ECLI:NL:RBZUT:2008:BD5654

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
89061 / HA ZA 07-982
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een begrafenisverzekering in natura afgesloten in 1933 en de gevolgen voor de uitvaartkosten

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit een vrouw, een man en hun zoon, betaling van een bedrag van € 6.875,90 van Monuta Uitvaartverzorging N.V. Dit bedrag was gerelateerd aan de kosten van de uitvaart van hun overleden vader, die in 1938 een begrafenisverzekering had afgesloten bij Het Apeldoornsch Begrafenisfonds. De eisers stelden dat de verzekering hen recht gaf op een luxe uitvaart, maar Monuta betwistte dit en stelde dat de polis niet meer van deze tijd was. De rechtbank diende te beoordelen of de kosten die Monuta in rekening had gebracht, al dan niet onder de verzekerde verstrekkingen vielen.

De rechtbank oordeelde dat de verzekering inderdaad niet meer voldeed aan de eisen van de huidige tijd, maar dat de eisers recht hadden op een vergoeding van de kosten die in redelijkheid onder de verzekering vielen. De rechtbank concludeerde dat een deel van de kosten onterecht in rekening was gebracht, waaronder kosten voor advertenties in lokale kranten, en dat Monuta € 2.348,84 aan de eisers moest terugbetalen. De rechtbank wees de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten af, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg.

Het vonnis benadrukt het belang van de uitleg van verzekeringspolissen en hoe deze zich verhouden tot de huidige normen en verwachtingen. De rechtbank stelde vast dat de verzekering niet alleen de kosten van de uitvaart dekte, maar ook rekening moest houden met de veranderingen in de maatschappij en de gebruikelijke praktijken rondom uitvaarten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 89061 / HA ZA 07-982
Vonnis van 9 april 2008
in de zaak van
1. [vrouw naam],
wonende te Fijnaart,
2. [man A naam],
wonende te Renkum,
3. [zoon B naam],
wonende te Spankeren,
eisers,
procureur mr. A.J. Zeyl,
advocaat mr. J.M. van de Sande te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
MONUTA UITVAARTVERZORGING N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
procureur mr. M. Meijer.
Partijen zullen hierna [naam] c.s. en Monuta genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 januari 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 25 maart 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [naam] c.s. zijn broers en zus van elkaar. Op 9 april 1938 heeft hun grootvader, [naam], een begrafenisverzekering afgesloten bij Het Apeldoornsch Begrafenisfonds ten behoeve van zijn zoon, [naam], de vader van [naam] c.s. (hierna te noemen [naam] sr.).
2.2. In het “Bewijs van deelname” van deze begrafenisverzekering is onder meer opgenomen:
“(…) de Stichting ‘Het Apeldoornsch Begrafenisfonds”(…) verklaart op ommestaande Algemeene Voorwaarden (…) bij het overlijden van de(n) verzekerde(n) te zullen zorgdragen (…) voor een 2de/3de klas begrafenis bestaande uit:
BOVEN 12 JAAR.
In de Tweede Klasse
Particuliere aanzegging.
Zeer nette bekleede 2de klas lijkkist.
Lijkwagen met 2 paarden.
3 volgkoetsen elk met 2 paarden.
10 dragers.
3 lakeien.
2 aansprekers.
100 rouwkaarten.
Grafinlage en gebruik 2de klas lijkkleeden in huis.
(…)”
2.3. De hiervoor bedoelde Algemeene Voorwaarden bepalen onder meer:
“(…)Artikel 14.
Verzekerden, buiten de gemeente Apeldoorn wonende, moeten hun premiën franco overmaken ten kantore van de Directie.
Bij overlijden in een andere plaats dan de gemeente Apeldoorn zijn de onkosten, ontstaan door vervoer naar de gemeente Apeldoorn voor rekening van nabestaanden of verzorgers van den overledene.
(…)”.
2.4. De premie voor de begrafenisverzekering, 6 cent per week gedurende 25 jaar, is voldaan. Monuta is de rechtsopvolger van Het Apeldoornsch Begrafenisfonds.
