Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 91553 / KG ZA 08-31
Vonnis in kort geding van 26 maart 2008
1. [eiser A],
2. [eiser B],
3. [eiser C],
4. [eiser D],
5. [eiser E],
allen wonende te [plaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
procureur mr. R.J. Voorink,
advocaat mr. H.A. Stein te Breda,
de stichting
STICHTING ZORGGROEP NOORDWEST-VELUWE,
gevestigd te Ermelo,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. C.B. Gaaf,
advocate mr. T.A.M. van den Ende te Zwolle.
Eisers in conventie, verweerders in reconventie zullen hierna gezamenl[eiser A]ers]. genoemd worden en afzonderlijk respectievelijk [eiser A], [eiser B], [eiser C], [eiser D] en [eiser E]. Daar waar nodig zullen [eiser A], [eiser C] en [eiser E] gezamenlijk de drie bewoonsters worden genoemd. Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie zal hierna de Stichting Zorggroep genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 1 februari 2008 waaruit onder meer blijkt van wijziging van de eis in conventie waarbij het in de dagvaardig aangekondigde deel van de vordering onder III is ingetrokken
- de aanhouding om de Stichting Zorggroep gelegenheid te geven zich te laten bijstaan door een advocaat
- het proces-verbaal van de voortzetting van de mondelinge behandeling op 10 maart 2008
- de pleitnota [eiser A]ers].
- de pleitnota van de Stichting Zorggroep onder meer behelzende de eis in reconventie.
2. De feiten in conventie en in reconventie
2.1. Eisers in conventie, verweerders in reconventie wonen allen in [appartementencomplex] te [plaats], een appartementencomplex. [eiser A], [eiser D] en [eiser E] zijn in 2005 in [appartementencomplex] komen wonen, [eiser B] en [eiser C] zijn er vóór 2004 komen wonen. Zij huren de appartementen van de Stichting Gereformeerde Bewoning Bejaarden (SGBB), eigenaar van de appartementen.
2.2. De Stichting Zorggroep biedt daartoe door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) geïndiceerde bewoners van [appartementencomplex] verpleeghuiszorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Dit betreft intramurale zorg zonder bouw, dat wil zeggen bij de mensen thuis in hun eigen appartement. De zorg wordt feitelijk geleverd door [verpleeghuis], het naast [appartementencomplex] gelegen verpleeghuis dat deel uitmaakt van de Stichting Zorggroep. De [appartementencomplex] en de [verpleeghuis] liggen circa 200 meter van elkaar en zijn niet op enigerlei wijze door bebouwing met elkaar verbonden.
2.3. In de brochure “Wonen en zorg” van de Stichting Het Huis, de rechtsvoorgangster van de Stichting Zorggroep, en [appartementencomplex] van juli 2002 staat onder meer:
“Het project [appartementencomplex] is uniek in Nederland. Het is ingegeven door de filosofie dat mensen, juist als ze ziek of gehandicapt zijn en elkaar hard nodig hebben, niet van elkaar gescheiden behoeven te worden. Zorgvragers en partners, in elk samenlevingsverband, kunnen hier gezamenlijk wonen in een riant appartement.”
en
“Het zorgpakket dat in [appartementencomplex] wordt geboden is vergelijkbaar met zorg die men in een verpleeg- of verzorgingshuis ontvangt.”
Op dít aanbod zijn eisers in conventie, verweerders in reconventie vanuit respectievelijk Zwolle, Bennekom en Voorburg afgekomen.
2.4. Thans levert de Stichting Zorggroep verpleeghuiszorg aan [eiser A], [eiser C] en [eiser E]. Daartoe is met hen door eerder genoemde Stichting Het Huis een geneeskundige behandelingsovereenkomst gesloten. De overeenkomsten zijn echter niet als zodanig schriftelijk vastgelegd. Er zijn slechts afspraken op schrift gesteld in de zorgplannen. De Stichting Zorggroep heeft op haar beurt overeenkomsten gesloten met het regionaal Zorgkantoor te Zwolle dat zorg inkoopt voor AWBZ-verzekerden. Er is sprake van een driehoeksverhouding doordat het Zorgkantoor aldus in relatie tot de zorgbehoeftigen staat door als voorportaal te fungeren in geval van zorgaanvragen. Zorgkantoren zijn door de minister van VWS per regio aangewezen rechtspersonen die belast zijn met de uitvoering van de AWBZ, waaronder het op elkaar afstemmen van zorgvraag en zorgaanbod door middel van het contracteren van zorg.
