RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nrs.: 08/696, 08/697, 08/889 t/m 08/894
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaak, in het geding tussen:
Vereniging Het Museum,
[eiser 1],
[eiser 2] en 39 anderen en
Vereniging Monumentenbelangen Winterswijk,
allen te Winterswijk,
verzoekers/eisers, hierna: eisers,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk
verweerder.
Stichting Muziekkoepel
te Winterswijk,
derde-partij.
Besluit van verweerder van 25 maart 2008, nr. 2008-002844.
Bij besluit van 22 mei 2007 heeft verweerder aan de derde-partij vrijstelling ex artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en bouwvergunning verleend voor het bouwen van een muziekkoepel aan de Scholtenbrug te Winterswijk.
Eisers hebben bezwaarschriften ingediend bij verweerder. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eisers conform het advies van de commissie bezwaarschriften ongegrond verklaard.
Eisers hebben bij brief van 29 april 2008 beroep ingesteld bij de rechtbank. In deze brief is tevens verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het verzoek is behandeld ter zitting van 3 juni 2008, waar van eisers zijn verschenen:
[eiser 3], namens de Vereninging Het Museum,
[eiser 1],
[eiser 2] en
[eiser 4], namens de Vereniging Monumentenbelangen Winterswijk.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mw. mr. S.C.B. Tollkamp en mw. mr. L.J. Roeterink.
Namens de derde-partij is verschenen [derde partij].
Indien de voorzieningenrechter na de behandeling ter zitting van een verzoek om een voorlopige voorziening van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij, ingevolge artikel 8:86 van de Awb, onmiddellijk uitspraak doen in de bij de rechtbank aanhangige hoofdzaak. Van deze bevoegdheid wordt in dit geval gebruik gemaakt.
Ingevolge artikel 6:6, aanhef en onder a, juncto artikel 8:81, vierde lid, van de Awb kan het beroep en verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep (en verzoek om een voorlopige voorziening).
In casu is ten aanzien van vijf van de 39 andere eisers (namens wie [eiser 2] beroep heeft ingesteld en verzocht heeft om een voorlopige voorziening) niet voldaan aan het vereiste gesteld in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb op grond waarvan de rechtbank van een gemachtigde een schriftelijke machtiging kan verlangen teneinde na te gaan of deze bevoegd is die partij te vertegenwoordigen. Het gaat hier om de eisers [eiser 5], [eiser 6], [eiser 7], [eiser 8] en [eiser 9]. Verzocht is de machtiging uiterlijk ter zitting over te leggen. De omstandigheid dat deze personen de machtiging niet hebben kunnen ondertekenen omdat zij op vakantie en/of verhuisd waren, waardoor zij de machtiging niet hebben kunnen afgeven, blijft voor hun rekening. Deze eisers hebben het risico genomen, door zonder de vereiste machtiging beroep in te stellen en om een voorlopige voorziening te vragen, dat zij niet meer tijdig een machtiging kunnen overleggen en zijn derhalve niet-ontvankelijk in hun beroep en verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of de 34 eisers die door [eiser 2] worden vertegenwoordigd door verweerder terecht zijn aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Naar ter zitting aan de hand van de getoonde kaart is gebleken hebben bijna alle andere eisers zicht vanaf hun percelen op de in geding zijnde locatie waar de muziekkoepel is gepland, dan wel wonen zij in de nabijheid van de muziekkoepel. Gelet hierop is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat verweerder de 34 anderen conform het advies van de commissie bezwaarschriften terecht heeft aangemerkt als belanghebbenden in de zin van de Awb.
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat ook de Vereniging Het Museum,
[eiser 1], en de Vereniging Monumentenbelangen Winterswijk terecht zijn aangemerkt als belanghebbenden in de zin van de Awb.
Ingevolge artikel 44, eerste lid, onder c, van de Woningwet moet een bouwvergunning worden geweigerd indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist. Het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing
is van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO wordt, voor zover thans van belang, onder een
goede ruimtelijke onderbouwing bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk
structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied.
Ingevolge artikel 19a, eerste lid, van de WRO bevat het vrijstellingsbesluit een beschrijving van het betrokken project, de ruimtelijke onderbouwing en de afwegingen die aan het verlenen van vrijstelling ten grondslag liggen.
Vast staat en geen punt van geschil is dat het bouwplan in strijd is met het vigerende bestemmingsplan “Scholtenbrug”, ingevolge welk plan het in geding zijnde perceel de bestemming “Groenvoorzieningen” heeft. Verweerder heeft ten behoeve van het bouwplan vrijstelling verleend met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het bouwplan valt onder categorie 2 van de hier van toepassing zijnde, door gedeputeerde staten van Gelderland op 15 november 2005 in verband met artikel 19, tweede lid, van de WRO vastgestelde vrijstellingslijst.
Categorie 2 betreft “Recreatieve en bijzondere doeleinden”, nader aangeduid als “(Bouw)projecten voor recreatieve dan wel bijzondere doeleindenfuncties mits niet gesitueerd op een bedrijventerrein.”
De voorzieningenrechter is met verweerder van oordeel dat het bouwplan, bestaande uit een muziekkoepel, kan worden gebracht onder categorie 2. De voorzieningenrechter kan eisers dan ook niet volgen in hun stelling dat de vrijstellingsprocedure niet is bedoeld voor het in geding zijnde bouwplan.