2.5. [naam] sr. is op 11 april 2006 in Renkum overleden. Op 13 april 2006 heeft [naam] c.s. hem gevonden en Monuta geïnformeerd. De polis van de begrafenisverzekering was op dat moment niet aanwezig en de inhoud daarvan was bij Monuta en [naam] c.s. onbekend.
Bij het overleg tussen Monuta en [naam] c.s. over de verzorging van de uitvaart is onder meer ter sprake geweest dat [naam] sr., die bij leven werkzaam was als dierenarts, een uitvaart met koetsen en paarden gewenst had.
2.6. De uitvaart en begrafenis hebben op 18 april 2006 plaatsgevonden, waarbij met een rouwauto en volgauto’s vanuit Renkum naar Wageningen is gereden en daarna naar Apeldoorn, waar de begrafenis heeft plaatsgevonden.
2.7. Monuta heeft op 14 juli 2008 een declaratie gezonden aan [naam] c.s., voor in totaal € 6.107,90.
De daarbij gevoegde specificatie luidt als volgt:
“Laatste verz. (incl kisten/kistbezorgen) 457,00
- 0,5 uur wachttijd rouwauto 25,00
- 60 extra kilometers rouwauto 91,20
- 1,5 uur wachttijd volgauto(s) 150,00
- 60 extra kilometers volgauto(s) 182,40
448,60
905,60
- begraafrecht 218,00
- verlenging onderhoud oude klassegraven 383,00
- kosten overschrijving graf 38,00
- opbaring uitvaartcentrum Wageningen 410,00
- condoleanceregister 20,00
- gebruik aula voor (kerk)dienst 152,00
- gebruik rouwcentrum Heelsum 48,50
- consumpties uitvaartcentrum Wageningen 262,43
- bediening in het uitvaartcentrum 92,00
- consumpties Hotel De Smittenberg 509,05
- 150 extra rouwcirculaires 150,00
- 200 postzegels bij rouwcirculaires 78,00
- 3 verzendenveloppe t.p.g. 17,85
- advertentie De Gelderlander ed. De Vallei 325,44
- advertentie NRC Handelsblad 1.552,66
- advertentie De Gelderlander ed. Arnhem 438,97
- meerprijs uitvaartkist 402,00
- hoezen 94,00
- 1 uittreksel burgerlijke stand 10,40
5.202,30
Door u te voldoen 6.107,90”.
[naam] c.s. heeft deze declaratie voldaan.
2.8. Naar aanleiding van vragen van [naam] c.s. is namens Monuta bij brief van 23 januari 2007 aan [naam] c.s. een uitleg gegeven over de diverse posten in de declaratie. Hierbij is namens Monuta aangegeven dat de posten “Hoezen, € 94,00” en 50 rouw-circulaires ten onrechte daarin is opgenomen.
3. Het geschil
3.1. [naam] c.s. vordert samengevat - veroordeling van Monuta tot betaling van € 6.875,90, vermeerderd met rente en kosten. [naam] c.s. voert hiertoe aan dat met de begrafenisverzekering is beoogd een zodanige voorziening te treffen dat in natura zou worden voorzien in een luxe, nette, verzorgde uitvaart, naar de eisen van de tijd. Monuta is die overeenkomst niet nagekomen. Het standaardpakket voor een uitvaart, waarop Monuta zich baseert, voldoet niet aan hetgeen is overeengekomen, zeker nu het een tweede klasse verzekering betreft en geen derde klasse. Nu [naam] c.s. de declaratie heeft betaald, terwijl recht bestond op de daarin gedeclareerde verstrekkingen is onverschuldigd betaald en dient Monuta het betaalde aan [naam] c.s. terug te betalen. Ook vordert [naam] c.s. een bedrag aan buitengerechtelijke kosten.