2.5. De afgelopen jaren is de regelgeving, en daarmee de organisatie, op het gebied van de zorg gewijzigd. Per 1 april 2003 is de zorg losgekoppeld van de zorgverlenende instellingen. In plaats van het aanbod is de zorgbehoefte van mensen centraal komen te staan. Dit betekent onder meer dat aan de hand van de zorgvraag wordt bepaald op welk zorgproduct iemand recht heeft en dat de zorgbehoeftige zelf kan kiezen bij welke AWBZ-instelling hij dat zorgproduct afneemt.
Daarnaast zijn de zorgkantoren sinds 2004 niet langer verplicht om contracten af te sluiten met alle AWBZ-instellingen in hun regio’s waardoor bij inkoop van een zorgproduct prijs en kwaliteit belangrijk zijn geworden. Voorts heeft in het kader van de AWBZ met ingang van 1 januari 2005 het systeem van bestedingsplannen plaats gemaakt voor het systeem van contracteerruimte. Daarmee wordt jaarlijks een financieel kader gegeven waarbinnen de zorgkantoren dienen te contracteren. Op basis van die contracteerruimte gaat het Zorgkantoor te Zwolle vervolgens contracten aan met (onder meer) de Stichting Zorggroep.
2.6. In verband met de ontwikkelingen in de regelgeving heeft het Zorgkantoor op 22 september 2004 een brief aan de Stichting Het Huis gestuurd. Daarin heeft het Zorgkantoor het volgende medegedeeld:
“In september 2002 ontving u van ons een brief waarin de constructie “scheiden wonen en zorg middels verzorgingshuisplaatsen zonder bouw” werd toegelicht. Bij de budgetafspraken voor 2004 zijn over het afbouwen van deze constructie met sommige instellingen afspraken gemaakt. Naar aanleiding van nieuwe informatie gaan wij hier nader in op het afbouwen van deze constructie. (…)
Op korte termijn is er geen directe bedreiging voor deze financiële constructie.
Met ingang van 1 januari 2005 zal er naar verwachting nog geen ingreep komen in de financiering van intramurale zorgproducten. Dit betekent (in afwijking van eerdere verwachtingen) dat ook in 2005 voor de nog zittende cliënten ‘verzorgingshuiszorg zonder bouw’ kan worden afgesproken. Op langere termijn (2006) verwachten wij een dergelijke ingreep wel. (…)
Zodra de modernisering van de intramurale zorg wordt ingezet, zal er geen ruimte meer zijn om het product “verzorgingshuiszorg zonder bouw” aan te bieden. De tendens is ook “extramuraal waar het kan en intramuraal waar het moet”. (…) Op het moment dat de modernisering van de financiering van de intramurale zorg een feit wordt, zullen alle cliënten die gebruik maken van verzorgingshuisplaatsen zonder bouw moeten worden “omgezet”naar extramurale zorgarrangementen. (…)
Daarom adviseren wij dan ook om geen nieuwe cliënten met een indicatie voor zorg met verblijf meer op te nemen in de constructie verzorgingshuisplaatsen zonder bouw. (…)”
Intramurale verzorging in [appartementencomplex] heeft tot nu plaatsgevonden vanuit [verpleeghuis]. In de toekomst is die intramurale verzorging in [appartementencomplex] niet meer mogelijk en wordt die zorg nog slechts in het verpleeghuis geleverd.
2.7. In een brief van 16 september 2005 van het Zorgkantoor is de Stichting Zorggroep als volgt geïnformeerd:
“(…) met ingang van 1 januari 2006 zal naar verwachting nog geen wijziging komen in de financiering van de intramurale zorgproducten. Dit betekent (in afwijking van eerdere verwachtingen) dat ook in 2006 voor nog in zorg zijnde cliënten ‘verzorgingshuiszorg zonder bouw’ kan worden afgesproken.
Op langere termijn (2007) verwachten wij de omzetting van intramurale producten naar IZA’s (intramurale zorg arrangementen).
Zodra deze modernisering van de intramurale zorg wordt ingezet, zal er geen ruimte meer zijn om het product “verzorgingshuisplaatsen zonder bouw” aan te bieden. (…)
Daarom adviseren wij dan ook om geen nieuwe cliënten met een indicatie voor zorg met verblijf meer op te nemen in de constructie verzorgingshuisplaatsen zonder bouw. (…)”
2.8. In juni 2007 heeft de Stichting Zorggroep aan de bewoners van [appartementencomplex] aangekondigd dat een nieuwe financiële basis voor de geboden verpleeghuiszorg was gevonden in de Volledig Pakket Thuis (VPT)-regeling, waarbij alle zorg eveneens gefinancierd wordt uit de AWBZ.
