ECLI:NL:RBZUT:2008:BD2975

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
2 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-925095-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Brouns
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het bevorderen van de stand van edelherten en damherten, maar veroordeling voor het te koop vragen van beschermde diersoorten

In deze zaak heeft de economische politierechter van de Rechtbank Zutphen op 2 juni 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het bevorderen van de stand van edelherten, damherten, reeën en wilde zwijnen door middel van bijvoeren met maïs. De rechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de verdachte de stand van deze dieren had bevorderd, en sprak hem daarom vrij van dit onderdeel van de aanklacht. De rechter stelde vast dat om te kunnen spreken van het bevorderen van de stand van deze dieren, er een zekere bestendige toestand van toename van de populatie moet zijn, wat in dit geval niet kon worden aangetoond.

Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan andere delicten, waaronder het te koop vragen van beschermde inheemse diersoorten, het onder zich hebben van deze diersoorten, het uitzetten van hazen in de vrije natuur en het onthouden van de nodige verzorging aan de hazen. Voor deze feiten legde de rechter een geldboete op van €2.500,-. De rechter oordeelde dat de verdachte op verschillende tijdstippen in 2006 in de gemeente Epe handelingen had verricht die in strijd waren met de Flora- en faunawet en de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

De zaak kwam ter terechtzitting na een wijziging van de tenlastelegging, waarbij de verdediging aanvoerde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De rechter oordeelde echter dat er geen sprake was van overschrijding van deze termijn, aangezien de feiten in juli en augustus 2006 hadden plaatsgevonden en er sindsdien nog geen twee jaar waren verstreken. De rechter concludeerde dat de behandeling van de zaak binnen de redelijke termijn had plaatsgevonden en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Economische politierechter
Parketnummer: 06/925095-07
Uitspraak d.d.: 2 juni 2008
Tegenspraak / dnip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1947],
wonende te [adres, plaats en land].
Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 mei 2008.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand augustus 2006, in de gemeente Epe, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, op een of meer plaatsen op of nabij het landgoed Het Hooge Zand, (telkens) de stand van edelherten en/of damherten en/of reeën en/of wilde zwijnen heeft bevorderd (telkens) door middel van bijvoeren met (onder meer) maïs;
art 74a lid 1 Flora- en faunawet
2.
hij op of omstreeks 28 juli 2006, althans in of omstreeks de maand juli 2006, in de gemeente Epe, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk één of meer planten, één of meer producten van planten, één of meer dieren, één of meer eieren, één of meer nesten en/of één of meer producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse en/of beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse en/of beschermde uitheemse diersoort, te weten fazanten en/of konijnen en/of hazen en/of patrijzen, te koop heeft gevraagd (in het dagblad "De Stentor");
art 13 lid 1 ahf/ond a Flora- en faunawet
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand augustus 2006, in de gemeente Epe, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk, op een of meer plaatsen op of nabij het landgoed Het Hooge Zand, (telkens) één of meer planten, één of meer producten van planten, één of meer dieren, één of meer eieren, één of meer nesten en/of één of meer producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse en/of beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse en/of beschermde uitheemse diersoort, te weten een of meer fazanten en/of een aantal, althans een of meer hazen, (telkens) onder zich heeft gehad;
art 13 lid 1 ahf/ond a Flora- en faunawet
4.
hij op of omstreeks 19 augustus 2006, althans in of omstreeks de maand augustus 2006, in de gemeente Epe, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk, op of nabij het landgoed Het Hooge Zand, één of meer dieren, te weten een aantal, althans een of meer hazen, in de vrije natuur heeft uitgezet;
art 14 lid 1 Flora- en faunawet
5.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand augustus 2006, in de gemeente Epe, als houder van een of meer dieren, te weten een aantal hazen, althans een of meer hazen, aan dat/die dier(en) de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft verdachte toen aldaar er niet voor gezorgd dat die hazen voldoende te eten en/of te drinken hadden;
art 37 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Verweer niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie
Door de verdediging is aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vervolging van verdachte. Hiertoe is aangevoerd dat er sprake is van de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er nog geen twee jaar is verstreken sinds de pleegdatum van de ten laste gelegde feiten en het onderzoek ter terechtzitting. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad is er geen sprake van de overschrijding van de redelijke termijn en derhalve concludeert de officier van justitie tot ontvankelijkheid in haar vervolging van verdachte.