3.2. Monuta voert verweer. Zij is van mening dat de polis niet meer van deze tijd is en niet meer uitvoerbaar was, zodat zij de uitvoering kon en mocht aanpassen aan de huidige inzichten. Daarbij heeft zij de onder de verzekering vallende posten voor haar rekening genomen. De gedeclareerde posten, - behoudens een bedrag van € 144,- voor de hoezen en 50 rouwkaarten- vallen niet onder de verzekering en komen voor rekening van [naam] c.s. Van onverschuldige betaling is dan ook geen sprake.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Centraal staat de vraag of de posten, die op de declaratie staan, al dan niet vallen onder de verzekerde verstrekkingen en daarmee voor rekening van Monuta dienen te komen. Dit betreft de uitleg van de begrafenisverzekering. De omvang en inhoud van een verzekering wordt in beginsel bewezen door de inhoud van de polis. Monuta stelt dat indertijd aan verzekerden van het Apeldoornsch Begrafenisfonds brieven zijn gezonden waarin is aangegeven dat de diensten, genoemd in de polis, niet meer passen bij de huidige tijd en dat Monuta die diensten bijstelt, waarbij Monuta veronderstelt dat een dergelijke brief ook aan [naam] sr. zal zijn gezonden.
Nog daargelaten de betwisting door [naam] c.s. van de ontvangst van een dergelijke brief, volgt uit deze stelling van Monuta niet dat (of per wanneer) daarmee de inhoud van de verzekeringsovereenkomst is gewijzigd. Nu gesteld noch gebleken is dat een andere polis is afgegeven dan het “bewijs van deelname” uit 1938 en Monuta aangeeft geen verzend- of ontvangstbewijs van een dergelijke brief aan [naam] sr. te hebben, zodat bewijs van haar stelling niet mogelijk is, baseert [naam] c.s. zich voor de inhoud van de verzekering terecht op het bewijs van deelname.
4.2. Partijen zijn het er over eens dat de overeenkomst niet meer voldoet aan de eisen van de huidige tijd, zodat enige aanpassing van de inhoud nodig is. Om dit te kunnen doen dient beoordeeld te worden wat partijen indertijd zijn overeengekomen en hoe dat “vertaald” kan worden naar de situatie nu.
Hierbij is van belang dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Gelet op de ouderdom van de overeenkomst kunnen de personen, die bij het sluiten daarvan betrokken zijn geweest, daarover geen verklaring meer afleggen.
4.3. Uit het feit dat de overeenkomst is gesloten voor een begrafenis ‘2e klasse’, terwijl blijkens de polis ook verzekering voor een begrafenis ‘3e klasse’ mogelijk was, kan worden afgeleid dat het de bedoeling van [naam] is geweest niet de meest eenvoudige uitvaart te verzekeren, maar een luxere vorm, waarbij het verschil te vinden is in het aantal volgkoetsen (3 in plaats van 2), de aanwezigheid van 3 lakeien en de keuze van de lijkkist (2e klasse in plaats van 3e klasse).
Voor het overige kan uit de aard en omvang van de verzekerde verstrekkingen worden afgeleid dat men een begrafenis voor ogen zal hebben gehad zoals in 1938 in het algemeen gebruikelijk was. Aangenomen mag worden dat het de bedoeling is geweest met de verzekering te voorzien in de redelijkerwijs voorzienbare kosten die toen met het overlijden en de uitvaart samenhingen. Hierbij valt op dat, zoals Monuta terecht opmerkt, ook toen niet alle denkbare kosten en voorzieningen in de verzekering vielen, nu bijvoorbeeld de kosten van een -ook toen gebruikelijke- grafsteen niet zijn opgenomen. Tussen partijen is niet in discussie dat indertijd gebruikelijk was dat in de directe woonomgeving van de overledene persoonlijk kennis werd gegeven van het overlijden, de uitvaart vanuit de woning plaatsvond en in beginsel begraven werd in de woonplaats.
4.4. Voor zover de verzekerde verstrekkingen niet meer passen in de huidige tijd of feitelijk niet meer uitvoerbaar zijn heeft [naam] c.s. recht op (vergoeding van) verstrekkingen die thans gebruikelijk zijn en in redelijkheid kunnen dienen voor het doel dat indertijd door zo’n verstrekking gediend werd. Partijen hebben zich daarover ter comparitie uitgelaten en Monuta heeft daarbij onder meer verwezen naar haar brieven van 17 november 2006 (die niet is overgelegd) en van 23 januari 2007.