2.9. Tijdens een presentatie op 16 oktober 2007 heeft de voorzitter van de Raad van Bestuur van de Stichting Zorggroep de bewoners van [appartementencomplex] geïnformeerd over de ontwikkelingen. Medegedeeld is dat de VPT-regeling toch geen oplossing biedt omdat hiervoor in het verpleeghuis bedden leeg moeten staan, hetgeen de Stichting Zorggroep maatschappelijk onverantwoord acht. Daarnaast is aangekondigd dat met ingang van 1 januari 2008 in [appartementencomplex] nog slechts extramurale zorg kan worden geboden door [verpleeghuis]. Als consequenties van de verandering zijn onder meer genoemd de (voor sommige personen) noodzakelijke omzetting van de indicatie intramuraal in extramuraal en daaruit voortvloeiend de vervanging van de verpleeghuisarts door de huisarts, de wijze van verstrekking en vergoeding van medicatie, verbandmiddelen en incontinentiemateriaal, de bekostiging van de wasserij, de wijze van verstrekking en vergoeding van huishoudelijke hulp en hulpmiddelen en het vervangen van de 24-uurs slaapwacht in [appartementencomplex] door een wakende nachtwacht in [verpleeghuis]. Voorts is gesteld dat het bedrijfskundig gezien niet langer verantwoord is voor [verpleeghuis] om de extra kosten van [appartementencomplex] zelf te blijven dragen.
2.10. Door middel van een brief van 25 oktober 2007 hebben kinderen van [eiser B], [eiser C], [eiser D] en [eiser E] namens hun ouders bezwaren kenbaar gemaakt tegen het voornemen van de Stichting Zorggroep. Zij verwijzen in de brief naar de brochure “Wonen en zorg” van [appartementencomplex] en stellen onder meer het volgende:
“(…) Op basis van dit aanbod (in de folder, Vzr) hebben onze ouders en andere bewoners de belangrijke beslissing genomen om op [appartementencomplex] te gaan wonen, met achterlating van hun oorspronkelijke sociale omgeving in vaak andere delen van het land. De aangeboden zorg in die tijd is gebaseerd op de zogenaamde IZZB-regeling (Intramurale Zorg Zonder Bouw). Kern van deze regeling:
- Behandeling door verpleeghuisarts.
- Inzet van andere disciplines (bv. Fysiotherapie), multidisciplinair overleg.
- Verpleging
- Verbandmiddelen, medicijnen, maaltijden, linnengoed
- Levering en bemiddeling bij aanpassingen (ergotherapie)
Op basis van deze regeling bent u in de praktijk met de bewoners een zorgovereenkomst aangegaan voor onbepaalde tijd. Het kan volgens ons niet zo zijn dat u nu eenzijdig deze overeenkomst (mondeling) opzegt. (…)
Wij zijn van mening dat [verpleeghuis] voor de bewoners van [appartementencomplex], indien geïndiceerd:
• Complete verpleeghuiszorg moet blijven bieden.
• De hoofdleverancier van zorg op [appartementencomplex] moet blijven.
(…)”
2.11. In een brief van 15 november 2007 heeft de Stichting Zorggroep als volgt gereageerd op de brief van 25 oktober 2007:
“(…)
Gedurende twee jaar is door de Zorggroep op allerlei wijzen geprobeerd om een en ander toch in stand te houden. De heer Hermanides was als vertegenwoordiger van de bewoners op de hoogte van de onderhandelingen met het Zorgkantoor. (…)
Gelet op het feit dat de Zorggroep, door er tot nu toe voor te kiezen om door te gaan met zorg en dienstverlening zoals bij aanvang is gestart, daardoor nu reeds twee jaar € 200.000 op jaarbasis verlies lijdt op het project [appartementencomplex], alsmede gezien dat de Zorggroep niet langer in het dilemma wil stappen dat door de wet en regelgeving van de Overheid wordt geschapen, heb ik op 16 oktober inderdaad, met pijn in het hart, de zorgovereenkomst de facto mondeling opgezegd. Het allerliefst had ook ik de zorg en dienstverlening op de oude vertrouwde wijze voortgezet.
Om de bewoners in de gelegenheid te stellen de noodzakelijke stappen te ondernemen om de zorg op een andere wijze goed te regelen (extramurale indicatie aanvragen wanneer men de intramurale indicatie niet wenst te verzilveren door opname in het verpleeghuis, eigen huisarts en eigen apotheker te zoeken, etc. etc.) is hen toen een redelijke en billijke termijn gegeven ter overbrugging en zal de zorgovereenkomst opgesteld op intramurale basis pas op 31 december 2007 ook daadwerkelijk worden beëindigd. Om verdere onduidelijkheid hierover te voorkomen zal ik de Regiomanager van [verpleeghuis] verzoeken om de mondelinge opzegging van de zorgovereenkomst schriftelijk te bevestigen. (…)”
Bedoelde heer Hermanides was als mede-bewoner van [appartementencomplex] onder meer lid van de Cliëntenraad.
