Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 92670 / KG ZA 08-85
Vonnis in kort geding van 2 juni 2008
[eiseres],
wonende te Wageningen,
eiseres,
procureur mr. E.G.M. Wiggers,
advocaat mr. J.D. van Vlastuin te Utrecht,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRAKTIJK [gedaagde] B.V.,
gevestigd te Putten,
gedaagde,
procureur mr. C.B. Gaaf,
advocaat mr. M.C. van der Giessen te Woerden.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiseres]
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is van 1992 tot eind 2006 in loondienst werkzaam geweest bij notariskantoor [gedaagde]. In oktober 2006 heeft [eiseres] zelf ontslag genomen per 31 december 2006.
2.2. Op 1 februari 2007 is [eiseres] in dienst getreden bij notariskantoor [naam notariskantoor], op ongeveer 15 kilometer afstand van [gedaagde].
2.3. Bij arrest van het gerechtshof te Arnhem van 23 oktober 2007 is het vonnis in kort geding van 28 februari 2006 van de kantonrechter van de rechtbank Arnhem, locatie Wageningen, vernietigd. Het gerechtshof heeft als volgt beslist:
“Het hof, rechtdoende in het principaal en incidenteel hoger beroep als voorzieningenrechter:
(…)
veroordeelt [eiseres] tot staking van haar werkzaamheden bij notariskantoor [naam notariskantoor] met onmiddellijke ingang en voor de duur van twee jaren na beëindiging van haar dienstverband bij Praktijk [gedaagde], op straffe van een dwangsom van € 2.500,-- voor iedere dag dat [eiseres] 14 dagen na betekening van het arrest in gebreke blijft aan het arrest te voldoen;
bepaalt dat geen dwangsommen meer verbeurd zullen worden boven een maximum van € 150.000,-- in totaal;
(…)”
2.4. Op 25 oktober 2007 heeft mr. Van der Giessen aan mr. A. Klaassen bevestiging gevraagd of het arrest zou worden nageleefd en medegedeeld dat zekerheidshalve tot betekend zou worden overgegaan. Mr. Klaassen is de advocaat van [eiseres] in eerder genoemde kort-gedingprocedure. Ook de appeldagvaarding in die kort-gedingprocedure is aan het kantoor van Klaassen betekend.
2.5. Mr. Klaassen heeft bij brief van 1 november 2007 gereageerd met de mededeling dat het arrest voor [eiseres] onacceptabel is en dat een bodemprocedure zou worden gestart. Daarnaast is een schikkingsvoorstel gedaan.
2.6. In eerste instantie, op 30 oktober 2007, heeft [gedaagde] voornoemd arrest door de deurwaarder laten betekenen op een oud adres van [eiseres]. Op 1 november 2007 heeft [gedaagde] het arrest nogmaals laten betekenen ten kantore van mr. A. Klaassen.
2.7. Bij brief van 7 november 2007 deelt mr. Van der Giessen aan mr. Klaassen mede dat [gedaagde] niet bereid is op het schikkingsvoorstel in te gaan. Daarnaast deelt zij onder meer het volgende mede:
“Cliënte gaat er dan ook van uit dat uw cliënte haar werkzaamheden met onmiddellijke ingang zal staken althans inmiddels reeds gestaakt heeft. De start van een bodemprocedure doet daaraan uiteraard niet af. Indien uw cliënte daarin in gebreke blijft, zal zijdens cliënte niet worden geschroomd tot incassering van de opgelegde dwangsommen over te gaan, zodra de gestelde termijn (14 dagen na betekening, derhalve op 14 november a.s.) is verstreken.”
Op deze brief is niet gereageerd.