4.5. In de polis is voorzien in “particuliere aanzegging”. Partijen zijn het er over eens dat daarmee indertijd bedoeld werd dat in de directe woonomgeving van de overledene huis-aan-huis in persoon mededeling gedaan werd van het overlijden. Hoewel deze activiteit feitelijk nog uitvoerbaar zou zijn is niet in discussie dat het op deze manier kenbaar maken van het overlijden niet meer gebruikelijk is. Ook wordt het kennelijke doel van de aanzegging, het informeren van de sociale contacten van de overledene in zijn directe woonomgeving, daarmee niet meer gediend. In redelijkheid kan worden aangenomen dat dit doel thans gediend wordt door publicatie van een rouwadvertentie in een of meer lokale kranten die in de directe woonomgeving verschijnen. Dit brengt mee dat kosten van de advertenties in de Gelderlander, € 325,44 en € 438,97, vallen onder de verzekerde “particuliere aanzegging” en voor rekening van Monuta dienen te komen, zodat zij ten onrechte op de declaratie staan.
De kosten van een rouwadvertentie in een landelijk dagblad kunnen echter, anders dan [naam] c.s. stelt, niet onder de particuliere aanzegging gebracht worden. Immers, aangenomen mag worden dat een aanzegging niet verder ging dan de woonplaats van de overledene. Voor het kenbaar van het overlijden buiten de woonplaats zal, net als tegenwoordig, gebruik gemaakt zijn van rouwkaarten.
De kosten voor de advertentie in het NRC-Handelsblad zijn dan ook terecht bij [naam] c.s. in rekening gebracht.
4.6. Ten aanzien van de lijkkist is in de polis voorzien van een 2e klasse lijkkist en niet de kennelijk eenvoudiger of goedkopere 3e klasse lijkkist. In de declaratie is € 402,- opgenomen aan meerprijs voor de lijkkist, waarbij Monuta zich, blijkens de uitleg in haar brieven, op het standpunt stelt dat € 330,- voor een standaardkist onder de polis valt. Nu [naam] c.s. gekozen hebben voor een kist van € 732,- vallen de meerkosten niet onder de polis, aldus Monuta. Dit standpunt kan zonder verdere uitleg, die ontbreekt, niet worden gevolgd. Uit de polis noch anderszins valt af te leiden dat slechts een kist van € 330,- het equivalent zou zijn van een 2e klasse lijkkist en een kist van € 732,- niet. Ook deze post dient voor rekening van Monuta te blijven.
4.7. Ten aanzien van het gebruik van een lijkwagen met paarden en volgkoetsen met paarden staat vast dat dit ook thans uitvoerbaar is, zodat [naam] c.s. in beginsel daarom had kunnen verzoeken. Monuta heeft aangegeven een dergelijk verzoek ook uit te voeren in situaties waarin vast staat dat de verzekerde een polis heeft die een uitvaart met koetsen en paarden omvat. Nu de polis van [naam] c.s. eerst ná de uitvaart is teruggevonden en Monuta noch [naam] c.s. de exacte inhoud van de polis eerder kenden is niet overgegaan tot het verzorgen van een uitvaart met koetsen en paarden. Gelet op de afstand tussen de plaats van overlijden en de begraafplaats zou het overigens niet mogelijk zijn geweest voor de hele tocht gebruik te maken van koetsen, zodat daarnaast ook rouw- en volgauto’s nodig zouden zijn geweest, aldus Monuta.
Wat er zij van de (on)mogelijkheid van [naam] c.s. zich te beroepen op de polis voor het gebruik van koetsen en paarden kan echter in het midden blijven, nu feitelijk geen gebruik gemaakt is van deze verstrekking en daarvoor ook geen kosten in rekening zijn gebracht. Voor zover [naam] c.s. beoogt te stellen dat sprake is van een aan haar toekomende besparing, doordat Monuta geen (hoge) kosten heeft moeten maken voor het inzetten van koetsen en paarden kan [naam] c.s. niet worden gevolgd. Voor zover al sprake zou zijn van een besparing (hetgeen Monuta betwist), valt niet in te zien waarom die aan [naam] c.s. zou toekomen. Het staat een verzekerde immers vrij al dan niet ten volle gebruik te maken van de verzekerde verstrekkingen, zonder dat daarbij recht bestaat op een financiële vergoeding in geval daarvan geen gebruik wordt gemaakt.
