ECLI:NL:RBZUT:2008:BD6336

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
4 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460142-08 en 06/460424-07 (tul)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Gilhuis
  • Kleinrensink
  • M. Roessingh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor mishandeling en vernieling met voorbedachte rade

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 4 juli 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte B, die op 16 maart 2008 samen met medeverdachte A in de woning van slachtoffer A is binnengedrongen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte, onder invloed van alcohol en drugs, met voorbedachten rade geweld heeft gebruikt tegen slachtoffer A en ook slachtoffer C heeft mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, inclusief ambulante behandeling bij Stichting Moria. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 500,- toegewezen aan beide slachtoffers, A en C, en de vordering van de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat een huis een veilige plek moet zijn en dat verdachte deze veiligheid op grove wijze heeft geschonden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/460142-08 en 06/460424-07 (tul)
Uitspraak d.d.: 4 juli 2008
Tegenspraak / dip – oip (tul)
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte B],
geboren te [plaats] op [1980],
wonende te [plaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2008.
Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 maart 2008 te [plaats], gemeente Oude IJsselstreek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer A]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk:
- naar de woning van die [slachtoffer A] is gegaan en/of een ploertendoder, althans een hard voorwerp heeft meegenomen en/of
- (vervolgens) de ruit van de voordeur van die woning heeft vernield en/of vervolgens via de ontstane opening in die ruit de woning is binnengegaan en/of
- (vervolgens) de slaapkamer, waar die [slachtoffer A] lag te slapen, is binnengegaan en/of die [slachtoffer A] de woorden heeft toegevoegd:"Wakker worden" en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal, met een ploertendoder, althans een hard voorwerp, in/op het gezicht/hoofd en/of (elders) op het lichaam heeft geslagen en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer A] op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 16 maart 2008 te [plaats], gemeente Oude IJsselstreek, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer A], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk:
- meermalen, althans eenmaal, met een ploertendoder, althans een hard voorwerp, in/op het gezicht/hoofd en/of (elders) op het lichaam heeft geslagen en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, tengevolge waarvan die [slachtoffer A] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 16 maart 2008 te [plaats], gemeente Oude IJsselstreek, opzettelijk mishandelend [slachtoffer C] tegen het lichaam heeft geduwd en/of op/tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze [slachtoffer C] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 16 maart 2008 te [plaats], gemeente Oude IJsselstreek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een voordeur van een woning gelegen aan/nabij de [adres], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte wilde met medeverdachte [medeverdachte A] verhaal gaan halen bij slachtoffer [slachtoffer A], naar aanleiding van gestelde bedreigingen door deze [slachtoffer A] ten opzichte van de moeder van [medeverdachte A]. Zij waren beide onder invloed van alcohol en verdachte was ook onder invloed van drugs. Eenmaal bij de slachtoffers binnengekomen, vroegen verdachte en [medeverdachte A] zich af waar ze mee bezig waren. Na enkele klappen te hebben uitgedeeld, zijn zij vervolgens weggegaan. Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen dat bij verdachte het opzet bestond om het slachtoffer [slachtoffer A] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, ook niet in voorwaardelijke zin. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat niet hij, maar medeverdachte [medeverdachte A] de ruit in de voordeur heeft vernield. Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen dat verdachte ook maar énig aandeel heeft gehad in de vernieling van de ruit van de voordeur. Verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewijsmotivering (voetnoot 1)
