ECLI:NL:RBZUT:2008:BD6578

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
8 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/925603-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Brouns
  • mr. Van der Hooft
  • mr. Van de Wetering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van rechtspersoon voor het vervoeren van bedrijfsafvalstoffen zonder begeleidingsbrief

Op 8 juli 2008 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een besloten vennootschap, hierna te noemen [naam] B.V., die werd beschuldigd van het vervoeren van bedrijfsafvalstoffen, in dit geval natte aardappeltarragrond, zonder de vereiste begeleidingsbrief zoals voorgeschreven in de Wet milieubeheer. De zaak kwam voor de rechtbank na een verwijzing door de economische politierechter op 3 maart 2008, na een onderzoek op de terechtzitting op 24 juni 2008. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 15 augustus 2007 een vrachtauto, waarvan het kenteken op naam stond van [naam] B.V., natte tarragrond vervoerde zonder de benodigde begeleidingsbrief. De verdediging voerde aan dat [naam] B.V. niet verantwoordelijk was voor de tarragrond, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de tarragrond op het moment van vervoer als afvalstof kwalificeerde en dat de verdachte niet voldeed aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet milieubeheer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, door het vervoeren van afvalstoffen zonder de juiste documentatie, het milieu in gevaar had kunnen brengen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2008.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige economische kamer
Parketnummer: 06/925603-07
Uitspraak d.d.: 08 juli 2008
Tegenspraak / dnip
VONNIS
in de zaak tegen:
De besloten vennootschap
[naam] B.V.[adres en plaats]],
ter terechtzitting vertegenwoordigd door de directeur (van de besloten vennootschap [naam] Holding B.V., zijnde enig aandeelhouder en bestuurder van [naam] B.V.), genaamd:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1956],
wonende te [adres en plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
24 juni 2008.
De economische politierechter heeft deze strafzaak op 03 maart 2008, met aanzegging aan verdachte en diens raadsman, verwezen naar de meervoudige economische kamer voor strafzaken. De rechtbank beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting opnieuw wordt aangevangen.
Deze strafzaak wordt gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen
[verdachte], parketnummer 06/925553-07.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 15 augustus 2007, in de gemeente [plaats], althans in Nederland,
al dan niet opzettelijk, als degene die bedrijfsafvalstoffen, te weten (natte aardappel) tarragrond, vervoerde, niet heeft voldaan aan de verplichting zolang zij, verdachte, die afvalstoffen onder zich had, een begeleidingsbrief als bedoeld in artikel 10.39 (van de Wet milieubeheer) bij die afvalstoffen aanwezig te hebben;
art 10.44 lid 1 Wet milieubeheer
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De bewijsmotivering (voetnoot 1)
A. De vaststaande feiten
Op 15 augustus 2007 is door een vrachtauto, voorzien van het kenteken
[kenteken], natte tarra vervoerd, welke tarragrond vervolgens is gelost in een bassin aan de [perceel B] in de gemeente [plaats]. De chauffeur van deze vrachtauto had geen begeleidingsbrief als bedoeld in artikel 10.39 Wet milieubeheer (Wmb) bij zich. Het kentekenbewijs van de vrachtauto stond op naam van [naam] B.V.
B. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
C. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld, dat voor dit feit vrijspraak dient te volgen omdat [naam] B.V. niets van doen heeft met de tarragrond, dat is [verdachte] als eenmanszaak.
Verder heeft de raadsman namens verdachte gesteld, kort samengevat, dat tarragrond geen afvalstof is en dat om die reden geen begeleidingsbrief nodig is.
D. Beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank acht voor het bewijs de volgende feiten en omstandigheden uit het dossier redengevend.
Uit de uittreksels van de Kamer van Koophandel voor Oost Nederland (voetnoot 2)
valt af te leiden, dat de besloten vennootschap [naam] B.V. sinds 29 mei 2007 de onderneming drijft, met als bedrijfsomschrijving: “De handel in fourages, veevoeders, (an)organische mest en dienstverlening op het gebied van transport, logistiek en techniek in binnen en buitenland”.
Op 15 augustus 2007 is door verbalisanten geconstateerd (voetnoot 3) dat in de gemeente [plaats] een transport van een container met tarragrond is verricht met een vrachtauto, waarvan het kenteken op naam staat van [naam] B.V.
[Getuige] heeft verklaard (voetnoot 4), dat hij als chauffeur werkt bij [naam] B.V. en is ingevallen voor een chauffeur die zich ziek heeft gemeld en van [verdachte] opdracht heeft gekregen om de container met tarragrond bij [aardappelverwerkingsbedrijf] op te halen en te lossen op de [perceel B]. Voorts heeft hij verklaard dat hij geen begeleidende stukken heeft gehad.
De vertegenwoordiger van verdachte, [verdachte], heeft bij de politie verklaard (voetnoot 5), dat hij de chauffeur de container met tarra heeft laten ophalen en dat die chauffeur daarbij zijn eigen wagen van [naam] B.V., waarvan hij, [verdachte], directeur is, heeft meegenomen en niet de wagen van zijn, [verdachte]s, eigen bedrijf.
Met deze weergave van de bewijsmiddelen is het primaire verweer tevens verworpen.