2.12. In een brief van 18 december 2007 aan de Stichting Zorggroep heeft mr. Stein medegedeeld dat zijn cliënten bereid zijn om een substantieel voorstel in serieuze overweging te nemen om te komen tot een andere vorm van (verpleeghuis)zorg maar dat dit een serieuze beschouwing van de mogelijke alternatieven verdient. De Stichting Zorggroep is gesommeerd binnen 48 uur aan mr. Stein schriftelijk te berichten dat de datum van beëindiging van de zorgovereenkomsten wordt opgeschort tot[eiser A]ers]. heeft kunnen instemmen met een in onderling overleg opgesteld plan voor alternatieve zorg van het huidige niveau.
2.13. Door de Stichting Zorggroep is gereageerd met een brief van 18 december 2007 waarin wordt medegedeeld dat graag op het voorstel wordt ingegaan, dat de regiomanager van [verpleeghuis] daartoe is verzocht om de zorgmanager in overleg te laten treden [eiser A]ers]. om tot een gezamenlijk zorg-/leefplan te komen en de beëindigingsdatum van 1 januari 2008 in verband daarmee wordt verschoven naar 1 februari 2008.
2.14. In een brief van de Stichting Zorggroep van 20 december 2007 is onder meer uiteengezet dat voortzetting van de zorg op de huidige wijze niet aan de orde kan zijn en dat de wet- en regelgeving, zoals deze van overheidswege op de Stichting Zorggroep afkomt en waaraan door het Zorgkantoor gestalte wordt gegeven bij de zorginkoop, leidend is. Ten slotte wordt medegedeeld:
“Gelet op het feit dat de Zorggroep heeft gegarandeerd dat de bewoners van [appartementencomplex] niet van AWBZ-zorg verstoken blijven, maar de door het CIZ geïndiceerde zorg volledig en van kwalitatief voldoende niveau kunnen ontvangen wanneer gekozen wordt voor [verpleeghuis] als zorgaanbieder van voorkeur, zie ik een toetsing door de rechter of de zorgaanspraken op grond van de AWBZ gewaarborgd blijven met vertrouwen tegemoet.”
2.15. In zijn brief van 29 januari 2008, tevens per fax verstuurd, heeft mr. Stein de Stichting Zorggroep onder meer medegedeeld dat hij heeft geconstateerd dat – ondanks de toezeggingen dat in elk geval tot 1 februari 2008 de huidige zorgovereenkomsten nagekomen worden – eenzijdig is besloten per 1 januari 2008 de slaapwacht op te heffen. De Stichting Zorggroep wordt gesommeerd binnen 24 uur schriftelijk aan mr. Stein te bevestigen dat de zorg op de oude voet zal worden voortgezet totdat overeenstemming is bereikt over een deugdelijk alternatief.
2.16. Bij brief van 31 januari 2008 is door de Stichting Zorggroep vervolgens als volgt gereageerd:
“(…) Uw fax is voor mij aanleiding geweest om na te gaan welk aanbod er van de zijde van de Zorgmanager, [zorgmanager], aan uw cliënten is gedaan en of dat overeenkomstig is wat ik u (…) heb toegezegd. Het is mij gebleken dat [zorgmanager] uw cliënten meerdere keren een zorgovereenkomst heeft aangeboden, waarbij is voorgesteld alle zorg zoals deze nu volgens het vigerende zorgplan wordt verleend te continueren, behoudens de inzet van de onderdelen vallend onder de functie “behandeling”(inzet verpleeghuisarts, para medici, medicatieverstrekking, etc). Tot op heden echter helaas nog zonder succes. Ik kan op basis van deze terugkoppeling tot geen andere conclusie komen dan dat volledig recht is gedaan aan datgene wat ik u heb toegezegd. De pogingen zijn gedaan, maar stuiten op een weigering bij uw cliënten. (…)
Concreet betekent een en ander dat de zorg en dienstverlening voortvloeiend uit de functie “behandeling” per 1 februari a.s. formeel wordt beëindigd. Vasthouden door uw cliënten aan zorg en dienstverlening die voor hen niet meer door het Zorgkantoor bij de Zorggroep wordt ingekocht, kan verder nergens toe leiden, hoe naar dat ook voor hen is. Daarbij komt dat er meer dan genoeg tijd geweest is om de alternatieven ook daadwerkelijk te effectueren. Gelet echter op het feit dat na 1 februari a.s. direct het weekeinde intreedt, zal de bedoelde zorg en dienstverlening vanuit een oogpunt van zorgvuldigheid echter pas a.s. maandag 4 februari tot een einde komen.”