1. De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair (medeplegen poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel) en 2 (mishandeling) tenlastegelegde. In zijn aangifte verklaart [slachtoffer A] dat hij verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] herkent als de personen die ’s nachts in zijn woning zijn binnengedrongen. Hij werd geslagen met een soort knuppel door [medeverdachte A] en verdachte, terwijl hij in bed lag en later ook in de woonkamer. Ook [slachtoffer C] kreeg een klap. Toen gingen de mannen weg. De aangifte van [slachtoffer A] wordt ondersteund door het letsel geconstateerd door verbalisant Bod, te weten een schram op zijn neus, een opgezette elleboog en een bult op zijn hoofd. De aangifte van [slachtoffer A] wordt ook ondersteund door de aangifte van [slachtoffer C]. Zij werd ook plotseling ’s nachts wakker en zag de haar bekende [medeverdachte A] en verdachte bij het bed staan. [Buurmeisje] hoort tussen 3.50 uur en 4.00 uur geschreeuw van meerdere mannen en glasgerinkel. Hierop wordt [buurman] wakker gemaakt door zijn dochter. Hij hoorde rumoer in de woning van [slachtoffer A]. Hij zag drie mannen wegrennen en direct [slachtoffer A] en [slachtoffer C] voor het raam staan. Rond 4.10 uur kwam de melding bij de politie binnen. De politie ging posten bij de toegangsweg naar Aalten, waar verdachte en [medeverdachte A] wonen. Rond 4.30 uur kwam er een beige/ gele bedrijfswagen met verhoogde laadruimte aanrijden. Iets voor 5.00 uur zagen verbalisanten een soortgelijke bus voor de woning aan [adres] staan. In deze woning werd verdachte op het toilet aangehouden. Het is de woning van de moeder van [medeverdachte A]. Verdachte weet niet meer wat er is gebeurd door de alcohol en de paddo’s. Verdachte en [medeverdachte A] zijn naar de woning gegaan. Ze gingen midden in de nacht met geweld de woning binnen. Ze hadden een slagvoorwerp bij zich. Zonder dat geweld tegen hen werd uitgeoefend, sloegen ze erop los. Verdachte sloeg bovendien [slachtoffer C] nog in haar woning. De officier van justitie hecht minder waarde aan de ontkennende verklaring van verdachte ter zitting. Hij is niet consistent in zijn verklaringen en de officier van justitie ziet in het overige bewijs dat de aangiften worden ondersteund.
2. De raadsman heeft gepleit dat het voorval niet zomaar is ontstaan. Verdachte en [medeverdachte A] wilden [slachtoffer A] niet opzoeken. Het is niet goed te praten wat ze hebben gedaan, maar er was wel een aanleiding voor. Verdachte heeft [slachtoffer A] op zijn knie geslagen. De raadsman is van mening dat het letsel van [slachtoffer A] niet correspondeert met het te verwachten letsel als gevolg van de – door de officier van justitie bewezen – slagen op zijn hoofd en tegen zijn lichaam. De raadsman verwijst hiervoor naar een vonnis van de rechtbank Zutphen (LJN: AY5814). De raadsman concludeert tot vrijspraak voor het onder 1 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het tweede ten laste gelegde feit is geen uitwendig letsel bij [slachtoffer C] geconstateerd. [slachtoffer A] verklaart over een vuistslag, maar verdachte geeft een andere lezing aan de gebeurtenissen. Het is maar net welke lezing je gelooft. De raadsman gelooft de lezing van verdachte en vraagt vrijspraak voor het onder 2 ten laste gelegde.
3. In zijn aangifte (voetnoot 2) verklaart [slachtoffer A] dat hij in de nacht van 15 op 16 maart 2008 met zijn vriendin [slachtoffer C] in zijn woning in [plaats] lag te slapen. Hij was wakker geworden doordat hij iemand hoorde roepen “wakker worden, wakker worden”. Hij zag drie personen staan, waarvan hij [medeverdachte A] en verdachte had herkend (p. 29). Aan het voeteneind van zijn bed zag hij verdachte staan. Hij zag en voelde dat verdachte hem met zijn vuist sloeg. [slachtoffer C] en hij moesten uit bed en naar de woonkamer gaan. [slachtoffer C] wilde tussen [medeverdachte A] en mij komen. Ik zag dat verdachte haar een klap tegen haar hoofd gaf. Hij sloeg haar met de vuist (p. 30).
4. In haar aangifte (voetnoot 3) verklaart [slachtoffer C] dat zij in de nacht van 15 op 16 maart 2008 in de woning in [plaats] was met [slachtoffer A]. Zij zag ineens drie mannen in hun slaapkamer staan. Zij herkende de stemmen van verdachte en [medeverdachte A]. Zij zag dat verdachte [slachtoffer A] met zijn vuisten sloeg. [slachtoffer A] en zij moesten uit bed komen. In de woonkamer heeft zij [medeverdachte A] en verdachte bij [slachtoffer A] weggeduwd. Toen werd zij door verdachte weggeduwd en geslagen tegen haar hoofd (p. 61).
5. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij onder invloed van alcohol en drugs met [medeverdachte A] naar het huis van [slachtoffer A] en [slachtoffer C] is gegaan. Eenmaal binnen heeft verdachte [slachtoffer A] op zijn knie geslagen. [medeverdachte A] heeft [slachtoffer A] ook geslagen. Verder heeft hij [slachtoffer C] een duw gegeven. Voorts verklaart hij dat hij niet voor [slachtoffer C] kwam. Hij wilde haar niets doen.
6. De rechtbank acht op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Hoewel verdachte een andere lezing geeft van de ruzie, ondersteunt de verklaring van [slachtoffer C] [slachtoffer C] de aangifte van [slachtoffer A]. De verklaring van [slachtoffer A] ondersteunt eveneens de aangifte van [slachtoffer C]. Bovendien verklaart verdachte ter zitting dat hij [slachtoffer A] heeft geslagen en [slachtoffer C] heeft geduwd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
Hij op 16 maart 2008 te [plaats], gemeente Oude IJsselstreek, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, [slachtoffer A], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg:
- meermalen met een voorwerp, op het lichaam heeft geslagen en
- (vervolgens) tegen het lichaam heeft geslagen en gestompt,
tengevolge waarvan die [slachtoffer A] lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
2.
Hij op 16 maart 2008 te [plaats], gemeente Oude IJsselstreek, opzettelijk mishandelend [slachtoffer C] tegen het lichaam heeft geduwd en op het hoofd heeft geslagen, waardoor deze [slachtoffer C] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1 subsidiair: mishandeling gepleegd met voorbedachte raad;
2: mishandeling;
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 8 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het wetboek van strafrecht, met een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarden heeft zij gevorderd:
- Reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij Stichting Moria;
- Geen contact met [medeverdachte A] gedurende de proeftijd.
Daarnaast heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van 90 dagen gevangenisstraf, aan verdachte voorwaardelijk opgelegd bij na te melden vonnis van de politierechter te Zutphen.
2. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een straf met het onvoorwaardelijke deel gelijk aan het voorarrest passend is. Tevens zal een voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht passend zijn. Als de rechtbank van oordeel is dat een werkstraf passend is, dan heeft de raadsman verzocht deze op te leggen in plaats van een gevangenisstraf. Verdachte was bezig een werkstraf uit te voeren, maar in verband met de gepleegde feiten is deze stopgezet. Deze werkstraf moet nog worden afgerond. Verdachte is bereid de handen uit de mouwen te steken. Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging is de raadsman van oordeel dat deze moet worden afgewezen op basis van het gelijkheidsbeginsel. Kennelijk is er iets misgegaan, nu medeverdachte [medeverdachte A] (ten onrechte) geen vordering tenuitvoerlegging heeft ontvangen van het openbaar ministerie. Het gaat om hetzelfde feit dat destijds is gepleegd. Subsidiair verzoekt de raadsman de proeftijd te verlengen. Meer subsidiair verzoekt de raadsman de vordering tenuitvoerlegging om te zetten in een werkstraf. Het contactverbod dat door de officier van justitie is gevorderd, is in strijd met artikel 8 EVRM. Iedereen heeft contact met (levenslange) vrienden, zo ook verdachte. Een ander probleem is dat het niet valt te controleren. Als de rechtbank het ermee eens is dat verdachte lang genoeg heeft gezeten, dan verzoekt de raadsman dat zo snel mogelijk kenbaar te maken.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte onder invloed van alcohol en drugs ‘s nachts bij de slachtoffers in hun eigen woning is binnengedrongen en hen heeft mishandeld. Een huis dient een plaats te zijn waar men zich veilig voelt. Verdachte heeft deze gevoelens van veiligheid op grove wijze geschonden. Hij heeft bij de rechtbank niet de indruk gewekt dat hij is doordrongen van de ernst van zijn gewelddadige optreden. Ten slotte neemt de rechtbank bij de strafoplegging – ten nadele van verdachte – mee dat hij en medeverdachte [medeverdachte A] in het verleden vaker zijn veroordeeld voor het in vereniging plegen van geweldsdelicten.
Als reactie op de feiten vindt de rechtbank niet (ook) een werkstraf, maar alleen een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel langer is dan door de officier van justitie gevorderd, op zijn plaats. De door de officier van justitie gevorderde straffen doen onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.