De economische politierechter is van oordeel dat er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM. De economische politierechter overweegt hierbij dat alle ten laste gelegde feiten zijn gepleegd in de maand juli of augustus 2006 en er sindsdien nog geen twee jaar zijn verstreken. Blijkens geldende jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij berechting van de zaak in eerste aanleg als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 2 jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen.
De bewijsmotivering (voetnoot 1)
A. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van de zich in het dossier bevindende processen-verbaal. Tevens acht de officier van justitie de ter terechtzitting afgelegde getuigenverklaring niet geloofwaardig. De officier van justitie acht geen reden aanwezig om de betrouwbaarheid van de processen-verbaal in twijfel te trekken, omdat er bij het onderzoek ook verbalisanten die niet in dienst zijn van het Geldersch Landschap betrokken zijn geweest.
B. Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van alle ten laste gelegde feiten. Door en namens verdachte is hiertoe het volgende aangevoerd. Er is gebruik gemaakt van stelselmatige observatie. Dit opsporingsmiddel is onrechtmatig ingezet, omdat het middel enkel bedoeld is voor bijzonder ernstige delicten in georganiseerd verband. Het door dit middel verkregen bewijs is, als zijnde verboden vruchten, onrechtmatig verkregen en dient daarom buiten beschouwing te blijven. Eveneens is aangevoerd dat het optreden van [verbalisant A], mede gelet op het eigen belang van het Geldersch Landschap in deze zaak, de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit heeft overschreden. Het door [verbalisant A] en andere verbalisanten in dienst van het Geldersch Landschap verzamelde bewijs is onrechtmatig verkregen.
Ten aanzien van onder 1 ten laste gelegde is door de verdediging aangevoerd dat er geen sprake is geweest van het bevorderen van de stand van edelherten en/of damherten en/of reeën en/of wilde zwijnen door middel van bijvoeren. Het voeren door verdachte dient aangemerkt te worden als lokvoeren. Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat er enkel de verklaring van verdachte zelf ligt en verder geen bewijs voorhanden is. Ten aanzien van het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde is aangevoerd dat verdachte geen eigenaar was van de hazen en ook geen weet had hiervan.
C. Behandeling van de verweren
De economische politierechter overweegt ten aanzien van het verweer over de onrechtmatigheid van het gegeven bevel tot stelselmatige observatie als bedoeld in artikel 126g van het Wetboek van strafvordering het volgende. Naar het oordeel van de economische politierechter voldoet het bedoelde bevel aan de eisen die door de wet aan een dergelijk bevel worden gesteld. Artikel 126g, eerste lid bepaalt dat, in geval van verdenking van een misdrijf, de officier van justitie in belang van het onderzoek kan bevelen tot stelselmatige observatie. Blijkens het in deze zaak onderliggende dossier was er voorafgaand aan het bevel tot stelselmatige observatie de verdenking van opzettelijke overtreding van artikel 13 van de Flora- en faunawet gerezen. Opzettelijke overtreding van het voornoemde artikel is op grond van artikel 1, aanhef en onder 1 en artikel 2, eerste lid van de Wet op de economische delicten een misdrijf. Derhalve is de economische politierechter van oordeel dat het bevel tot stelselmatige observatie rechtmatig is gegeven.