4.8. Monuta heeft in plaats van de koetsen met paarden het gebruik van rouw- en volgauto’s geleverd. Daarvoor is geen vergoeding in rekening gebracht. Wel is op de declaratie een viertal posten opgenomen die deze auto’s betreffen, namelijk wachttijd en extra kilometers, zowel voor de rouwauto als voor de volgauto’s. Monuta stelt dat dit samenhangt met het vervoer vanuit Renkum naar Apeldoorn, wat volgens artikel 14 van de Algemene Voorwaarden voor rekening van de nabestaanden komt.
Dit betoog kan worden gevolgd waar het de extra kilometers betreft. Voor de wachttijd is dit niet zonder meer duidelijk, nu niet valt in te zien dat wachttijd in Renkum of Wageningen langer is dan in Apeldoorn. Bij gebreke van een uitleg hiervoor moet worden aangenomen dat deze kosten, € 25,00 en € 150,00, niet onder de uitsluiting van artikel 14 vallen en dus voor rekening van Monuta komen.
4.9. Over de in de polis opgenomen verstrekking “10 dragers” hebben partijen geen verschil van inzicht. Voor het gebruik van dragers zijn geen extra kosten in rekening gebracht. Wel discussie bestaat over de verstrekkingen “3 lakeien en 2 aansprekers”. Vast staat dat daarvan feitelijk geen gebruik gemaakt is. [naam] c.s. stelt zich op het standpunt dat (de kosten van) gebruik van een rouwcentrum en bediening in het uitvaartcentrum deze verstrekking vervangt.
[naam] c.s. kan hierin worden gevolgd. Aannemelijk is, dat de lakeien en aansprekers een functie vervulden bij de ontvangst (aan huis) van degenen die persoonlijk afscheid wilden nemen van de (opgebaarde) overledene en hun medeleven wilden betuigen aan de nabestaanden. Deze functie wordt tegenwoordig vervuld door (medewerkers van) een rouwcentrum en de bediening in een uitvaartcentrum, zodat de kosten daarvan, € 48,50 en € 92,00, in redelijkheid onder de verzekering vallen. Dit is anders met de kosten van de consumpties, nu aangenomen mag worden dat deze indertijd, bij rouwbezoek thuis, voor rekening van de nabestaanden bleven. Ook de koffie, of (uitgebreidere) koffietafel na de begrafenis werden in het algemeen door familie of buurtbewoners verzorgd. In de polis is geen aanwijzing te vinden dat ook voor dergelijke consumpties een voorziening zou zijn opgenomen. Deze kosten zijn terecht bij [naam] c.s. gedeclareerd.
4.10. Voor de gedeclareerde posten “condoleanceregister”en “gebruik aula voor (kerk)dienst” is geen vergelijkbare voorziening in de polis te vinden. Gesteld noch gebleken is dat indertijd een dergelijk register of vergelijkbare voorziening gebruikelijk was, terwijl aangenomen wordt dat kerkelijke organisaties hun ruimten toen om niet beschikbaar stelden. Deze kosten dienen dan ook door [naam] c.s. gedragen te worden.
4.11. In de polis is voorzien in de verstrekking van 100 rouwkaarten. Vast staat dat [naam] c.s. meer dan 100 rouwkaarten heeft verzonden. Niet valt in te zien dat de kosten van het meerdere voor rekening van Monuta zou moeten komen. Uit de stukken wordt afgeleid dat 200 kaarten zijn verzonden. Voor zover er meer dan 100 extra kaarten op de declaratie zijn vermeld heft Monuta erkend dat dit ten onrechte is. Op de declaratie zijn 150 kaarten vermeld, zodat Monuta erkent € 50,- teveel in rekening gebracht te hebben. Een redelijke uitleg van de polis brengt mee, dat niet alleen de rouwkaarten, maar ook de daarmee samenhangende verzendkosten onder de indertijd redelijkerwijs voorzienbare en verzekerde kosten vallen. Hieruit volgt, dat ook de kosten van postzegels en verzendenveloppen voor de helft (€ 39,- + € 8,93) voor rekening van Monuta komt en voor de andere helft terecht aan [naam] c.s. in rekening is gebracht.