5. Teneinde verdachte te confronteren met de keerzijde van zijn strafbare handelen en herhaling daarvan zoveel mogelijk te voorkomen, acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf als hierna vermeld passend en geboden. Met de oplegging van een voorwaardelijk deel beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 19 oktober 2007 (06/460424-07) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen van oordeel dat, deze volledig ten uitvoer moet worden gelegd. Dat mogelijk in de zaak van een medeverdachte ook een tenuitvoerlegging had kunnen worden gevorderd, maar dat zulks is nagelaten, doet hieraan niet af.
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer A], [adres] [plaats] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2000,-, vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer A] moet worden gematigd tot een bedrag van € 1000,- en voor het overige deel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De raadsman is eveneens van mening dat de vordering van [slachtoffer A] moet worden gematigd. Een feit levert al gauw een groot bedrag op, maar het moet wel binnen de perken blijven.
De benadeelde partij [slachtoffer C], [adres] [plaats] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1200,-, vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ook de vordering van [slachtoffer C] moet worden gematigd tot een bedrag van € 500,- en voor het overige deel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De raadsman is eveneens van mening dat de vordering van [slachtoffer C] moet worden gematigd. Hij vraagt zich af in hoeverre sprake is van een rechtstreeks verband tussen de vordering en de klap, of dat de schade te maken heeft met het aanwezig zijn bij de mishandeling van [slachtoffer A].
De rechtbank stelt vast dat de vorderingen van benadeelden [slachtoffer A] en [slachtoffer C] gematigd moeten worden. De omstandigheden waarin beide benadeelden een klap hebben gekregen zijn gelijk. Hiervan uitgaande zal de rechtbank de schade naar billijkheid vaststellen op € 500,- per persoon. Verdachte is hiervoor naar burgerlijk recht (in het geval van [slachtoffer A] hoofdelijk) aansprakelijk. De vorderingen dienen tot dit bedrag te worden toegewezen.
De rechtbank zal benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, nu zij van oordeel is dat de vorderingen voor het meerdere niet van zo eenvoudige aard zijn dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partijen kunnen derhalve dit deel van hun vorderingen slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 27, 36f, 57, 300 en 301 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 (acht) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door Stichting Moria. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die door of namens de leiding van Stichting Moria zullen worden gegeven.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van rechtbank te Zutphen van 19 oktober 2007, te weten van:
90 dagen gevangenisstraf.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres] [plaats], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 maart 2008 tot de dag van algehele voldoening en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde van de verplichting tot betaling zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 500,-, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer C], [adres] [plaats], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 maart 2008 tot de dag van algehele voldoening en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer C], een bedrag te betalen van € 500,-, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Gilhuis, voorzitter, Kleinrensink en Roessingh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Ter Haar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 juli 2008.
Mr. Roessingh is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (Stam) proces-verbaal nr. PL0640/08-103106, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en getekend op 8 april 2008.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 29-30.
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C], p. 61-62.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1 subsidiair: mishandeling gepleegd met voorbedachte raad;
2: mishandeling;
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 8 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het wetboek van strafrecht, met een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarden heeft zij gevorderd:
- Reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij Stichting Moria;
- Geen contact met [medeverdachte A] gedurende de proeftijd.
Daarnaast heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van 90 dagen gevangenisstraf, aan verdachte voorwaardelijk opgelegd bij na te melden vonnis van de politierechter te Zutphen.
2. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een straf met het onvoorwaardelijke deel gelijk aan het voorarrest passend is. Tevens zal een voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht passend zijn. Als de rechtbank van oordeel is dat een werkstraf passend is, dan heeft de raadsman verzocht deze op te leggen in plaats van een gevangenisstraf. Verdachte was bezig een werkstraf uit te voeren, maar in verband met de gepleegde feiten is deze stopgezet. Deze werkstraf moet nog worden afgerond. Verdachte is bereid de handen uit de mouwen te steken. Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging is de raadsman van oordeel dat deze moet worden afgewezen op basis van het gelijkheidsbeginsel. Kennelijk is er iets misgegaan, nu medeverdachte [medeverdachte A] (ten onrechte) geen vordering tenuitvoerlegging heeft ontvangen van het openbaar ministerie. Het gaat om hetzelfde feit dat destijds is gepleegd. Subsidiair verzoekt de raadsman de proeftijd te verlengen. Meer subsidiair verzoekt de raadsman de vordering tenuitvoerlegging om te zetten in een werkstraf. Het contactverbod dat door de officier van justitie is gevorderd, is in strijd met artikel 8 EVRM. Iedereen heeft contact met (levenslange) vrienden, zo ook verdachte. Een ander probleem is dat het niet valt te controleren. Als de rechtbank het ermee eens is dat verdachte lang genoeg heeft gezeten, dan verzoekt de raadsman dat zo snel mogelijk kenbaar te maken.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte onder invloed van alcohol en drugs ‘s nachts bij de slachtoffers in hun eigen woning is binnengedrongen en hen heeft mishandeld. Een huis dient een plaats te zijn waar men zich veilig voelt. Verdachte heeft deze gevoelens van veiligheid op grove wijze geschonden. Hij heeft bij de rechtbank niet de indruk gewekt dat hij is doordrongen van de ernst van zijn gewelddadige optreden. Ten slotte neemt de rechtbank bij de strafoplegging – ten nadele van verdachte – mee dat hij en medeverdachte [medeverdachte A] in het verleden vaker zijn veroordeeld voor het in vereniging plegen van geweldsdelicten.
Als reactie op de feiten vindt de rechtbank niet (ook) een werkstraf, maar alleen een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel langer is dan door de officier van justitie gevorderd, op zijn plaats. De door de officier van justitie gevorderde straffen doen onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.
5. Teneinde verdachte te confronteren met de keerzijde van zijn strafbare handelen en herhaling daarvan zoveel mogelijk te voorkomen, acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf als hierna vermeld passend en geboden. Met de oplegging van een voorwaardelijk deel beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 19 oktober 2007 (06/460424-07) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen van oordeel dat, deze volledig ten uitvoer moet worden gelegd. Dat mogelijk in de zaak van een medeverdachte ook een tenuitvoerlegging had kunnen worden gevorderd, maar dat zulks is nagelaten, doet hieraan niet af.
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer A], [adres] [plaats] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2000,-, vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer A] moet worden gematigd tot een bedrag van € 1000,- en voor het overige deel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De raadsman is eveneens van mening dat de vordering van [slachtoffer A] moet worden gematigd. Een feit levert al gauw een groot bedrag op, maar het moet wel binnen de perken blijven.
De benadeelde partij [slachtoffer C], [adres] [plaats] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1200,-, vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ook de vordering van [slachtoffer C] moet worden gematigd tot een bedrag van € 500,- en voor het overige deel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De raadsman is eveneens van mening dat de vordering van [slachtoffer C] moet worden gematigd. Hij vraagt zich af in hoeverre sprake is van een rechtstreeks verband tussen de vordering en de klap, of dat de schade te maken heeft met het aanwezig zijn bij de mishandeling van [slachtoffer A].
De rechtbank stelt vast dat de vorderingen van benadeelden [slachtoffer A] en [slachtoffer C] gematigd moeten worden. De omstandigheden waarin beide benadeelden een klap hebben gekregen zijn gelijk. Hiervan uitgaande zal de rechtbank de schade naar billijkheid vaststellen op € 500,- per persoon. Verdachte is hiervoor naar burgerlijk recht (in het geval van [slachtoffer A] hoofdelijk) aansprakelijk. De vorderingen dienen tot dit bedrag te worden toegewezen.
De rechtbank zal benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, nu zij van oordeel is dat de vorderingen voor het meerdere niet van zo eenvoudige aard zijn dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partijen kunnen derhalve dit deel van hun vorderingen slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 27, 36f, 57, 300 en 301 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 (acht) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door Stichting Moria. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die door of namens de leiding van Stichting Moria zullen worden gegeven.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van rechtbank te Zutphen van 19 oktober 2007, te weten van:
90 dagen gevangenisstraf.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres] [plaats], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 maart 2008 tot de dag van algehele voldoening en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde van de verplichting tot betaling zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 500,-, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer C], [adres] [plaats], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 maart 2008 tot de dag van algehele voldoening en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer C], een bedrag te betalen van € 500,-, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Gilhuis, voorzitter, Kleinrensink en Roessingh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Ter Haar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 juli 2008.
Mr. Roessingh is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (Stam) proces-verbaal nr. PL0640/08-103106, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en getekend op 8 april 2008.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 29-30.
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C], p. 61-62.