft eiseres op dat verweerschrift gereageerd.
Bij brief van 21 september 2007 heeft de Stichting Dorpscentrum Vaassen desgevraagd te kennen gegeven als derde-partij aan dit geding deel te willen nemen.
Bij brief van 20 december 2007 heeft verweerder nadere stukken ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 26 maart 2008. Namens eiseres is D.A. Hogervorst verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Oostwoud en
G.J. Rotman, ambtenaren van de gemeente. De derde-partij is verschenen bij gemachtigden H. Niekamp en H. Valent.
2. Motivering
Ingevolge artikel 3 van de Drank- en Horecawet, voor zover hier van belang, is het verboden zonder een daartoe strekkende vergunning van burgemeester en wethouders het horecabedrijf uit te oefenen.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Drank- en Horecawet verbinden burgemeester en wethouders aan een vergunning, die op grond van artikel 3 voor het horecabedrijf wordt verleend aan een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich richt op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard, een of meer voorschriften of beperkingen die, gelet op de plaatselijke of regionale omstandigheden, nodig zijn ter voorkoming van mededinging door het verstrekken van alcoholhoudende drank, die uit een oogpunt van ordelijk economisch verkeer als onwenselijk moet worden beschouwd.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, van dit artikel kunnen de in het eerste lid bedoelde voorschriften of beperkingen op geen andere onderwerpen betrekking hebben dan op de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank wordt verstrekt.
De Stichting Dorpscentrum Vaassen (verder: de Stichting) exploiteert het Dorpscentrum “De Wieken” en heeft blijkens de stukken als statutaire doelstelling het beheren en exploiteren van die accommodatie ten behoeve van sportieve, maatschappelijke en culturele ontwikkeling van de ingezetenen van de gemeente. Daarmee staat vast dat zij een rechtspersoon is zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Drank- en Horecawet.
Aan de bij het bestreden besluit aan de Stichting verleende drank- en horecavergunning heeft verweerder een drietal voorschriften verbonden. De laatste daarvan luidt:“Het is slechts toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken gedurende de tijden zoals vermeld in het bestuursreglement ingevolge artikel 9 van de Drank- en Horecawet”. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van het Bestuursreglement voor Sociaal-Culturele Accommodaties van 27 februari 2007 van het Dorpscentrum de Wieken zijn de openingstijden van de accommodatie: 08.00 tot 24.00 uur. Ingevolge het tweede lid wordt op de volgende tijdstippen alcohol geschonken: 18.00 tot 24.00 uur.
Het beroep richt zich uitsluitend tegen het hiervoor aangehaalde voorschrift. Eiseres betoogt dat met dat voorschrift de mededinging, zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, niet volledig wordt voorkomen. Volgens eiseres laat dit voorschrift de mogelijkheid open om de drank- en horecavergunning op de toegelaten tijdstippen te gebruiken óók indien er activiteiten in het Dorpscentrum plaatshebben die geen verband houden met de statutaire doelstelling van de Stichting. In een dergelijke situatie is er geen verschil meer met een regulier café, restaurant of discotheek. Naar de mening van eiseres heeft verweerder in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd om welke redenen hij die mogelijkheid van het opereren als zelfstandige horeca-gelegenheid niet wenst te voorkomen. Eiseres stelt daartegenover dat van voorkoming van mededinging zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Drank- en Horecawet pas sprake is wanneer aan hiervoor aangehaald voorschrift wordt toegevoegd dat het schenken van alcoholhoudende dranken uitsluitend is toegestaan indien dat direct is verbonden met activiteiten die zijn genoemd in de statutaire doelstelling van de Stichting. Eiseres heeft daarom in dit verband voorgesteld het in geding zijnd voorschrift zodanig te wijzigen dat uitsluitend één dan wel twee uur vóór, tijdens en één dan wel twee uur ná, direct met de doelstelling van de Stichting verbonden activiteiten alcoholhoudende dranken kunnen worden geschonken.
