RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460160-08
Uitspraak d.d.: 4 juli 2008
Tegenspraak / dip
[verdachte A],
geboren te [plaats] op [1985],
wonende te [plaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2008.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 maart 2008 te [plaats], gemeente Oude IJsselstreek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer A]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk:
- naar de woning van die [slachtoffer A] is gegaan en/of een ploertendoder, althans een hard voorwerp heeft meegenomen en/of
- (vervolgens) de ruit van de voordeur van die woning heeft vernield en/of vervolgens via de ontstane opening in die ruit de woning is binnengegaan en/of
- (vervolgens) de slaapkamer, waar die [slachtoffer A] lag te slapen, is binnengegaan en/of die [slachtoffer A] de woorden heeft toegevoegd:"Wakker worden" en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal, met een ploertendoder, althans een hard voorwerp, in/op het gezicht/hoofd en/of (elders) op het lichaam heeft geslagen en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer A] op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 16 maart 2008 te [plaats], gemeente Oude IJsselstreek, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer A], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk:
- meermalen, althans eenmaal, met een ploertendoder, althans een hard voorwerp, in/op het gezicht/hoofd en/of (elders) op het lichaam heeft geslagen en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt,
tengevolge waarvan die [slachtoffer A] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 16 maart 2008 te [plaats], gemeente Oude IJsselstreek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een voordeur van een woning gelegen aan/nabij de [adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 21 januari 2008 te Aalten, opzettelijk mishandelend [slachtoffer B]:
- in het gezicht heeft geslagen en/of - bij de keel heeft vastgepakt en/of vastgepakt heeft gehouden en/of in de keel heeft geknepen,
waardoor deze [slachtoffer B] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(parketnummer: 800319-08)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 21 januari 2008 te Aalten,[slachtoffer B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer B] dreigend de woorden toegevoegd :"Als jij aangifte doet, dan maak ik je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(parketnummer: 800319-08)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte wilde met medeverdachte [medeverdachte B] verhaal gaan halen bij [slachtoffer A], naar aanleiding van gestelde bedreigingen door deze [slachtoffer A] ten opzichte van de moeder van verdachte. Verdachte en [medeverdachte B] waren beide onder invloed van alcohol. Eenmaal bij de slachtoffers binnengekomen, vroegen verdachte en [medeverdachte B] zich af waar ze mee bezig waren. Na enkele klappen te hebben uitgedeeld, zijn zij vervolgens weggegaan. Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen dat bij verdachte het opzet bestond om het [slachtoffer A] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, ook niet in voorwaardelijke zin. Verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewijsmotivering (voetnoot 1)
1. De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair (medeplegen poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel) en 2 (mishandeling) tenlastegelegde. In zijn aangifte verklaart [slachtoffer A] dat hij verdachte en medeverdachte [medeverdachte B] herkent als de personen die ’s nachts in zijn woning zijn binnengedrongen. Hij werd geslagen met een soort knuppel door [medeverdachte B] en verdachte, terwijl hij in bed lag en later ook in de woonkamer. Ook [slachtoffer C] kreeg een klap. Toen gingen de mannen weg. De aangifte van [slachtoffer A] wordt ondersteund door het letsel geconstateerd door [verbalisant], te weten een schram op zijn neus, een opgezette elleboog en een bult op zijn hoofd. Tevens heeft [verbalisant] geconstateerd dat de ruit in de voordeur van de woning van [slachtoffer A] vernield is. De aangifte van [slachtoffer A] wordt ook ondersteund door de aangifte van [slachtoffer C]. Zij werd ook plotseling ’s nachts wakker en zag de haar bekende [medeverdachte