ECLI:NL:RBZUT:2008:BD2021

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
20 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460617-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Krijger
  • Prisse
  • Steenhuisen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke jeugddetentie voor ontucht met minderjarige halfbroer en halfzus

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 20 mei 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige halfbroer en halfzus. De verdachte, geboren in 1994, heeft in de periode van 1 januari 2004 tot en met 2 oktober 2007, in de gemeente Harderwijk, meerdere ontuchtige handelingen gepleegd met [slachtoffer A] (geboren in 2002) en [slachtoffer B] (geboren in 2003), die op dat moment de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de kinderen heeft laten likken en kussen aan zijn geslachtsdeel en hen heeft betast.

De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als consistent en betrouwbaar beoordeeld, ondanks de jonge leeftijd van de kinderen. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernstige psychiatrische problematiek van de verdachte, die mogelijk zelf slachtoffer is geweest van seksueel misbruik in zijn jeugd. Dit heeft geleid tot de beslissing om een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van negentig dagen, waarvan 58 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tijdens deze proeftijd moet de verdachte zich houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, gezinsvoogdij en Bureau Jeugdzorg. De rechtbank heeft benadrukt dat verder onderzoek en behandeling van de verdachte van groot belang zijn, gezien zijn psychiatrische problemen. De zaak is afgesloten in het belang van de verdachte, zodat hij kan beginnen met de benodigde behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460617-07
Uitspraak d.d.: 20 mei 2008
Tegenspraak/ dip / oip
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren [plaats] op [1994],
wonende te [plaats],
thans verblijvende Rentray Lelystad.
Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de achter gesloten deuren gehouden terechtzitting van 1 april 2008 en 6 mei 2008.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 2 oktober 2007, in de gemeente Harderwijk, met [slachtoffer A] (geboren op [2002]) en/of [slachtoffer B] (geboren [2003]), die toen (telkens) de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, bestaande uit
- het (telkens) laten likken en/of kussen en/of laten vastpakken en/of betasten van zijn penis door die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of
- het (telkens) wrijven (over en/of onder de kleding) over de vagina van die [slachtoffer B];
art 247 Wetboek van Strafrecht
De bewijsmotivering (voetnoot 1)
A. De vaststaande feiten
Aanleiding van het onderzoek(voetnoot 2)was een melding door [moeder], dat haar zoon [verdachte] seksuele handeling had gepleegd met haar dochter [slachtoffer B] en haar zoon [slachtoffer A]. [slachtoffer B] had dit tijdens een fietstochtje op 12 augustus 2007 aan haar verteld en [slachtoffer A] had dit diezelfde avond aan een vriendin van haar verteld.
B. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn zusje [slachtoffer B] en zijn broertje [slachtoffer A]. In de tenlastelegging staat de periode vanaf 1 januari 2004, maar verdachte is pas vanaf 27 april 2006 strafbaar, aangezien hij op die datum 12 jaar oud werd. Het wrijven over en/of onder de kleding over de vagina van die [slachtoffer B], acht de officier van justitie niet bewezen en derhalve dient daarvoor vrijspraak te volgen.
De verdachte herinnert zich niets, maar desondanks bevat het dossier genoeg bewijs om tot de bewezenverklaring te komen. De kinderen hebben ongevraagd tegen hun vader, moeder en een vriendin van moeder verklaard. Tijdens het studioverhoor hebben zij beiden gedetailleerd verklaard en deze verklaringen komen overeen. Gezien de leeftijd van de kinderen zijn deze details zeer belangrijk bij de bewezenverklaring, aangezien kinderen van die leeftijd bepaalde dingen nog niet behoren te weten.
C. Het standpunt van de verdachte, de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat het feit niet bewezen kan worden verklaard. Het bewijs is uitsluitend gestoeld op de verklaringen van twee heel jonge slachtoffers. Over het dagelijkse leven van [slachtoffer A] en [slachtoffer B] en de dingen die zij meemaakten met mensen uit hun omgeving, is niets bekend. Het valt niet uit te sluiten dat hetgeen de kinderen verklaren, wellicht wel is gebeurd, maar onder andere omstandigheden en met andere personen. Ook valt niet uit te sluiten dat hun verklaringen verkeerd geïnterpreteerd zijn. De kinderen zijn voorbereid op hun verhoor door de politie. Uit het dossier valt echter niet op te maken waaruit deze voorbereiding bestond. Daartegenover staat de beleving van de verdachte. De verdachte vindt het heel vervelend als de kinderen hem naakt zien (voetnoot 3). Dit spoort niet met het feit dat de kinderen zijn geslachtsdeel zouden moeten betasten. De verdachte geeft aan dat hij hen nooit iets aan zou doen. Hij begint tijdens die verklaring ook te huilen.
D. Beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank acht voor het bewijs voorhanden de navolgende redengevende feiten en omstandigheden.
[moeder] (voetnoot 4)verklaart dat zij op 12 augustus 2007 [slachtoffer A] en [slachtoffer B] bij [naam] ophaalde, op de fiets. [slachtoffer B] zat voorop en [slachtoffer A] reed op zijn eigen fiets. [slachtoffer A] vroeg of [verdachte] al thuis was en ze antwoordde dat [verdachte] hem later een kusje zou komen geven, als [slachtoffer A] al sliep. [slachtoffer A] zei dat hij dat dan niet zou merken. [slachtoffer B] zei daarop dat zij dat altijd wel merkte en dat ze dan aan zijn piemel ging likken. [moeder] vroeg [slachtoffer B] of ze dat erg vond, waarop [slachtoffer B] antwoordde dat ze het lekker vond. Hierna zei [slachtoffer B] gelijk dat ze het niet wilde drinken, want dat vond ze vies. [slachtoffer B] vertelde ook dat [verdachte] zijn piemel bij haar plasser deed en ze maakte daarbij heen en weer gaande bewegingen, van voren naar achteren. [verdachte] is die avond bij de zus van [moeder] gebleven en [moeder] heeft haar vrienden verteld wat [slachtoffer B] tegen haar had verteld. [slachtoffer A] en [slachtoffer B] zijn hierna meegenomen door [vrienden]. Toen [vriendin] de volgende avond de kinderen terug kwam brengen vertelde [vriendin] dat er nog iets was gebeurd. [vriendin] vertelde dat [slachtoffer B] haar een zoen had willen geven met haar tong naar buiten. Ze had daarbij met haar tong een draaiende beweging gemaakt. [vriendin] had daarop gezegd "Dat doe je toch niet?". [slachtoffer B] had geantwoord dat [verdachte] dat deed. [slachtoffer A] had die avond ook buikpijn gekregen en gevraagd of [vriendin] mee wilde gaan naar de wc. Hier had [slachtoffer A] aan [vriendin] verteld dat hij ook aan de piemel van [verdachte] heeft gelikt. [verdachte] kwam dan bij [slachtoffer A] en zei dat hij pijn had aan zijn piemel en dat het over zou gaan als [slachtoffer A] er aan ging likken. [slachtoffer A] zei dat hij het niet fijn vond, maar dat hij het wel doet omdat de pijn van [verdachte] dan over gaat.
[getuige A] (voetnoot 5) verklaart dat [slachtoffer B] haar tong gebruikte bij het kussen. [slachtoffer B] vertelde dat ze dat van [verdachte] had geleerd. [slachtoffer A] vertelde haar later dat [verdachte] wel eens aan [slachtoffer A] vroeg om een kus op zijn piemel te geven. [verdachte] zei dan dat hij pijn aan zijn piemel had. [slachtoffer A] vertelde dat hij het heel erg vies vond en dat hij dan ook spul in zijn mond kreeg.
[getuige B] (voetnoot 6) verklaart dat [slachtoffer A] tegen haar zei dat hij bij [verdachte] aan de piemel had gelikt. [slachtoffer B] reageerde direct en zei "Dat doe ik ook". Ze heeft aan [slachtoffer B] en [slachtoffer A] gevraagd hoe dat gebeurd was. [slachtoffer A] deed het voor. Hij ging in de woonkamer op de bank liggen, op zijn rug, trok zijn knieën omhoog en legde zijn handen achter zijn hoofd. [slachtoffer A] vertelde dat [verdachte] er zo bij lag en dat hij aan de piemel van [verdachte] had gelikt. Op 30 september 2007 vertelde [slachtoffer B] dat [verdachte] haar had geslagen, omdat ze niet aan de piemel van [verdachte] had willen likken niet wilde drinken. In de vakantie, afgelopen augustus 2007 is het hen opgevallen dat [slachtoffer A] en [slachtoffer B] een tongzoen geven, als ze een zoen geven.