Ten aanzien van het verweer over de onrechtmatigheid van de verrichte stelselmatige observaties overweegt de economische politierechter het volgende. Blijkens de inhoud van het procesdossier is er bij de stelselmatige observatie als bedoeld in artikel 126g van het Wetboek van strafvordering van de ren met hazen op het landgoed Het Hoge Zand geen gebruik gemaakt van technische hulpmiddelen en hebben verbalisanten geen locatie betreden waartoe zij niet gerechtigd waren. Mede gelet op de duur, frequentie en intensiteit van de verrichte observaties is er, naar oordeel van de economische politierechter, geen sprake van een zodanige schending van verdachtes privéleven dat zij in strijd komt met het in artikel 8, eerste lid van het EVRM bedoelde recht op een persoonlijke levenssfeer. De observaties zijn niet onrechtmatig en derhalve kan het daardoor - direct of indirect - verkregen bewijsmateriaal meewerken aan het bewijs van het tenlastegelegde.
De economische politierechter is van oordeel dat niet gebleken is dat de verbalisanten in dienst van het Geldersch Landschap de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit hebben overschreden. Tevens is het onderzoek mede verricht door verbalisanten in dienst van regiopolitie Noord- en Oost Gelderland. Het door de verdediging gevoerde verweer met betrekking tot de het eigen belang van het Geldersch Landschap en het in samenhang daarmee gevoerde verweer omtrent de onrechtmatigheid van het verkregen bewijs worden derhalve door de economische politierechter verworpen.
D. Vrijspraak
Uit de bewijsmiddelen kan blijken dat na het strooien van onder meer maïs op diverse plaatsen het aantal sporen op deze plaatsen is toegenomen, maar dat rechtvaardigt niet de conclusie dat door het uitstrooien van maïs de stand van de edel-, damherten, reeën en/of wilde zwijnen is bevorderd. Bevorderen van de stand van genoemde dieren is het verrichten van handelingen waardoor een zekere bestendige toestand van toename van de stand van deze dieren bereikt wordt. In het onderhavige geval kan uit de bewijsmiddelen niet blijken dat er sprake is van een dergelijke bestendige toestand, zodat verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde vrijgesproken dient te worden. Om deze reden kan het door verdachte (te) laat ingediende rapport 'Lokvoeren mag, bijvoeren niet' onbesproken blijven.
E. Beoordeling van de tenlastelegging
De economische politierechter komt tot onderstaande bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
Uit het ambtelijk verslag, betreffende te koop vragen beschermde dieren, en de daarbij gevoegde bijlage blijkt dat er in het dagblad de Stentor op 28 juli 2008 een advertentie stond met de tekst: 'Te koop gevraagd FAZANTEN, Konijnen, Hazen, Patrijzen voor biotoopverbetering. Br. ond. nr. [nummer, adres en plaats]'. Naar aanleiding van deze advertentie is verdachte verhoord. (voetnoot 2) Verdachte heeft tijdens dit verhoor verklaard:
'De advertentie in de Stentor waarin ik fazanten, konijnen, hazen en patrijzen te koop vraag, is de advertentie die u mij nu toont. Deze is in mijn opdracht geplaatst'. (voetnoot 3)
Op 7 augustus 2006 constateren verbalisanten [verbalisant B] en [verbalisant A] dat er zich in de ren op het landgoed Hoge Zand, gelegen in de gemeente Epe, een twaalftal volwassen hazen en een fazant, zonder de vereiste gesloten pootring, bevonden. Gezien het gedrag en het uiterlijk van deze hazen concluderen verbalisanten dat het gaat om hazen die uit de vrije natuur gevangen waren.(voetnoot 4)
Verbalisanten [verbalisant B] en [verbalisant A] zagen op 8 augustus 2006 dat de voerbak in de genoemde ren leeg was. Verder zien verbalisanten dat er in de ren geen voer aanwezig was.Op 9 augustus constateren verbalisanten dat er in de ren geen spoor van voer aanwezig was en dat het groen gewas op de bodem zichtbaar minder werd. Op 10 augustus zien verbalisanten [verbalisant B] en [verbalisant C] dat het groen aanzienlijk minder is geworden, dat er geen spoor van voer in de ren aanwezig is en dat de waterbak ook helemaal leeg is.(voetnoot 5)
Op een later tijdstip op dezelfde datum zien verbalisanten dat verdachte samen met een andere man, door [verdachte] [naam] genoemd, naar de ren lopen. Verdachte vertelt tegen de man over de hazen in de ren. Verbalisanten zagen dat de ren niet werd geopend en dat er geen voer in de ren wordt gestrooid.(voetnoot 6)