3. Het geschil in conventie
3.1. [eisers]. vordert, – na wijziging van eis – bij vonnis de Stichting Zorggroep te veroordelen om:
I. de zorgovereenkomsten aldus na te komen dat aan [eisers]. op basis van een geldige indicatie intramurale en extramurale (verpleeghuis)zorg wordt verstrekt;
II. althans de zorgovereenkomsten na te komen totdat in onderling overleg overeenstemming is bereid over een beëindigingsdatum nadat overeenstemming is bereikt over een redelijk alternatief van intramurale en extramurale (verpleeghuis)zorg op het huidige niveau, althans de zorgovereenkomsten na te komen gedurende het jaar 2008, dan wel een redelijke, in goede justitie te bepalen termijn;
(III. …)
IV. aan [eisers]. binnen twee weken na dit vonnis de volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de proceskosten, en – voor het geval voldoening binnen die termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, vermeerderd met de volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de nakosten, te voldoen;
en ten slotte vordert [eisers].:
V. het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2. Stichting Zorggroep voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. Stichting Zorggroep vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [eisers]. te gebieden tot constructief overleg over en om te komen tot een gewijzigde behandelingsovereenkomst waarin als uitgangspunt zal dienen dat:
- alle diensten zoals deze worden geleverd worden omgezet naar extramurale levering, wat betekent dat een indicatie kan blijven worden verzilverd bij de Stichting Zorggroep, met dien verstande dat het volgende zich wijzigt:
- de huisarts zal poortwachter / coördinator worden van het multidisciplinair overleg en specialisten inschakelen indien nodig. Vergoeding vindt plaats op grond van de Zorgverzekeringswet, althans de zorgpolis – in natura of door restitutie;
- medicatie, verbandmiddelen en incontinentiemateriaal kunnen worden verkregen van de apotheek. Vergoeding vindt plaats op grond van de Zorgverzekeringswet, althans de zorgpolis – in natura of door restitutie;
- hulpmiddelen kunnen worden verkregen afhankelijk van recht daarop op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning bij de gemeente of de Zorgverzekeringswet of zorgpolis;
- huishoudelijke zorg en schoonmaak kunnen worden verkregen, afhankelijk van het recht daarop op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, bij de gemeente;
- wassen en beddengoed kunnen worden ingekocht bij de Stichting Zorggroep tegen kostprijs;
- maaltijden werden al ingekocht tegen vergoeding bij de Stichting Zorggroep;
- de Stichting Zorggroep zal daar waar noodzakelijk bij het bovenstaande begeleiden en ondersteunen;
dit overleg en resultaat op straffe van een dwangsom van € 1.000,--, althans een bedrag dat de voorzieningenrechter geraden acht, per dag dat eisers in conventie, verweerders in reconventie in gebreke blijven;
II. althans een voorlopige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht;
in beide gevallen met veroordeling van [eisers]. in de kosten van het geding in reconventie.
4.2. [eisers]. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. Niet in geschil is dat thans slechts zorgovereenkomsten bestaan tussen de drie bewoonsters enerzijds en de Stichting Zorggroep anderzijds. [eiser B] en [eiser D] zijn niet geïndiceerd voor verpleeghuiszorg en hebben dan ook geen (zorg)overeenkomst met de Stichting Zorggroep en ontvangen geen intramurale verpleeghuiszorg. Van veranderingen in de verpleeghuiszorg ondervinden laatstgenoemden zelf geen direct nadeel, zodat zij geen rechtstreeks, doch hooguit een afgeleid belang hebben bij toewijzing van de vorderingen. Zij zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen zoals geformuleerd onder I en II.
5.2. De drie bewoonsters hebben – zakelijk weergegeven – aan hun vordering ten grondslag gelegd dat zij op grond van de gesloten zorgovereenkomsten en de voor hen vastgestelde indicaties recht hebben op intramurale (verpleeghuis)zorg, onder meer bestaande uit zorg van een verpleeghuisarts, multidisciplinair overleg, een slaapwacht, coördinatie van de zorg en administratieve afhandeling van declaraties, maaltijd- en linnengoedvoorziening, gebruik van voorzieningen van [verpleeghuis], verstrekking van hulpmiddelen en eventuele opname in [verpleeghuis]. De drie bewoonsters zijn vanuit verschillende plaatsen in Nederland verhuisd naar [appartementencomplex] omdat hier de mogelijkheid werd geboden dat zij samen met hun partner thuis kunnen blijven wonen, óók in geval één van hen verpleeghuiszorg behoeft. Als zij met betrekking tot die verpleeghuiszorg geen garantie hadden gekregen, zouden zij nooit naar [appartementencomplex] zijn verhuisd, aldus de drie bewoonsters.
