ECLI:NL:RBZUT:2008:BD3373

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
12 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
89013 - HA ZA 07-975
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van bindend advies van de Klachtencommissie Woonruimteverdeling

In deze zaak vordert eiser, [eiser], dat de rechtbank het bindend advies van de Regionale Klachtencommissie Woonruimteverdeling vernietigt. Eiser had op 8 januari 2007 een verzoek ingediend bij Stichting Woonkeus voor een urgentieverklaring voor een zelfstandige huurwoning, maar zijn aanvraag werd op 22 februari 2007 afgewezen. De Klachtencommissie heeft op 17 juli 2007 geadviseerd de klacht van eiser ongegrond te verklaren. Eiser stelt dat het advies bindend is en dat de afwijzing onterecht is, gezien zijn medische situatie, waaronder niet-aangeboren hersenletsel. De rechtbank oordeelt dat het advies van de Klachtencommissie bindend is voor Stichting Woonkeus, maar niet voor eiser, omdat hij geen partij is bij het convenant. De rechtbank concludeert dat de Klachtencommissie zorgvuldig heeft gehandeld en dat de vorderingen van eiser niet slagen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van Stichting Woonkeus, die zijn begroot op € 1.155,00.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 89013 / HA ZA 07-975
Vonnis van 12 maart 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
procureur mr. G.F.M.G. Heutink,
tegen
de stichting
STICHTING WOONKEUS STEDENDRIEHOEK,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
procureur mr. M.J. Ellenbroek.
Partijen zullen hierna [eiser] en Stichting Woonkeus genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 december 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 26 februari 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] heeft op 8 januari 2007 bij Stichting Woonkeus een verzoek ingediend om een urgentieverklaring voor de verkrijging van een zelfstandige huurwoning. Bij de aanvraag heeft [eiser] onder meer een brief gevoegd van drs. S. El Kaddouri,
gz-psycholoog/neuropsycholoog verbonden aan de Hanzeborg (hierna te noemen: El Kaddouri), waarin deze schrijft:
“(…)[eiser] is bij onze instelling (…) aangemeld in verband met klachten die te maken hebben met Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH) en de daaruit voortvloeiende lichamelijke, gedragsmatige, psychische en psychosociale klachten. Vanwege bovenstaande beperkingen en vooral de cognitieve en persoonlijkheidsveranderingen die hiermee samenhangen heeft het in het gezin [eiser] geleid tot een onhoudbare situatie, waardoor het niet langer verantwoord is dat [eiser] onder 1 dak leeft met zijn vrouw en kinderen. Om de relatie met zijn kinderen te verbeteren en een leefbaarder situatie te creëren voor allen is het noodzakelijk dat dhr. op korte termijn zelfstandige woonruimte heeft. Voor diagnostiek en ondersteuning is dhr. bij onze instelling aangemeld. (…).”
2.2. Bij brief van 22 februari 2007 heeft de regionale urgentiecommissie van Stichting Woonkeus de aanvraag afgewezen, omdat zij van mening is dat geen sprake is van urgentie als bedoeld in bijlage 3.3. van het Convenant inzake regionale woonruimteverdeling gesloten tussen de gemeenten Deventer, Zutphen, Voorst en Apeldoorn en de corporaties voor de periode 1-1-2005 tot 1-1-2009 (hierna: het Convenant). Ondanks de brief van El Kaddouri is, volgens de urgentiecommissie, onvoldoende aangetoond dat er een contra-indicatie aanwezig is voor het wonen op een kamer.
[eiser] heeft naar aanleiding van deze beslissing een klacht ingediend bij de regionale klachtencommissie.
2.3. De Regionale Klachtencommissie Woonruimteverdeling, kamer Apeldoorn, (hierna: de Klachtencommissie) heeft op 20 april 2007 in een hoorzitting de klacht van [eiser] behandeld. Na de beraadslagingen heeft de Klachtencommissie een reactie gevraagd aan El Kaddouri op (onder meer) de reden van afwijzing van de urgentiecommissie. Bij brief van 18 juni 2007 heeft S. Alkemade, als maatschappelijk werkster verbonden aan MEE Veluwe, aan Stichting Woonkeus geschreven: “(…) bevestig ik met deze brief dat [eiser] momenteel niet in behandeling is bij de Hanzeborg. (…) De woon- en leefsituatie van [eiser] is op dit moment echter te onrustig en onstabiel, waardoor behandeling bij de Hanzeborg niet mogelijk is. Dit kan alleen vanuit een stabiele, constante situatie. Door de problemen die [eiser] ondervindt, zowel binnen zijn relatie als in zichzelf, acht ik het wel belangrijk dat hij zo snel mogelijk een andere woning vindt. (…) De heer [eiser] heeft door een auto-ongeluk hersenletsel gekregen. Deze beperking maakt dat hij grote behoefte heeft aan rust en duidelijke structuur. (…) In zijn huidige leven gaat er nu te veel mis, wat door het hebben van een eigen woning weer in evenwicht kan komen. Daarnaast zou hij dan ook met de behandeling bij de Hanzeborg kunnen starten, zodat hij kan werken aan zijn problemen vanuit een evenwichtsituatie. Nu bevindt hij zich in een negatieve spiraal (…).”.