4.12. Voor de overige op de declaratie voorkomende kosten is de strekking van het standpunt van [naam] c.s. dat deze alle onder de verstrekking “grafinlage en gebruik van 2e klas lijkkleeden in huis” vallen. Monuta heeft erkend dat voor de hoezen ten onrechte € 94,- is gerekend, maar acht de overige posten terecht berekend. Dit betreft de posten “laatste verzorging” en “opbaring”, en kosten die samenhangen met de grafrechten en verkrijging van een uittreksel uit de burgerlijke stand en, deels, door de gemeente bij Monuta in rekening gebracht zijn.
Het doel van de verstrekking “grafinlage en gebruik van 2e klas lijkkleeden in huis” lijkt te zijn het verzorgen van het feitelijke ‘in het graf leggen’ en de daaraan voorafgaande opbaring thuis, met gebruikmaking van daarvoor benodigde materialen.
De werkzaamheden die volgens de uitleg van Monuta in haar brief vallen onder de post “laatste verzorging” lijken in grote lijn dezelfde aard te betreffen als de met de vertrekking beoogde werkzaamheden, zodat deze, groot € 457,00, ten onrechte in rekening zijn gebracht.
De kosten die samenhangen met opbaring elders zijn in redelijkheid niet onder de verzekerde verstrekkingen te brengen, nu deze kosten indertijd niet voorzien zullen zijn. Immers er wordt uitdrukkelijk uitgegaan van “in huis”. Deze kosten zijn voor rekening van [naam] c.s.
4.13. [naam] c.s. heeft ten aanzien van de grafkosten aangegeven een en ander niet te kunnen plaatsen, nu sprake is geweest van bijzetting in een privé-graf dat al bezit was van de familie. Monuta heeft als toelichting aangegeven dat dit bedrag het verschil betreft tussen de kosten voor een eigen graf en de kosten voor een algemeen graf. Nu niet weersproken is dat er al een privé-graf was en dus onduidelijk is waarom daarvoor kosten gemaakt moesten worden wordt het er voor gehouden dat dit bedrag, € 218,00 ten onrechte in rekening is gebracht.
Door [naam] c.s. is niet betwist dat door de gemeente kosten in rekening zijn gebracht bij Monuta voor overschrijving van grafrechten en een uittreksel uit het bevolkingsregister en evenmin dat Monuta ten behoeve van de erven betaald heeft voor verlenging van onderhoud van het graf. Het is niet aannemelijk dat deze kosten onder de verzekerde verstrekkingen vallen. Ook indertijd kwamen de kosten van aankoop, overschrijving en onderhoud van een graf voor rekening van de nabestaanden, terwijl in redelijkheid geen van de voorzieningen in de polis deze kosten lijkt te omvatten. Kennelijk is hiervoor, evenals voor de kosten van een grafsteen, geen verzekering afgesloten.
4.14. Uit het bovenstaande volgt, dat een deel van de op de declaratie voorkomende posten niet voor rekening van [naam] c.s. komt, zodat in zoverre onverschuldigd is betaald. [naam] c.s. heeft recht op terugbetaling van € 325,44 + 438,97 + 402,00 + 25,00 + 150,00 + 48,50 + 92,00 + 50,00 + 39,00 + 8,93 + 94,00 + 457,00 + 218,00 = € 2.348,84. Tegen de gevorderde rente hierover is geen verweer gevoerd, zodat deze wordt toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten is gesteld noch gebleken dat meer of andere werkzaamheden zijn verricht dan die, welke geacht worden te vallen onder de voorbereiding van een zaak en begrepen zijn in de proceskosten, zodat deze vordering afgewezen zal worden.
4.15. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt Monuta om aan [naam] c.s. te betalen een bedrag van EUR 2.348,84 (tweeduizenddriehonderdachtenveertig euro en vierentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 4 oktober 2008 tot de dag van volledige betaling,
5.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2008.