Voor de uitleg van de term “afvalstoffen” dient aansluiting te worden gezocht bij de Richtlijn 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen (Rechtbank: voorheen de Kaderrichtlijn afvalstoffen
nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975), verder te noemen: de Richtlijn, nader uitgewerkt in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer (Wmb).
In deze Richtlijn (art. 1 eerste lid sub a) wordt verstaan onder “afvalstof”: elke stof of voorwerp behorende tot de in de bijlage 1 genoemde categorieën waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Daarbij geldt, volgens jurisprudentie van het Hof van Europese Justitie, dat deze bijlage indicatieve betekenis heeft en de kwalificatie van afval vooral afhangt van het gedrag van de houder, namelijk of deze zich al dan niet van de betrokken stoffen wil ontdoen. Het begrip afvalstof kan niet restrictief worden uitgelegd.
Voor de term “bedrijfsafvalstoffen” gaat de rechtbank uit van de definitie van artikel 1.1. van de Wmb, te weten: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen”.
Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van verdachte, [verdachte], verklaard dat de aardappeltarragrond waar het aardappelverwerkingsbedrijf [aardappelverwerkingsbedrijf] [plaats] zich van ontdoet, tegen betaling van € 16 - € 18 per ton wordt afgenomen en onder meer op 15 augustus 2007 in containers is afgevoerd naar de percelen [perceel A] te [plaats] en [perceel B] te [plaats] om daar gestort te worden.
Die afname en die afvoer wordt door [aardappelverwerkingsbedrijf] bevestigd (voetnoot 6).
De rechtbank sluit zich voor wat betreft de term “afvalstoffen” voorts aan bij de arresten van de Hoge Raad (HR 14 december 2004, LJN: AR4900 en HR 19 juni 2007, LJN:AY9199), inhoudende dat: “Als er iemand in de keten is die zich van een stof of voorwerp heeft ontdaan, de stof of het voorwerp een afvalstof in de zin van de Richtlijn blijft tot aan het moment dat de stof of het voorwerp is verwijderd of nuttig is toegepast”. In casu is de tarragrond op het moment waarop deze vervoerd, als hier is gebeurd, dus een afvalstof en dient een begeleidingsbrief als bedoeld in artikel 10.39 van de Wmb bij die afvalstoffen aanwezig te zijn.
Het (subsidiaire) verweer wordt mitsdien verworpen.
Als uiterst subsidiair verweer heeft de raadsman aangevoerd dat alle grondstromen volledig traceerbaar zijn en er volledig voldaan wordt aan alle gestelde eisen. De rechtbank verstaat dit verweer aldus, dat al aangenomen dat er sprake is van een afvalstof, strafbaarheid ontbreekt.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Het feit dat de tarragrond volgens de verklaring van de vertegenwoordiger van verdachte in de tenlastegelegde periode alleen gestort is op de percelen [perceel A] te [plaats] en [perceel B] te [plaats], en aldus volledig traceerbaar is en er volledig voldaan wordt aan alle gestelde eisen, doet niets af aan het feit, zoals hiervoor overwogen, dat het gaat om vervoer van afvalstoffen waarvoor een begeleidingsbrief als bedoeld in artikel 10.39 Wmb vereist is.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
zij op 15 augustus 2007, in de gemeente [plaats], opzettelijk, als degene die bedrijfsafvalstoffen, te weten natte aardappeltarragrond, vervoerde, niet heeft voldaan aan de verplichting zolang zij, verdachte, die afvalstoffen onder zich had, een begeleidingsbrief als bedoeld in artikel 10.39 van de Wet milieubeheer bij die afvalstoffen aanwezig te hebben;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.44, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk gepleegd door een rechtspersoon.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft ter zake het tenlastegelegde feit gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 500, -.
De rechtbank heeft bij de op te leggen straf rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de aard en de hoedanigheid van de verdachte rechtspersoon en haar draagkracht, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft de rechtbank meer in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte met louter commerciële doeleinden afvalstoffen (aardappeltarragrond) heeft vervoerd, zonder een begeleidingsbrief als bedoeld in artikel 10.39 van de Wmb. Aldus handelend heeft verdachte het zicht en de controle op grote hoeveelheden afvalstoffen ernstig bemoeilijkt, zo niet onmogelijk gemaakt, waardoor het milieu in gevaar kan worden gebracht.
De rechtbank acht oplegging van een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op:
Wet op de economische delicten, artikelen 1a (oud), 2, 6
Wet milieubeheer, artikel 10.44
Wetboek van Strafrecht, artikelen 1, 23, 24, 51, 91
Beslissing
De rechtbank:
* Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
* Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
* Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar
* Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 500, - (vijfhonderd euro).
Aldus gewezen door:
mr. Brouns, voorzitter, mr. Van der Hooft en mr. Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van Beers-de Badts, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 08 juli 2008.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het (Stam)proces-verbaal nr. PL0617/07-206588, Regionaal Milieuteam, Team Elburg/[plaats], gesloten en getekend op
24 augustus 2007.
2 Uittreksels Kamer van Koophandel voor Oost Nederland van 15 augustus 2007, dossiernummers 05085470 en 39065489 (schriftelijk bescheiden) p. 10-11
3 Proces-verbaal van bevindingen, p.3-7.
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige, p 19.
5 Proces-verbaal van verhoor van de vertegenwoordiger van verdachte, p 20.
6 Proces-verbaal/ambtelijk verslag p. 26-27 en Proces-verbaal van verhoor, p. 28-32.