5.3. De Stichting Zorggroep heeft ten verwere aangevoerd dat zij nooit een garantie heeft gegeven op verpleeghuiszorg in [appartementencomplex]. Door gewijzigde regelgeving en inkoop door het Zorgkantoor is het niet langer mogelijk om intramurale verpleeghuiszorg aan te bieden bij de mensen thuis. Voor de drie bewoonsters zal daarom een andere vorm van zorg, extramuraal, moeten worden geboden. De drie bewoonsters konden hiervan op de hoogte zijn doordat hun afgevaardigde, de heer R.S. Hermanides, bij overleg hierover aanwezig is geweest en met het voorstel heeft ingestemd. De Stichting Zorggroep stelt zich op het standpunt dat sprake is van gewichtige redenen op grond waarvan de geneeskundige behandelingsovereenkomst kan worden opgezegd of gewijzigd. Daarnaast wordt gesteld dat sprake is van onvoorziene omstandigheden waardoor op grond van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de overkomst mag worden verwacht. De Stichting Zorggroep stelt voorts dat de zorg waar de drie bewoonsters op grond van hun indicatie recht op hebben, door de wijzigingen inhoudelijk niet achteruit zal gaan.
5.4. Niet is in geschil dat de overeenkomsten tussen de drie bewoonsters en de Stichting Zorggroep zijn aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomsten in de zin van artikel 7:446, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, hierna BW. Beoordeeld dient te worden of de bodemrechter de Stichting Zorggroep gehouden zal achten tot nakoming van deze overeenkomsten.
Vertegenwoordiging door Hermanides, instemming met opzegging
5.5. De stelling van de Stichting Zorggroep dat de drie bewoonsters zijn vertegenwoordigd door Hermanides en Hermanides namens hen heeft ingestemd met de voorgestelde wijzigingen is door de drie bewoonsters betwist waarna de Stichting Zorggroep haar standpunt onvoldoende heeft onderbouwd. Overigens is ter terechtzitting aannemelijk geworden dat tijdens de vergaderingen die Hermanides heeft bijgewoond, niet is gesproken over veranderingen in de zorg maar dat slechts de manier van financiering onderwerp van gesprek is geweest. Dat de drie bewoonsters hebben ingestemd met het voorstel van de Stichting Zorggroep de zorg te wijzigen is daarom niet te volgen.
De Stichting Zorggroep heeft ook niet gesteld dat de drie bewoonsters op enigerlei wijze de schijn hebben gewekt dat Hermanides bevoegd was hen te vertegenwoordigen.
Opzegging behandelingsovereenkomst, gewichtige redenen
5.6. Nu van instemming met wijziging of beëindiging van de overeenkomst door de drie bewoonsters geen sprake is geweest, dient te worden beoordeeld of de Stichting Zorggroep de overeenkomst eenzijdig kan opzeggen. Op grond van artikel 7:460 BW kan de hulpverlener, behoudens gewichtige redenen, de behandelingsovereenkomst niet opzeggen. De Stichting Zorggroep voert als gewichtige redenen aan dat de regelgeving is gewijzigd en dat dit gevolgen voor haar heeft terwijl er in het recht op zorg voor de drie bewoonsters niet veel verandert. Voor zover de Stichting Zorggroep met “gevolgen” doelt op de financiële gevolgen wordt overwogen dat dit niet zonder meer betekent dat sprake is van gewichtige redenen in de zin van artikel 7:460 BW. Dat het product “intramurale zorg zonder bouw” de Stichting Zorggroep de afgelopen twee jaar € 200.000,-- aan eigen geld heeft gekost maakt dat niet anders. Niet is gebleken dat deze kostenpost voor de Stichting Zorggroep tot dusdanige problemen leidt dat nakoming van de overeenkomst niet langer van haar is te vergen. Nu het bestaan van gewichtige redenen onvoldoende aannemelijk is gemaakt, is voor opzegging op grond daarvan geen rechtvaardiging.
Garantie / voorbehoud
5.7. De Stichting Zorggroep stelt zich verder op het standpunt dat zij geen garantie heeft gegeven aan bewoners van [appartementencomplex] noch bij het aangaan van de huurovereenkomst met de drie bewoonsters op andere wijze de verwachting heeft gewekt dat verpleeghuiszorg thuis niet zou kunnen veranderen.