2.4. De Klachtencommissie heeft bij advies van 17 juli 2007 geadviseerd de klacht ongegrond te verklaren.
2.5. Bij brief van 24 juli 2007 heeft Stichting Woonkeus aan [eiser] meegedeeld dat zij het bindend advies van de Klachtencommissie overneemt.
2.6. In het kader van een strafrechtelijk onderzoek is op 25 oktober 2007 over [eiser] gerapporteerd door drs. F. Rinia, gezondheidszorgpsycholoog/neuropsycholoog/ gedragsdeskundig rapporteur. Zij geeft in haar rapport onder meer het volgende aan: “(…) De thuissituatie is geen goede omgeving voor betrokkene. Ook inwonen bij zijn broer is voor langere tijd niet gunstig voor betrokkene. (…) Betrokkene heeft langdurend een toeziend oog en vinger aan de pols nodig. De gedachte gaat uit naar een vorm van Begeleid Wonen. (…) Onderzoekster heeft met mw E. Jansen, reclasseringswerker, overleg gevoerd betreffende het advies. (…) Er wordt gedacht aan bijvoorbeeld De Hanzeborg, alwaar mensen met probleemgedrag zelfstandig wonen maar met begeleiding. (…)”.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. het bindend advies van 17 juli 2007 van de Regionale Klachtencommissie Woonruimteverdeling zal vernietigen
2. zal bepalen dat aan [eiser] met de hoogste mate van urgentie zelfstandige woonruimte in de huursector zal worden verleend,
3. Stichting Woonkeus zal veroordelen in de kosten van het geding, waaronder de nakosten.
3.2. Stichting Woonkeus voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. In geschil is allereerst de vraag wat de status is van het advies van de Klachtencommissie. [eiser] stelt dat dit te beschouwen is als een bindend advies en dat gebondenheid aan die beslissing voor hem als partij dan wel derde in zijn omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, zodat ingevolge artikel 7:904 BW vernietiging van dit advies dient te volgen. Stichting Woonkeus erkent dat sprake is van een bindend advies, maar stelt dat dit advies alleen voor haar, Stichting Woonkeus, bindend is en niet voor [eiser], zodat [eiser] daarvan geen vernietiging kan vorderen. [eiser] kan wel, indien hij van mening is dat Stichting Woonkeus onrechtmatig handelt jegens hem door het advies over te nemen en daarnaar te handelen, in een civiele procedure opheffing van die -in zijn ogen onrechtmatige- situatie vorderen, maar geen vernietiging van het advies.
4.2. Blijkens de overgelegde stukken is het Convenant gesloten tussen enerzijds de gemeenten Apeldoorn, Deventer, Voorst en Zutphen en anderzijds door een tiental wooncorporaties uit Loenen, Twello, Deventer, Zutphen en Apeldoorn. De partijen bij het Convenant hebben in het Convenant onder meer afspraken gemaakt over de uitvoering van woonruimteverdeling (van huurwoningen) in het gebied van de gemeenten. Een en ander is uitgewerkt in het Convenant als volgt:
“(…)
Artikel 6 Aanbieding en toewijzing van woningen
(…)
3 De corporaties hanteren als volgorde bij de toewijzing van woningen:
a. Woningzoekenden die in het bezit zijn van een urgentieverklaring hebben voorrang. (…)
Artikel 7 Regionale urgentiecommissie
(…)
3. De (…) werkwijze van de commissie worden geregeld in het Reglement regionale urgentiecommissie dat als bijlage 3 bij deze convenant is gevoerd.
(…)
Artikel 9. Regionale klachtencommissie
1. De corporaties stellen een regionale klachtencommissie met locale kamers in, waar een ieder, die door een besluit van de verhuurder(s) ter uitvoering van dit convenant rechtstreeks in zijn belang is getroffen, een klacht kan indienen, (…)
2. De commissie verricht haar taak onafhankelijk van de gemeenten en de corporaties.
3. Uitspraken van de commissie, voor zover zij betrekking hebben op de uitvoering van deze overeenkomst, strekken partijen bij dit convenant tot bindend advies.