B] en verdachte bij het bed staan. [Buurmeisje] hoorde tussen 3.50 uur en 4.00 uur geschreeuw van meerdere mannen en glasgerinkel. Hierop werd [buurman] wakker gemaakt door zijn dochter. Hij hoorde, naar zijn verklaring, rumoer in de woning van [slachtoffer A]. Hij zag drie mannen wegrennen en direct [slachtoffer A] en [slachtoffer C] voor het raam staan. Rond 4.10 uur kwam de melding bij de politie binnen. De politie ging posten bij de toegangsweg naar Aalten, waar verdachte en [medeverdachte B] wonen. Rond 4.30 uur kwam er een beige/ gele bedrijfswagen met verhoogde laadruimte aanrijden. Iets voor 5.00 uur zagen verbalisanten een soortgelijke bus voor de woning aan [adres] staan. Het is de woning van de moeder van verdachte. Verdachte weet niet meer wat er is gebeurd door de alcohol en de paddo’s. [medeverdachte B] en verdachte zijn naar de woning gegaan. Ze gingen midden in de nacht met geweld de woning binnen. Ze hadden een slagvoorwerp bij zich. Zonder dat geweld tegen hen werd uitgeoefend, sloegen ze erop los. De officier van justitie hecht minder waarde aan de verklaring van verdachte ter zitting. Hij is niet consistent in zijn verklaring en de officier van justitie ziet in het overige bewijs dat de aangiften worden ondersteund. Wat betreft de mishandeling van en bedreiging jegens [slachtoffer B] heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte [slachtoffer B] in het gezicht heeft geslagen en bij de keel heeft gepakt. Deze aangifte van [slachtoffer B] wordt ondersteund door zijn [broertje ], die rode vlekken in de hals van [slachtoffer B] heeft gezien. Ook de verbalisant heeft rode plekken in de nek van [slachtoffer B] waargenomen. Ten slotte wordt de woordelijke bedreiging in de aangifte van [slachtoffer B] ondersteund door de verklaring van zijn [broertje ].
2. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat wat hem betreft de voorbedachte raad bewezen kan worden. Hij is van mening dat het opzet op het zwaar lichamelijk letsel niet bewezen kan worden. Een klap op een hoofd geeft niet zonder meer de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Het slaan op andere ledematen geeft zeker niet de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Aangever spreekt over het slaan met een ploertendoder, echter deze is niet aangetroffen. De foto’s en waarnemingen betreffende het letsel zeggen niets over met wat voor voorwerp is geslagen. Het is dus speculeren of door met dit voorwerp te slaan verdachte de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De raadsman heeft verzocht verdachte voor feit 1 primair vrij te spreken. Voor het tweede feit heeft de raadsman zich gerefereerd wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
3. In zijn aangifte (voetnoot 2) heeft [slachtoffer A] verklaard dat hij in de nacht van 15 op 16 maart 2008 met zijn vriendin [slachtoffer C] in zijn woning in [plaats] lag te slapen. Hij is wakker geworden doordat hij iemand hoorde roepen “wakker worden, wakker worden”. Hij zag drie personen staan, waarvan hij [medeverdachte B] en verdachte had herkend. Aan het voeteneind van zijn bed zag hij verdachte staan. Hij zag dat verdachte een ploertendoder in zijn hand had. Hij zag en voelde dat verdachte hem tegen het achterhoofd raakte met deze uitschuifbare knuppel (p. 29). Hierna sloeg verdachte hem met dezelfde knuppel tegen zijn linkerarm. Ook in de woonkamer sloeg verdachte hem meerdere keren met de knuppel tegen zijn lichaam. Nadat verdachte en [medeverdachte B] weg waren gegaan, wilde hij de voordeur sluiten. Toen zag hij dat de onderste ruit van de voordeur vernield was (p. 30).
4. In haar aangifte (voetnoot 3) heeft [slachtoffer C] verklaard dat zij in de nacht van 15 op 16 maart 2008 in de woning in [plaats] was met [slachtoffer A]. Zij zag ineens drie mannen in hun slaapkamer staan. Zij herkende de stemmen van verdachte en [medeverdachte B]. Zij zag dat verdachte met een stok naar [slachtoffer A] sloeg. Zij zag een soort knuppel. Zij zag dat verdachte [slachtoffer A] meermalen met die stok sloeg, ook op zijn hoofd. [slachtoffer A] en zij moesten uit bed komen. Elke keer als [slachtoffer A] iets zei, sloeg verdachte hem met de knuppel (p. 61). Later zagen [slachtoffer A] en zij dat de voordeurruit was vernield (p. 62).