Eisers stellen dat de ruimtelijke onderbouwing onvoldoende is omdat er geen biografie van het landschap is toegevoegd, de archeologische verwachtingskaart niet wordt genoemd, eerdere archeologische onderzoeken niet worden meegenomen en cultuurhistorische waarden niet worden meegewogen. Volgens eisers moet het open beekdal (Scholtenbrug) beschermd worden. Door de muziekkoepel wordt naar de mening van eisers het open karakter van het gebied aangetast. Eisers doen ter onderbouwing van dit betoog een beroep op de uitspraak van de Kroon van 13 januari 1989 (nr. 89.000681).
In januari 2007 is een ruimtelijke onderbouwing, genaamd “Muziekkoepel Scholtenbrug” opgesteld. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze ruimtelijke onderbouwing voldoende is en overweegt daartoe als volgt. In de ruimtelijke onderbebouwing is getoetst aan de algemene voorwaarden van de vrijstellingslijst. De muziekkoepel is in overeenstemming met het Streekplan 2005 waarin het hoofduitgangspunt voor cultuurhistorie is “behoud door ontwikkeling”. In paragraaf 2.6 van het Streekplan 2005 staat: “… Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat omgaan met cultuurhistorische kwaliteiten niet inhoudt het bevriezen van ontwikkelingen, maar juist het omgaan met ontwikkelingen, zodanig dat de cultuurhistorische gegevenheden worden ingepast, waarbij ze beleefbaar worden of juist blijven.”
De muziekkoepel is verder in overeenstemming met het gemeentelijk beleid dat erop gericht is gebieden met een cultuurhistorische waarde, net zoals in het Streekplan 2005 is vermeld, niet op slot te zetten.
In de ruimtelijke onderbouwing wordt onder punt 2.5 gesproken over de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart bebouwde kom Winterswijk van RAAP (rapportnr. 1008) uit 2004. Geadviseerd is om bij bodemingrepen die een oppervlakte groter dan 50 m2 beslaan vroegtijdig een vorm van archeologisch onderzoek uit te laten voeren. Voor de koepel wordt een vlakte van ca 12 bij 12 m en ca. 1,2 m diep uitgegraven. Door de provinciaal archeoloog is voorgesteld een werkput onderzoek te doen. De vrijstelling is gelet hierop verleend onder de voorwaarde dat archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.
Hetgeen door eisers is aangevoerd kan de voorzieningenrechter niet tot het oordeel brengen dat de ruimtelijke onderbouwing onvoldoende is. Het beroep van eisers op de uitspraak van de Kroon uit 1989 faalt omdat deze uitspraak betrekking had op het niet realiseren van woningbouw in het beekdal op een andere locatie. Dat voor woningen een afstand tot de beek moest worden aangehouden van 50 m betekent nog niet dat dit op de onderhavige locatie dient te gelden voor een muziekkoepel.
Gezien het voorgaande was verweerder bevoegd om vrijstelling te verlenen.
Er is voorts geen grond voor het oordeel dat verweerder bij afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid de vrijstelling heeft kunnen verlenen.
Door het verlenen van de vrijstelling is er geen sprake van strijdigheid met het bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder c, van de Woningwet.
Ingevolge artikel 44, eerste lid, onder d, van de Woningwet moet een bouwvergunning worden geweigerd indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend.
Eisers stellen – kort samengevat – dat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Eisers vinden de muziekkoepel niet passend in het beekdal Scholtenbrug.
Bij de welstandstoetsing moet aan het advies van de welstands¬commissie als regel groot gewicht worden toegekend. De advisering door een commissie van onafhankelijke deskundigen moet worden gezien als een waarborg voor een verantwoorde en - binnen zekere grenzen - geobjectiveerde beoordeling van de welstandsaspecten.
Hoewel burgemeester en wethouders niet aan het welstandsadvies gebonden zijn en de verantwoordelijkheid voor de welstands¬toetsing bij hen berust, mogen zij aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Het overnemen van het welstandsadvies behoeft in de regel geen nadere toelichting, tenzij de aanvrager of een derde belanghebbende een tegen¬advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie. Dit is anders indien het welstandsadvies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat burgemeester en wethouders het niet -of niet zonder meer- aan hun oordeel omtrent de welstand ten grondslag hadden mogen leggen.
De welstandscommissie heeft op 12 oktober 2007 ingestemd met het eerder door de gemandateerde rayonarchitect afgegeven positief advies. Een tegenadvies zoals hiervoor bedoeld is door eisers niet overgelegd. Niet gesteld noch gebleken is dat de totstandkoming van het welstandsadvies gebreken vertoont op grond waarvan het niet gevolgd zou mogen worden. Aan de omstandigheid dat eisers de muziekkoepel niet passend vinden in het beekdal Scholtenbrug kan geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Van strijdigheid met artikel 44, eerste lid, onder d, van de Woningwet is derhalve evenmin sprake.
Er is verder geen grond voor het oordeel dat de bouwvergunning op een van de andere in artikel 44 van de Woningwet genoemde gronden geweigerd had moeten worden. Dat eisers graag meer inspraak hadden willen hebben met betrekking tot het bouwplan is geen omstandigheid op grond waarvan een bouwvergunning geweigerd moet worden.
De voorzieningenrechter is gelet op het vorenoverwogene van oordeel dat verweerder bij het bestreden besluit op goede gronden de vrijstelling en de bouwvergunning heeft gehandhaafd. Het beroep is dan ook ongegrond. Er is geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.
- verklaart eisers [eiser 5], [eiser 6], [eiser 7], [eiser 8] en [eiser 9] niet-ontvankelijk in hun beroep en hun verzoek om een voorlopige voorziening;
- verklaart de beroepen van de overige eisers ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening van de overige eisers af.
Aldus gegeven door mr. E.G. de Jong en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2008 in tegenwoordigheid van W.C. Knoester als griffier.