4. De (…) werkwijze van de commissie worden geregeld in het Reglement regionale klachtencommissie, dat als bijlage 4 bij deze convenant is gevoegd.
(…)
4.3. De bij het Convenant horende bijlagen bevatten onder meer:
Bijlage 3. Reglement regionale urgentiecommissie, criteria urgentieverlening:
(…)
Artikel 1 (...)
8. Urgentie: situatie waarin een huishouden buiten eigen schuld in een zodanige noodsituatie verkeert dat verhuizen op zeer korte termijn noodzakelijk is.
(…)
Artikel 10 Behandeling van de aanvraag en besluit door de commissie
1. De commissie beslist namens de corporaties omtrent de gevraagde urgentie in niet- standaardsituaties.
2. Zij baseert haar besluit op de feiten uit de rapportage, daarbij rekening houdend met de definitie van urgentie en de urgentiecriteria zoals opgenomen in de bijlage.
(…)
3. Urgentiecriteria
(…) Voorrang wordt bij hoge uitzondering verleend indien wordt aangetoond c.q. aannemelijk wordt gemaakt dat zelfstandige woonruimte in de huursector onmiddellijk dan wel uiterlijk binnen 4 maanden in de Regio Stedendriehoek noodzakelijk is. Er moet duidelijk sprake zijn van een noodsituatie, waarin belanghebbende buiten eigen schuld is terechtgekomen. Bovendien is belanghebbende niet in staat om zelf in deze noodzaak te voorzien. (…)
(…)
Echtscheiding of relatieverbreking zonder kinderen geen urgentie
(…)
Belanghebbende heeft psycho-sociale problemen, is onder behandeling bij een hulpverlener en de huidige woonsituatie verergert de psychische klachten ter behandeling in
de urg. comm
(…)”
4.4. Bijlage 4 . Klachten, reglement regionale klachtencommissie luidt:
“(…)De uitvoering van de woonruimteverdeling komt in de gehele regio in handen van de corporaties. Daartoe behoort ook de besluitvorming inzake de urgenties. Publiekrechtelijke rechtsbescherming (bezwaar en beroep op basis van de Algemene Wet Bestuursrecht) is in principe niet meer aan de orde, als besluiten over de verdeling van woningen niet meer door de gemeente maar door of namens corporaties genomen worden. (…) Er is gekozen voor een klachtenbehandeling waarbij de bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht zoveel mogelijk analoog worden toegepast. De bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht garanderen voor de klager een zeer zorgvuldige procedure. Zodoende worden de voordelen van privatisering en de waarborgen die de bestuurswetgever biedt optimaal verenigt. (…)
Artikel 1 (…)
(…)
4. Deelnemende gemeenten:
5.Deelnemende corporaties: (…)
(…)
Artikel 6 (…)
(…)
4. De indiener van de klacht en de verweerder ontvangen een afschrift van de uitspraak.
5. De uitspraak bevat het oordeel over de klacht, de motivering en de gronden waarop de commissie over de klacht oordeelt.
6. In het schrijven waarin de beslissing van de klachtencommissie aan de klager wordt medegedeeld dient de beroepsmogelijkheid te worden vermeld.
7. De uitspraak strekt partijen als genoemd in artikel 1, leden 4 en 5, tot bindend advies.
(…)”.
4.5. Stichting Woonkeus is een samenwerkingsverband van de woningcorporaties die partij zijn bij het Convenant. Uit de inhoud van het Convenant, in het bijzonder artikel 9 lid 3 daarvan en artikel 6 lid 7 van het reglement Regionale Klachtencommissie, volgt, dat het advies van de Klachtencommissie bindend is voor Stichting Woonkeus.
Voor [eiser], die geen partij is bij het Convenant, heeft dit Convenant geen rechtstreekse werking, zodat hij niet gebonden is aan de inhoud daarvan. Voor hem is het advies van de Klachtencommissie niet bindend. Het advies is ook niet aan hem gericht als advies, maar als oordeel over zijn klacht. Dit neemt niet weg dat het besluit van Stichting Woonkeus om het advies op te volgen, waartoe zij tegenover de bij het Convenant betrokken gemeenten gehouden is, [eiser] wel rechtstreeks raakt.
4.6. Anders dan [eiser] stelt, kan het advies van de Klachtencommissie niet worden beschouwd als een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW. Immers, er is geen sprake van een door partijen ([eiser] en Stichting Woonkeus) samen gekozen oplossingsvorm voor een tussen hen bestaand of dreigend conflict. [eiser] heeft zich niet gebonden aan de vaststelling/advisering/beslissing door de Klachtencommissie. Evenmin is sprake van een vaststellingsovereenkomst waar [eiser] als een derde aan gebonden zou zijn. Dit impliceert het bestaan van een (dreigend) conflict tussen Stichting Woonkeus en de bij het Convenant betrokken gemeentes. Van een dergelijk conflict is geen sprake.
