ECLI:NL:RBZUT:2008:BD5967

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/661
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bezwaar tegen bouwvergunning voor supermarkt

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 23 juni 2008 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaarprocedure. Verzoekster, de Ondernemersvereniging Winkelcentrum De Bongerd, had bezwaar aangetekend tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem, dat op 25 maart 2008 een bouwvergunning had verleend aan de derde-partij, Plus Vastgoed B.V., voor de uitbreiding van een supermarkt op het Willy Brandtplein 26 te Doetinchem. Verzoekster stelde dat zij als belanghebbende moest worden aangemerkt en vroeg om schorsing van het besluit, omdat de uitbreiding een negatieve invloed zou hebben op het detailhandelsklimaat in het winkelcentrum waar zij vertegenwoordigd is.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen. Hij overwoog dat verzoekster niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat de uitbreiding van de supermarkt niet direct invloed heeft op haar belangen. De voorzieningenrechter verwees naar de relevante wetgeving, waaronder artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en stelde vast dat de belangen van verzoekster niet voldoende waren aangetoond. De voorzieningenrechter concludeerde dat het college van burgemeester en wethouders naar verwachting het bezwaar van verzoekster niet-ontvankelijk zal verklaren.

De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van belanghebbendheid in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer het gaat om collectieve belangen van rechtspersonen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitbreiding van de supermarkt slechts een geringe invloed heeft op het lokale detailhandelsklimaat en dat verzoekster vooral de individuele belangen van een specifieke supermarktexploitant lijkt te behartigen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nr.: 08/661
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geding tussen:
Ondernemersvereniging Winkelcentrum De Bongerd,
verzoekster, te Doetinchem,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem,
verweerder,
Plus Vastgoed B.V.,
derde-partij, te De Bilt.
1. Feiten en procesverloop.
Bij besluit van 25 maart 2008 heeft verweerder aan de derde-partij vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) en reguliere bouwvergunning verleend voor het vergroten van een supermarkt op het perceel Willy Brandtplein 26 te Doetinchem.
Namens verzoekster is door haar gemachtigde mr. G.J.H. ten Have, advocaat te Zevenaar, bij brief van 23 april 2008 een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Bij brief van 24 april 2008 heeft mr. Ten Have namens verzoekster verzocht om een voorlopige voorziening die strekt tot schorsing van het bestreden besluit.
Bij brief van 7 mei 2008 heeft de derde-partij medegedeeld dat zij bereid is te wachten met de aanvang van de bouwwerkzaamheden die betrekking hebben op de verleende vergunning, mits het verzoek uiterlijk 21 mei 2008 wordt behandeld.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 11 juni 2008, waar voor verzoekster is verschenen mr. Ten Have, voormeld. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door H.C. ten Boom. Voor de derde-partij is verschenen haar gemachtigde mr. M. Lanen, advocaat te Utrecht.
2. Motivering
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Zijdens de derde-partij is betoogd dat verzoekster niet als belanghebbende bij het bestreden besluit kan worden aangemerkt en dat zij niet-ontvankelijk zal moeten worden verklaard in haar bezwaar. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe als volgt.
2.3 Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid van dit artikel worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.4 Volgens vaste rechtspraak, waaronder uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juni 2002 (JB 2002, 229) van 6 november 2002 (JB 2003, 9), moet het bij belangen van een rechtspersoon als bedoeld in vermeld artikel 1:2, derde lid, van de Awb gaan om een aan de statutaire doelstellingen ontleend collectief belang, dat door een besluit direct wordt of dreigt te worden aangetast, waarbij het belang los kan worden gezien van dat van individuele leden, en waarbij het gaat om de behartiging van boven-individuele belangen. Hiervan is, in een geval als het onderhavige, waarbij het verzoek is ingediend door een ondernemersvereniging, sprake indien aannemelijk wordt gemaakt dat de (uitbreiding) van de supermarkt van derde-partij een aanmerkelijke invloed heeft op het plaatselijke detailhandelsklimaat in winkelcentrum “De Bongerd”.
2.5 Indien verzoekster krachtens haar statuten en blijkens haar feitelijke werkzaamheden, al als doelstelling heeft om (toename van) concurrentie van detailhandel van buiten het winkelcentrum “De Bongerd” tegen te gaan, acht de voorzieningenrechter vooralsnog niet aannemelijk gemaakt dat de uitbreiding van de supermarkt van derde-partij een aanmerkelijke invloed heeft op het plaatselijke detailhandelsklimaat in winkelcentrum “De Bongerd”. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat het bestreden besluit ziet op een geringe uitbreiding van de verkoopvloeroppervlakte van een bestaande, solitair gevestigde, supermarkt die geen deel uitmaakt van een winkelcentrum waar andere detaillisten gevestigd zijn. Dat in de directe nabijheid een kapsalon is gevestigd doet daaraan niet af. Voorts kan er niet aan worden voorbijgegaan dat de supermarkt is gelegen op omstreeks 1 kilometer van het winkelcentrum “De Bongerd” en is gelegen in een andere wijk dan dat winkelcentrum.
Gelet op het inleidend verzoekschrift, het bezwaarschrift en het verhandelde ter zitting bestaat voorts het vermoeden dat verzoekster vooral de individuele belangen van De Huet Have B.V, exploitant van de in “De Bongerd” gevestigde Albert Heijn supermarkt, op het oog heeft.
2.6 Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is verzoekster niet als belanghebbende bij het bestreden besluit aan te merken. Naar verwachting zal verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Gelet hierop bestaat er geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.7 Voor een veroordeling in proceskosten bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op
23 juni 2008 in tegenwoordigheid van mr. F.S. Zwerwer als griffier.