5. In zijn aangifte (voetnoot 4)verklaart [slachtoffer B] dat verdachte op maandag 21 januari 2008 bij hem thuis kwam om zij [broertje ] op te zoeken. [slachtoffer B] heeft gevraagd of verdachte zijn huis wilde verlaten. Op dat moment gaf verdachte hem een klap in zijn gezicht. Daarna greep verdachte hem bij de keel. Hij voelde dat hij daardoor moeilijk kon ademen. Verdachte kneep vier tot vijf seconden zijn keel dicht. Toen verdachte weg wilde lopen, riep hij: “als je aangifte doet, dan maak ik je af”. Op dat moment wees verdachte met zijn vinger in de richting van aangever (p. 17).
6. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met medeverdachte [medeverdachte B] en een derde naar het huis van [slachtoffer A] en [slachtoffer C] is gegaan. Uit de auto heeft hij een stuk kunststof kabel meegenomen. Hij heeft de ruit ingeslagen en is naar boven gegaan. Toen hij boven is aangekomen, vroeg hij zich af waar hij mee bezig was. Hij heeft [slachtoffer A] op zijn arm en been geslagen met de kabel. Ook heeft hij [slachtoffer A] met zijn vuist in het gezicht geslagen. Ten aanzien van het derde en vierde ten laste gelegde feit heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer B] met zijn vlakke hand een “vernederingstikje” in het gezicht heeft gegeven. Hij heeft [slachtoffer B] bij de kraag gepakt. Verder heeft verdachte geroepen dat hij hem af zou maken of hem nog wel eens tegen zou komen.
7. De rechtbank acht op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Hoewel verdachte een andere lezing geeft van de ruzie, ondersteunt de verklaring van [slachtoffer C] de aangifte van [slachtoffer A]. Bovendien heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer A] heeft geslagen en de ruit heeft vernield. Ook heeft verdachte ter zitting verklaard [slachtoffer B] een tik te hebben gegeven, bij de kraag te hebben gepakt en hem te hebben bedreigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Hij op 16 maart 2008 te [plaats], gemeente Oude IJsselstreek, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, [slachtoffer A], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg:
- meermalen met een voorwerp, op het lichaam heeft geslagen en
- (vervolgens) tegen het lichaam heeft geslagen en gestompt,
tengevolge waarvan die [slachtoffer A] lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hij op 16 maart 2008 te [plaats], gemeente Oude IJsselstreek, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een voordeur van een woning gelegen aan de [adres]), toebehorende aan [slachtoffer A], heeft vernield.
Hij op 21 januari 2008 te Aalten, opzettelijk mishandelend [slachtoffer B]:
- in het gezicht heeft geslagen en
- bij de keel heeft vastgepakt en vastgepakt heeft gehouden,
waardoor deze [slachtoffer B] pijn heeft ondervonden.
Hij op 21 januari 2008 te Aalten, [slachtoffer B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer B] dreigend de woorden toegevoegd :"Als jij aangifte doet, dan maak ik je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1 subsidiair: mishandeling gepleegd met voorbedachte raad;
2: mishandeling;
3: vernieling;
4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 6 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het wetboek van strafrecht, met een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarden heeft zij gevorderd:
- Reclasseringscontact;
- Geen contact met [medeverdachte B] gedurende de proeftijd.
- Elektronisch toezicht voor de duur van zes maanden, ingaand op een door de reclassering nader bepaald tijdstip.
2. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het letsel bij [slachtoffer A] en [slachtoffer B] gelukkig meevalt. [slachtoffer A] is niet naar de huisarts geweest en het letsel van [slachtoffer B] was beperkt tot zeer gering. De raadsman heeft verzocht om in de strafmaat de voorgeschiedenis tussen [slachtoffer A] en de moeder van verdachte mee te nemen. Verdachte kan aan het werk en wil zijn leven oppakken met zijn vriendin. [slachtoffer A] hoeft niet te vrezen voor verdachte. Het contactverbod tussen verdachte en [medeverdachte B] grijpt diep in op de persoonlijke levenssfeer van verdachte. Ze zijn namelijk van kleins af aan al vrienden. Verdachte zit vanaf 27 maart 2008 in voorarrest. De raadsman is van mening dat dit qua onvoorwaardelijk strafdeel, voldoende is. Wel vraagt hij om een flinke voorwaardelijke werkstraf, als stok achter de deur voor verdachte. Verdachte kan werken en heeft tot 1 september 2008 – wanneer hij met zijn nieuwe baan kan beginnen – de tijd om een eventuele onvoorwaardelijke werkstraf uit te voeren. Het opleggen van elektronisch toezicht heeft wel een grote impact op de bewegingsvrijheid van verdachte. Mocht de rechtbank van mening zijn dat het elektronische toezicht noodzakelijk is, dan verzoekt de raadsman de voorlopige hechtenis zo snel mogelijk op te heffen. Indien de rechtbank geen elektronisch toezicht oplegt, verzoekt de raadsman het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf niet langer te laten duren dan 1 september 2008 en daarbij geen voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte onder invloed van alcohol ‘s nachts bij de slachtoffers in hun eigen woning is binnengedrongen en hen heeft mishandeld. Een huis en al helemaal iemands eigen bed/ slaapkamer dient een plaats te zijn waar men zich veilig voelt. Verdachte heeft deze gevoelens van veiligheid op grove wijze geschonden. Hij heeft bij de rechtbank niet de indruk gewekt dat hij is doordrongen van de ernst van zijn gewelddadige optreden. Ten slotte neemt de rechtbank bij de strafoplegging – ten nadele van verdachte – mee dat hij in het verleden vaker is veroordeeld voor het in vereniging plegen van geweldsdelicten.
Als reactie op de feiten vindt de rechtbank alleen een gevangenisstraf die langer is dan door de officier van justitie gevorderd, op zijn plaats. De door de officier van justitie gevorderde straf doet onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.
5. Teneinde verdachte te confronteren met de keerzijde van zijn strafbare handelen en herhaling daarvan zoveel mogelijk te voorkomen, acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf als hierna vermeld passend en geboden. Met de oplegging van een voorwaardelijk deel beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer A], [adres] [plaats] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2000,-, vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer A] moet worden gematigd tot een bedrag van € 1000,- en voor het overige deel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De raadsman is eveneens van mening dat de vordering van [slachtoffer A] moet worden gematigd. Een feit levert al gauw een groot bedrag op, maar het moet wel binnen de perken blijven.
De rechtbank stelt vast dat de vordering van benadeelde [slachtoffer A] gematigd moet worden. Hiervan uitgaande zal de rechtbank de schade naar redelijkheid en billijkheid begroten op
€ 500,- . Verdachte is hiervoor naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, nu zij van oordeel is dat de vordering voor het meerdere niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve dit deel van zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 285, 300, 301 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres] [plaats], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 maart 2008 tot de dag van algehele voldoening en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Verstaat dat indien en voor zover door de mededader [medeverdachte B] het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde van de verplichting tot betaling zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 500,-, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Gilhuis, voorzitter, Kleinrensink en Roessingh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Ter Haar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 juli 2008.
Mr. Roessingh is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna in punt 1 tot en met 4 wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam) proces-verbaal nr. PL0640/08-103106, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en getekend op 8 april 2008.
In punt 5 wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreffende delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam) proces-verbaal nr. PL0640/08-201277, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en getekend op 7 februari 2008.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 29-30.
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C], p. 61-62.
4 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 17-18.