4.7. Partijen bij het Convenant hebben, blijkens de inleiding van bijlage 4, beoogd aan een niet als partij bij het Convenant betrokken klager, zoals [eiser], rechtsbescherming te bieden die vergelijkbaar is met die, welke een klager zou hebben als de besluitvorming zou geschieden onder de werking van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit brengt mee, dat de beroepsmogelijkheid, die in artikel 6, lid 6 van bijlage 4 genoemd wordt, door de partijen bij het Convenant gezien is als vergelijkbaar met een administratief beroep, wat kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De stelling van Stichting Woonkeus dat [eiser] geen vernietiging van het bindend advies kan vorderen, is in zoverre dus onjuist.
Nu het geen bestuursrechtelijke procedure (meer) betreft, stelt de vordering de vraag aan de orde of sprake is van een onrechtmatige daad door Stichting Woonkeus.
4.8. Stichting Woonkeus heeft bij de beoordeling van een aanvraag om een urgentieverklaring een mate van beleidsruimte, die samenhangt met de aard van de te nemen beslissing. In het Convenant zijn, ter invulling van deze beleidsruimte, criteria neergelegd in bijlage 3 bij het Reglement Urgentiecommissie, zoals hierboven onder 4.3 weergegeven. Door [eiser] is niet betwist dat de daarin gegeven definitie van ‘urgentie’ en de criteria op zich redelijk zijn en terecht door Stichting Woonkeus gehanteerd worden. [eiser] is echter van mening dat zijn situatie, anders dan door de Klachtencommissie is beslist, wel voldoet aan de definitie van urgent, zodat hij meent dat het niet verlenen van urgentie onrechtmatig is.
4.9. Het enkele anders beoordelen van de situatie maakt het besluit nog niet onrechtmatig. Toepassing van de criteria leidt er toe dat in de situatie van [eiser], waar aangevoerd is dat sprake is van medisch/psychische problemen, een behandeling in de urgentiecommissie dient plaats te vinden. Dat is ook gebeurd. Ook ten aanzien van de klachtenprocedure is sprake van zorgvuldige besluitvorming. [eiser] is gehoord en er is een reactie gevraagd van de door hem genoemde behandelaar. De daarop verkregen informatie is ook bij de beoordeling van de klacht betrokken, waarna de klacht is afgewezen, met een uitgebreide motivering, waarbij ook is beoordeeld of er bijzondere omstandigheden zijn, die een afwijking op de urgentiecriteria rechtvaardigen.
De Klachtencommissie heeft in redelijkheid, op basis van de bij haar aanwezige gegevens, tot het oordeel kunnen komen dat geen sprake is van een situatie die noopt tot urgentieverlening. De door de Klachtencommissie gegeven motivering is voldoende en voldoende duidelijk, met name waar de Klachtencommissie overweegt dat uit de verkregen informatie blijkt dat eigen woonruimte weliswaar in algemene zin zal bijdragen aan het algeheel welbevinden van [eiser], maar dat dit slechts een voorwaarde/middel is om te komen tot een al dan niet mogelijke oplossing via behandeling, zodat niet voldaan wordt aan de voorwaarde dat een verhuizing de problemen geheel of nagenoeg geheel dient op te lossen of aan de oplossing een belangrijke bijdrage levert.
4.10. Voor zover [eiser] met de latere stukken, met name met de Pro Justitia rapportage, heeft beoogd aan te geven dat de Klachtencommissie zijn situatie onjuist heeft beoordeeld kan dit niet leiden tot het (achteraf) aannemen van onrechtmatigheid. Voor zover daarmee beoogd wordt aan te geven dat Stichting Woonkeus onrechtmatig handelt indien zij, met de kennis van deze gegevens, ook thans niet overgaat tot urgentieverlening kan dit evenmin tot toewijzing van de vordering leiden, nu Stichting Woonkeus ter comparitie onweersproken heeft gesteld dat [eiser] is meegedeeld dat hij een appartement in Zutphen kan krijgen, maar [eiser] dat aanbod niet heeft aanvaard.
4.11. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van [eiser] niet slagen. [eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten van Stichting Woonkeus, tot op heden begroot op:
- vast recht € 251,00
- salaris procureur 904,00 (2 punten tarief II)
Totaal € 1.155,00.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Stichting Woonkeus tot op heden begroot op € 1.155,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2008.