De drie bewoonsters stellen dat de Stichting geen voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van tijdsduur, financiering of regelgeving en dat, wanneer dat wel zou zijn gedaan, zij nooit naar [appartementencomplex] zouden zijn verhuisd.
Duidelijkheid over afspraken tussen partijen ontbreekt nu de overeenkomsten niet schriftelijk zijn vastgelegd. In de lijn van vaste jurisprudentie (gevolgd op Hoge Raad 13 maart 1981, NJ 1981, 635) komt het bij de uitleg van de verhouding tussen partijen aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan uitlatingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Uit de informatiefolder van [appartementencomplex] en de omschrijving die daarin wordt gegeven van het project, de filosofie ervan en de mogelijkheden van zorg, zoals voor een deel weergegeven onder 2.3, dient te worden geconstateerd dat van enig voorbehoud voor de toekomst geen sprake is en dat de drie bewoonsters er redelijkerwijs van uit mochten gaan dat dat er niet was. De Stichting Zorggroep heeft er daarbij redelijkerwijs vanuit kunnen en moeten gaan dat mensen die – vanuit verschillende plaatsen in Nederland – naar [appartementencomplex] verhuizen, dit doen om voor de toekomst verzekerd te zijn van verblijf met, in geval van indicatie daarvoor, verpleeghuiszorg waarbij partners ongescheiden thuis kunnen blijven wonen. De Stichting Zorggroep kan zich voor wat betreft de informatie uit de folder ook niet verschuilen achter de SGBB, nu de folder een uitgave is van Stichting Het Huis, de rechtsvoorgangster van de Stichting Zorggroep. De overeenkomst tussen partijen wordt dan ook aldus uitgelegd dat van een voorbehoud geen sprake is.
Onvoorziene omstandigheden
5.8. De Stichting Zorggroep doet ook een beroep op onvoorziene omstandigheden en voert daartoe aan dat de regelgeving is gewijzigd en partijen hiermee bij het sluiten van de overeenkomst geen rekening hebben gehouden.
Ingevolge artikel 6:258 BW kan de bodemrechter de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Alleen omstandigheden die werkelijk exceptioneel zijn, zijn als “onvoorzien” aan te merken. Op grond van het tweede lid van artikel 6:248 BW, waarvan 6:258 BW een bijzondere uitwerking (lex specialis) is, dient de bodemrechter zich terughoudend op te stellen. Slechts indien de gevolgen van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn, kan de overeenkomst geheel of gedeeltelijk worden ontbonden. De voorzieningenrechter moet trachten te voorspellen wat de bodemrechter zal doen.
Verandering in regelgeving op het gebied van de zorg zal hij niet aanmerken als zo een exceptionele omstandigheid. Daarnaast heeft de Stichting Zorggroep onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de gevolgen van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar voor haar zijn. Zoals onder 5.6 reeds is overwogen is het gegeven dat de intramurale zorg zonder bouw ten koste gaat van eigen middelen van de Stichting Zorggroep niet zonder meer als onaanvaardbaar gevolg aan te merken. Dat het Zorgkantoor niet langer financiering biedt voor intramurale zorg in [appartementencomplex], betekent niet dat het voor de Stichting Zorggroep onmogelijk of onaanvaardbaar wordt de zorg te blijven leveren zoals destijds overeengekomen. Dat de gevolgen van instandhouding van ongewijzigde overeenkomsten de Stichting Zorggroep meer zullen kosten dan verwacht bij het aangaan daarvan, dient als ondernemersrisico voor rekening van de Stichting Zorggroep te komen. Dat geldt temeer nu de Stichting Zorggroep dit risico kennelijk heeft aanvaard door intramurale zorg zonder bouw ook na 2004 nog aan te bieden, terwijl door het Zorgkantoor toen al was geadviseerd dit niet meer aan nieuwe cliënten aan te bieden.
5.9. Het voorgaande brengt met zich dat de bodemrechter waarschijnlijk geen aanleiding zal zien om de overeenkomsten tussen de Stichting Zorggroep en de drie bewoonsters (gedeeltelijk) te ontbinden. Dit heeft tot gevolg dat de Stichting Zorggroep gehouden zal blijven de zorg in [appartementencomplex] aan de drie bewoonsters te continueren conform haar verplichtingen op grond van de bestaande overeenkomsten. Daarbij is van belang dat de inhoud en kwaliteit van de zorg blijft zoals deze was. Het is aan de Stichting Zorggroep om verder te bepalen hoe zij de zorg zal continueren en organiseren, door wie de zorg feitelijk geleverd zal gaan worden en op grond waarvan financiering van de zorg zal plaatsvinden. De Stichting Zorggroep dient daarbij te bekijken op welke grondslag en met wat voor indicatie – intramuraal of extramuraal – die zorg (gedeeltelijk) is te financieren vanuit de AWBZ en/of andere regelgeving om zoveel mogelijk kosten vergoed krijgen. Daarnaast dient de Stichting Zorggroep de verschillende vormen van noodzakelijke zorg te coördineren.