Het betoog van eiseres slaagt. Terecht heeft eiseres erop gewezen dat de redactie van het in geding zijnde voorschrift er niet aan in de weg staat dat in het Dorpscentrum gedurende de gestelde openingstijden tijdens activiteiten die niets met de statutaire doelstelling van de Stichting van doen hebben, alcoholhoudende dranken kunnen worden verstrekt. Het door verweerder bij brief van 20 december 2007 verstrekte overzicht van de bezetting van de sporthal en de Beukezaal van twee weken in maart 2007 laat dat ook zien. Zo zijn bijvoorbeeld op 7 en 9 maart 2007 de direct met de statutaire doelstelling van de Stichting verbonden activiteiten op 21.30 uur geëindigd. Het voorschrift verhindert de Stichting niet om in een dergelijke situatie tot het moment van sluiting om 24.00 uur aan iedere willekeurige bezoeker alcoholhoudende drank te schenken en het Dorpscentrum aldus als een zelfstandige horeca-gelegenheid te exploiteren. Dat, zoals namens verweerder en de Stichting is betoogd, de Stichting daartoe niet de intentie heeft, maakt dat niet anders. Datzelfde geldt voor het argument dat het Dorpscentrum de voorzieningen mist om als zelfstandige horecagelegenheid te worden geëxploiteerd. Immers, intenties kunnen wijzigen en voorzieningen kunnen alsnog worden aangebracht. Dit leidt tot het oordeel dat het thans geldende voorschrift onvoldoende waarborgen biedt om, zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, mededinging door het verstrekken van alcoholhoudende drank, die uit een oogpunt van ordelijk economisch verkeer als onwenselijk moet worden beschouwd, te voorkomen.
Daaraan doet niet af het betoog van verweerder dat overneming in de verleende vergunning van het voorschrift in de door eiseres gewenste redactie in het Dorpscentrum leidt tot een ongewenste uitbreiding van de mogelijkheid van alcoholgebruik overdag, gedurende alle dagen van de week. Verweerder kan worden toegegeven dat het gevolg van de in de plaatsstelling van de door eiseres gewenste redactie van het voorschrift is, dat ook overdag en gedurende de gehele week in het dorpshuis alcoholhoudende drank zou mogen worden geschonken. Dat ongewenste effect echter kan, zoals eiseres ter zitting terecht heeft opgemerkt, worden weggenomen indien het door eiseres gewenste voorschrift tezamen en in verbinding met het in geding zijnde voorschrift wordt opgenomen.
Verweerders stelling dat toevoeging van het door eiseres voorgestelde voorschrift een extra last voor de Stichting oplevert, mag geen reden zijn voor het achterwege laten van een dergelijk voorschrift. De wetgever bepaalt immers imperatief dat verweerder voorschriften of beperkingen aan te verlenen vergunningen verbindt, die nodig zijn ter voorkoming van mededinging die als onwenselijk moet worden beschouwd. Dat die noodzaak bestaat is niet in geding, nu verweerder blijkens het bestreden besluit reeds ambtshalve zodanige voorschriften heeft opgenomen. Dat, zoals verweerder tenslotte heeft opgemerkt, een aanvulling van het in geding zijnde voorschrift in de door eiseres voorgestelde zin niet handhaafbaar is, vermag de rechtbank niet in te zien. Te meer niet nu eiseres er terecht op heeft gewezen dat de door haar voorgestane aanvulling, gelet op de jurisprudentie, bij verlening van drank- en horecavergunningen in het algemeen niet ongebruikelijk is.
Gelet op het hiervoor overwogene berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering. Dat besluit komt derhalve in aanmerking voor vernietiging wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder dient met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat voldoende aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de gemeente Epe het betaalde griffierecht van € 285.00 aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644.00, ter zake van verleende rechtsbijstand, te betalen door de gemeente Epe.
Aldus gegeven door mr. P. Bos en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2008 in tegenwoordigheid van W.C. Knoester als griffier.