Op 11 augustus 2006 zien verbalisanten [verbalisant B] en [verbalisant A] dat er vierentwintig hazen in de ren zaten en dat er nog steeds geen voer in de ren aanwezig is.(voetnoot 7) Later die dag zien verbalisanten verdachte samen met een vrouw en een jong meisje in de richting van de ren lopen. Verbalisanten horen verdachte zeggen 'hier heb ik de hazen', waarop het gezelschap doorloopt naar de ren met hazen en in de ren kijkt. (voetnoot 8) Verbalisanten horen verdachte zeggen 'zal ik er een paar loslaten'. Vervolgens zien verbalisanten dat verdachte de deur van de ren opent en vervolgens dat verdachte de ren binnen gaat. Verbalisanten zien dat de deur van de ren open blijft staan en dat de fazant en twee hazen door [verdachte] uit de ren worden gejaagd. (voetnoot 9) Verbalisanten zien dat verdachte tevens voer in de ren gooit. Bij controle van de ren, na vertrek van het gezelschap, zien verbalisaten dat er wat beschimmeld oud brood en een beetje groenteafval in de ren is gegooid. Tevens constateren zij dat er nog tweeëntwintig hazen in de ren zitten. (voetnoot 10)
Op 12 augustus zien verbalisanten [verbalisant B] en [verbalisant C] bij controle van de ren dat er die dag beschimmeld oud brood en groenteafval in de ren is gegooid. Het groen op de bodem van de ren is nu geheel verdwenen.(voetnoot 11)
Op 15 augustus 2006 zagen verbalisanten [verbalisant D] en [verbalisant C] dat er negentien hazen in de ren zaten. Zij zien verbalisanten verdachte tezamen met een man en een vrouw naar de ren lopen. Vervolgens zagen verbalisanten verdachte de ren openen. Verbalisanten zagen dat verdachte in de ren gebaren met zijn handen maakte en iets roepen van 'hup' of 'hop'. Na vertrek van [verdachte] controleerden verbalisanten direct de ren en zij telden daar toen nog vijftien hazen. Er lag geen voer in de ren. Later op dezelfde dag zien verbalisanten hetzelfde gezelschap weer naar de ren lopen. Zij hoorden verdachte zeggen 'haasjes en konijntjes voor de jacht, dat fokt mooi aan'. Na vertrek van het gezelschap zagen verbalisanten dat er oud brood en aardbeien op de bodem van de ren lagen. (voetnoot 12)
Op woensdag 16 augustus zagen verbalisanten [verbalisant B] en [verbalisant A] achttien levende hazen en een dode haas in de ren. Zij zagen dat er op de bodem van de ren een restant beschimmeld en nat brood lag. Verder was er geen voedsel of water in de ren aanwezig. Op 17 augustus zagen verbalisanten [verbalisant B], [verbalisant C] en [verbalisant D] dat er in de ren geen enkel voer en ook niets anders dat als eventueel voer voor de hazen kon dien aanwezig was. Verbalisanten telden zeventien levende en twee dode hazen. Op 18 agustus zagen verbalisanten [verbalisant D] en [verbalisant A] vijf dode hazen. Zij zagen ook dat er nog steeds geen voer in de ren aanwezig was. Op 19 augustus zagen verbalisanten [verbalisant B] en [verbalisant A] dat er nog steeds geen voer in de ren aanwezig was. De vijf dode hazen lagen nog steeds in de ren. In verband met veterinair onderzoek zijn een tweetal hazen inbeslaggenomen.(voetnoot 13)
Uit het veterinair onderzoek blijkt dat de hazen zeer mager waren. Er waren meerdere aanwijzingen voor sterke vermagering, waaronder een vochtige buikwand en ribwand en geen niervet om de nieren. Dierenarts H. Stigter concludeert dat de hazen in zeer slechte conditie verkeerden, mede verergerd door uitgebreide ernstige longontsteking. Het is aannemelijk dat de algehele slechte conditie geleid heeft tot de dood van de hazen.(voetnoot 14)
Op 19 augustus 2006 zien verbalisanten [verbalisant B] en [verbalisant C] een jeep met aanhanger naar de ren rijden. Op de aanhanger zit een in het blauw geklede jonge man. Uit de jeep stappen drie mannen, waaronder verdachte en een vrouw bij de ren. De in het blauw geklede man opent de ren en jaagt met veel kabaal de hazen de ren uit. Even later gaat verdachte ook de ren binnen en helpt de man de laatste hazen er uit te jagen. (voetnoot 15)
Verdachte geeft aan dat de ren op het landgoed het Hoge Zand zijn eigendom is. De ren is begin mei geplaatst.(voetnoot 16)
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de economische politierechter is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op 28 juli 2006 in de gemeente Epe, opzettelijk dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten fazanten en konijnen en hazen en patrijzen, te koop heeft gevraagd in het dagblad "De Stentor";
3.