[slachtoffer B](voetnoot 7) verklaart dat zij aan de piemel van [verdachte] moest likken en dat zij dan moest drinken. Dat was bij mamma thuis. [verdachte] kneep dan ook in zijn piemel (voetnoot 8) en dan kwam er grijze plas uit zijn piemel. Die grijze plas moest zij dan opdrinken. (studioverhoor)
[slachtoffer A] (voetnoot 9) verklaart dat hij aan de piemel van [verdachte] moest likken. [verdachte] deed dan even zijn broek omlaag (voetnoot 10) en dan moest hij aan zijn piemel likken. [verdachte] ging dan liggen en [slachtoffer A] stond. De piemel van [verdachte] was groter dan die van [slachtoffer A] (voetnoot 11). [slachtoffer A] moest aan de piemel van [verdachte] likken, omdat [verdachte] pijn aan zijn piemel had. (studioverhoor)
Gelet op de spontane en consistente verklaringen van [slachtoffer B] en [slachtoffer A], waarbij specifieke details worden gegeven over de wijze waarop en de plaats waar de seksuele handelingen zouden hebben plaatsgevonden is de rechtbank er ook van overtuigd dat verdachte met hen heeft gehandeld zoals zij hebben aangegeven. Er zijn naar het oordeel van de rechtbank geen aanwijzingen dat niet verdachte maar een ander of anderen de kinderen zouden hebben misbruikt. Ook valt nergens uit af te leiden dat hun verklaringen wegens hun jeugdige leeftijd niet betrouwbaar zouden zijn. Ten slotte zijn er geen aanwijzingen dat de voorbereiding van de kinderen op de studioverhoren op een wijze is geschied die de betrouwbaarheid van hun verklaringen hebben aangetast.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 27 april 2006 tot en met 2 oktober 2007, in de gemeente Harderwijk, met [slachtoffer A] (geboren op [2002]) en [slachtoffer B] (geboren [2003]), die toen telkens de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het (telkens) laten likken en kussen en laten vastpakken en betasten van zijn penis door die [slachtoffer A] en [slachtoffer B].
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Omtrent de persoon van verdachte is een psychologisch- en een psychiatrisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport gedateerd 24 maart 2008, opgemaakt door drs. M. van Heteren-van Namen, GZ-psycholoog, en in een rapport gedateerd 20 maart 2008, opgemaakt door W. Vrolijk, psychiater.
Zowel uit het psychologische- als uit het psychiatrische onderzoek komt naar voren dat er zeker sprake is van ernstige psychiatrische problematiek en er sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en een ontwikkelingsstoornis, maar dat de aard van de stoornis van verdachte nog niet geheel duidelijk is geworden. Echter, verder onderzoek en een behandeling in de toekomst zijn van zeer groot belang.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. de officier van justitie heeft ter zake het ten laste gelegde feit gevorderd verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van negentig dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan achtenvijftig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde toezicht door jeugdzorg, gezinsvoogdij en/of jeugdreclassering.
2. Door de raadsman van verdachte is bepleit, dat voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, wordt volstaan met een schuldig verklaring zonder oplegging van straf en/of maatregel.
3. de rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. de rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft in zeer ernstige mate inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn zeer jonge halfbroer en halfzus. Naar de ervaring leert kunnen kinderen door dit soort gebeurtenissen grote problemen krijgen bij hun verdere ontwikkeling.
De psychiater en de psycholoog konden vanwege de ontkenning door verdachte niet komen tot een conclusie over de toerekenbaarheid. Ook was de aard van de stoornis nog te onduidelijk voor een juiste diagnose. De rechtbank heeft nog overwogen een nader onderzoek te laten verrichten door het Pieter Baan Centrum te Utrecht om meer duidelijkheid te verkrijgen, maar ziet daar van af. Het is in het belang van verdachte dat de zaak, die al is aangehouden, wordt afgesloten. Bovendien zal in een civielrechtelijk kader verder onderzoek naar de persoon plaatsvinden opdat een passende behandeling zal plaatsvinden.
Wel heeft de rechtbank in de straftoemeting in matigende zin meegewogen dat er bij verdachte sprake is van ernstige psychiatrische problematiek en hij mogelijk als jong kind zelf slachtoffer is geweest van seksueel misbruik. Tevens houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 27, 77a, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte ten laste gelegde heeft begaan.
* Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
* Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
* Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 90 (negentig)
dagen.
* Bepaalt, dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 60 (zestig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
* Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de jeugdreclassering, de gezinsvoogdij en Bureau Jeugdzorg.
* Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
* Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
* Heft op het bevel voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Krijger, voorzitter, Prisse en Steenhuisen, rechters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 mei 2008.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen bij (stam)proces-verbaal nr. PL0612/07-207605, politie Team Recherche NW-Veluwe, gedateerd 22 november 2007
2 (stam)proces-verbaal, doorgenummerde pag. 4
3 Verhoor verdachte, doorgenummerde pag. 93
4 Proces-verbaal van verhoor [moeder], doorgenummerde pag. 39, 40, 41 en 42
5 Proces-verbaal van verhoor [getuige A], doorgenummerde pag. 49
6 Proces-verbaal van verhoor [getuige B], doorgenummerde pag. 53, 54, 55
7 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer B], doorgenummerde pag. 58
8 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer B], doorgenummerde pag. 63, 64
9 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer A], doorgenummerde pag. 68
10 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer A], doorgenummerde pag. 71
11 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer A], doorgenummerde pag. 72