Overigens wordt benadrukt dat van de drie bewoonsters redelijkerwijs mag worden verwacht dat, indien voor toewijzing van eventuele vergoedingen hun medewerking nodig is, zij die medewerking zonder meer zullen verlenen.
5.10. Mede gelet op het spoedeisend belang van de drie bewoonsters bij continuïteit in de aan hen te verlenen zorg vloeit uit het voorgaande voort dat de primaire vordering van de drie bewoonsters kan worden toegewezen als hiernavolgend. Toewijzing van de primaire vordering heeft tot gevolg dat een beoordeling van het subsidiair – onder II – gevorderde achterwege kan blijven.
5.11. De Stichting Zorggroep zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers]. worden begroot op:
- dagvaarding € 85,44
- vast recht 254,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 1.224,00 (factor 1,5 x € 816,00)
Totaal € 1.563,44
5.12. In aansluiting op het voorgaande wordt tevens aanleiding gezien de Stichting Zorggroep te veroordelen in de nakosten als hiernavolgend.
6. De beoordeling in reconventie
6.1. De Stichting Zorggroep legt aan haar vordering ten grondslag dat overleg met [eisers]., met name met de drie bewoonsters, noodzakelijk is om te komen tot een gewijzigde behandelingsovereenkomst. De Stichting Zorggroep stelt dat niet van haar kan worden gevergd nog langer de kosten op zich te nemen die met de ongewijzigde situatie zijn gemoeid. Daarom moet [eisers]. met haar in overleg treden.
6.2. Gelet op de beoordeling in conventie en de conclusie dat de Stichting Zorggroep de overeenkomsten jegens de drie bewoonsters ongewijzigd moet blijven nakomen, is geen rechtsgrond aanwezig om de drie bewoonsters te gebieden tot constructief overleg om te komen tot wijziging van de overeenkomsten. Het daartoe – onder I – gevorderde zal om die reden voor wat betreft de drie bewoonsters worden afgewezen.
6.3. Ten aanzien van [eiser B] en [eiser D] is onder 5.1 reeds overwogen dat niet in geschil is dat zij geen behandelingsovereenkomst met de Stichting Zorggroep hebben omdat zij niet zijn geïndiceerd voor verpleeghuiszorg. Daarom valt niet in te zien waarom [eiser B] en [eiser D] met de Stichting Zorggroep in overleg dienen te treden om te komen tot een wijziging van een overeenkomst. Het onder I gevorderde zal derhalve eveneens worden afgewezen voor zover het [eiser B] en [eiser D] betreft.
6.4. Het voorgaande brengt met zich dat evenmin aanleiding wordt gezien voor het treffen van een andere voorlopige voorziening zoals subsidiair, overigens niet nader gespecificeerd, door de Stichting Zorggroep is gevorderd. Het onder II gevorderde zal daarom evenmin worden toegewezen.
6.5. De Stichting Zorggroep zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers]. worden begroot op:
- salaris procureur € 408,00 (factor 0,5 x € 816,00)
- overige kosten 0,00
Totaal € 408,00
7.
De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
7.1. verklaart [eiser B] en [eiser D] niet-ontvankelijk in hun vorderingen zoals geformuleerd onder I en II;
7.2. veroordeelt de Stichting Zorggroep de zorgovereenkomsten aldus na te komen dat aan [eiser A], [eiser C] en [eiser E] op basis van een geldige indicatie (verpleeghuis)zorg wordt verstrekt als voorheen;
7.3. veroordeelt de Stichting Zorggroep in de proceskosten, aan de zijde van [eisers]., tot op heden begroot op € 1.563,44, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
7.4. veroordeelt de Stichting Zorggroep in de nakosten aan de zijde van [eisers]., begroot op een bedrag van € 131,00, dan wel, indien betekening van dit vonnis plaatsvindt, een bedrag van € 199,00;
7.5. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.6. wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
7.7. wijst het gevorderde af;
7.8. veroordeelt de Stichting Zorggroep in de proceskosten, aan de zijde van [eisers]., tot op heden begroot op € 408,--, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
7.9. verklaart deze veroordeling in reconventie uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Vrieze en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2008.