hij op tijdstippen in de maand augustus 2006, in de gemeente Epe, alleen, telkens al opzettelijk, op een plaats op het landgoed Het Hooge Zand, dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten een fazant en een aantal hazen, telkens onder zich heeft gehad;
4.
hij in de maand augustus 2006, in de gemeente Epe, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, op het landgoed Het Hooge Zand, meer dieren, te weten een aantal hazen, in de vrije natuur heeft uitgezet;
5.
verdachte op tijdstippen in de maand augustus 2006, in de gemeente Epe, als houder van dieren, te weten een aantal hazen, aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft verdachte toen aldaar er niet voor gezorgd dat die hazen voldoende te eten en te drinken hadden.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de economische politierechter niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het feit is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
feit 2: overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13, eerste lid van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan;
feit 3: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13, eerste lid van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 4: overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 14, eerste lid van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 5: gedraging in strijd met een voorschrift vastgesteld bij artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd:
- ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde een geldboete van € 500,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis;
- ten aanzien van het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde en geldboete van € 2500,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft hierbij overwogen dat het gaat om meerdere feiten, waarmee verdachte handelingen heeft verricht die schadelijk zijn voor het milieu. Tevens heeft zij overwogen dat door het handelen van verdachte dieren onnodig hebben geleden.
2. De verdediging heeft gesteld dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn en dat om deze reden strafvermindering dient te worden toegekend.
3. De economische politierechter acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Naar het oordeel van de economische politierechter is strafvermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn niet op zijn plaats, omdat er, zoals hierboven overwogen, geen sprake is van een dergelijke overschrijding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 57 en 91 van het Wetboek van strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 13 en 14 van de Flora- en faunawet en de artikelen 37, 121 en 122 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Beslissing
De economische politierechter:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 2500,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 dagen hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Brouns, economische politierechter, in tegenwoordigheid van
mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 juni 2008.
Voetnoten:
1 De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de - navolgende - overwegingen ten aanzien van het bewijs, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal mutatienummer PL0650/06-344603 en dossiernummer 06-206709, regiopolitie Noord en Oost Gelderland, regionaal milieuteam, gesloten en getekend door [verbalisant A], [verbalisant B], [verbalisant C], [verbalisant D], [verbalisant E] op 29 november 2006.
2 Ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 53
3 Proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde dossierpagina 55
4 Ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 74
5 Ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 60
6 Ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 60
7 Ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 61
8 Ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 75
9 Ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 85
10 Ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 61
11 Ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 61
12 Ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 62
13 Ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 63
14 Een geschrift, als bijlage gevoegd bij het ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 68
15 Ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 86
16 Proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde dossierpagina 79