ECLI:NL:RBZUT:2008:BD4791

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
12 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/1163
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor lichtpalen rondom buitenrijbaan en procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 12 juni 2008 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een bouwvergunning voor het plaatsen van vier lichtpalen rondom een buitenrijbaan. De eiser, een inwoner van Putten, had op 3 november 2005 een verzoek ingediend voor een lichte bouwvergunning voor de plaatsing van deze lichtpalen. In een eerder besluit van 23 juni 2006 was onder voorwaarden een bouwvergunning verleend, maar dit besluit werd later herroepen na een bezwaarschrift van de derde-partij, die ook betrokken was bij de procedure. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Putten had op 7 juni 2007 de bouwvergunning geweigerd, wat leidde tot het beroep van de eiser.

Tijdens de zitting op 29 mei 2008 werd duidelijk dat de verweerder op 13 november 2007 alsnog een bouwvergunning had verleend voor het realiseren van de buitenrijbaan met de vier lichtpalen. De rechtbank oordeelde dat de lichtpalen inmiddels waren geplaatst op dezelfde locatie als de eerder gevraagde vergunning, waardoor de eiser geen procesbelang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank stelde vast dat de aanvraag van 3 november 2005 uitsluitend betrekking had op de lichtpalen en niet op de buitenrijbaan zelf. Hierdoor kon de gegrondverklaring van het beroep niet meer leiden tot een andere uitkomst dan de reeds verleende vergunning voor de lichtpalen.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling werd genomen. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken, aangezien er geen aanleiding voor was. Deze uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor een inhoudelijke beoordeling van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 07/1163
Uitspraak in het geding tussen:
[eiser]
te Putten,
eiser
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Putten,
verweerder.
[derde partij]
te Putten,
derde-partij.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder van 7 juni 2007 (kenmerk BM/2007/7501).
2. Feiten en procesverloop
Op 3 november 2005 heeft eiser verzocht om lichte bouwvergunning voor de plaatsing van 4 lichtpalen (rondom een buitenrijbaan) op het perceel plaatselijk bekend [adres] te Putten.
Bij besluit van 23 juni 2006, bekendgemaakt op 5 juli 2006, is onder verlening van vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) lichte bouwvergunning verleend voor de plaatsing van voormelde 4 lichtmasten en de aanleg van een buitenrijbaan.
Op 7 augustus 2006 is tegen dit besluit door mr. J.A. Wols namens derde-partij een bezwaarschrift ingediend.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar, in navolging van het advies van de bezwarencommissie, gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en de bouwvergunning alsmede de gevraagde vrijstelling alsnog geweigerd.
Mr. H. Martens, werkzaam bij Stichting Univé Rechtshulp te Assen, heeft namens eiser beroep ingesteld op de in het aanvullende beroepschrift aangevoerde gronden.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 29 mei 2008, waar namens eiser is verschenen zijn gemachtigde mr. Martens, voormeld. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Vooren en M. van Ark. Namens derde-partij is verschenen zijn gemachtigde mr. M. Kuiper, advocaat te Harderwijk.
3. Motivering
Ter beoordeling staat of eiser procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit van 7 juni 2007.
Volgens vaste rechtspraak is van een processueel belang eerst sprake indien hetgeen met het beroep wordt beoogd ook daadwerkelijk kan worden bereikt.
Blijkens het verhandelde ter zitting heeft verweerder bij besluit van 13 november 2007 bouwvergunning verleend voor het realiseren van een buitenrijbaan met 4 lichtpalen van omstreeks 6 meter op het in geding zijnde perceel. Dit bouwplan is inmiddels gerealiseerd. Niet in geschil is dat de 4 vergunde (en inmiddels gerealiseerde) lichtpalen gesitueerd zijn op dezelfde plaats als de in het geding zijnde lichtpalen. De situering van de vergunde buitenrijbak wijkt echter af van situering van de buitenrijbak zoals die in de bouwaanvraag van 3 november 2005 is aangegeven en waarvoor geen vergunning is verleend.
Eiser heeft desgevraagd ter zitting meegedeeld dat hij de buitenrijbak wil situeren op de plaats zoals is aangegeven op de bij de aanvraag van 3 november 2005 behorende tekeningen.
De rechtbank stelt vast dat de aanvraag van 3 november 2005 uitsluitend betrekking heeft op de 4 lichtpalen en niet op de realisering van een buitenrijbak. Gegrondverklaring van het beroep kan derhalve tot niet méér leiden dan vergunningverlening van de 4 inmiddels bij besluit van 13 november 2007 vergunde lichtmasten. Gelet daarop heeft eiser geen procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. Voor een veroordeling in proceskosten bestaat geen aanleiding.
4. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2008 in tegenwoordigheid van mr. F.S. Zwerwer als griffier.