2.8. Bij brief van 20 december 2007 verzoekt mr. Van der Giessen aan mr. Klaassen of hij [eiseres] wil aansporen aan de proceskostenveroordeling te voldoen. Daarnaast bericht zij als volgt:
“Tevens verneem ik gaarne nog van u de bevestiging dat uw cliënte haar werkzaamheden bij notariskantoor [naam notariskantoor] heeft gestaakt conform de beslissing van het Hof. Mocht uw cliënte nog tot een bodemprocedure willen overgaan, verneem ik dat eveneens wel tijdig van u. (…)”
2.9. Op 21 december 2007 ontvangt [gedaagde] een dagvaardig in verband met de reeds aangekondigde bodemprocedure.
2.10. Op 7 maart 2008 heeft [gedaagde] voornoemd arrest nogmaals laten betekenen, deze keer op het juiste woonadres van [eiseres], met de mededeling dat [eiseres] het maximum aan dwangsommen heeft verbeurd en met het bevel dat zij in verband daarmee in totaal een bedrag van EUR 153.977,56 aan de deurwaarder dient te voldoen.
2.11. Bij brief van 8 maart 2008 deelt [eiseres] de deurwaarder als volgt mede:
“Gisteren 7 maart jl. heb ik de betekening ontvangen van het arrest van het Gerechtshof te Arnhem d.d. 23 oktober 2007 rolnr. 2007/499 KG, zodat ik thans kennis heb kunnen nemen van de inhoud van het arrest en de genomen beslissing.
Uiteraard zal ik gevolg geven aan de in het arrest gestelde eis mijn werkzaamheden binnen de daartoe gestelde tijd te beëindigen.
De door u gestelde bedragen ben ik niet verschuldigd. Overigens bevatten deze ook een onjuistheid.”
3.1. [eiseres] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] wordt verboden om het onderhavige arrest ten uitvoer te leggen voor zover deze executie betrekking heeft op dwangsommen die volgens [gedaagde] zijn verbeurd voor 7 maart 2008, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 2.500,-- voor iedere dag dat [gedaagde] deze tenuitvoerlegging voortzet of nalaat om deze te beëindigen, zulks met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2. [eiseres] legt – samengevat – aan haar vordering ten grondslag dat het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 23 oktober 2007 bij exploot van 7 maart 2008 voor het eerst op rechtsgeldige wijze aan haar is betekend en dat op grond daarvan de in het arrest opgelegde dwangsommen pas kunnen worden verbeurd vanaf 14 dagen na die betekening. Nu zij binnen de termijn van 14 dagen na de betekening van 7 maart 2008 haar werkzaamheden bij notariskantoor [naam notariskantoor] heeft beëindigd, stelt [eiseres] zich op het standpunt geen dwangsommen te hebben verbeurd.
3.3. [gedaagde] voert ten verwere aan dat [eiseres] na 23 oktober 2007 welbewust is doorgegaan met het voor [gedaagde] schadetoebrengend handelen en zij zodoende willens en wetens het risico heeft genomen te worden geconfronteerd met oplegging van dwangsommen. Op 1 november 2007 is het arrest ten kantore van mr. Klaassen betekend omdat het woonadres van [eiseres] niet kon worden achterhaald door de deurwaarder en mr. Klaassen, mede gelet op de dagvaarding van 21 december 2007 in de bodemprocedure, nog steeds als gemachtigde van [eiseres] optrad. [gedaagde] erkent dat deze betekening niet volgens de daartoe geldende betekeningsvoorschriften heeft plaatsgevonden nu het geen exploot betreft waarbij verzet is gedaan of hoger beroep of cassatie is ingesteld. Gelet op artikel 66 lid 1 Rv brengt niet-naleving van de betekeningsvoorschriften echter slechts nietigheid van het exploot met zich mee voor zover aannemelijk is dat degene voor wie het exploot is bestemd, door het gebrek onredelijk is benadeeld. [gedaagde] stelt dat [eiseres] door het gebrek niet onredelijk is benadeeld nu aannemelijk is dat het exploot haar heeft bereikt. [gedaagde] verwijst hierbij onder meer naar een uitspraak van het gerechtshof van Arnhem van 13 november 2007.
4. De beoordeling
4.1. Uitgangspunt in een executiegeschil als het onderhavige, waarbij het erom gaat of dwangsommen zijn verbeurd, is dat de executierechter niet tot taak heeft de rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen maar slechts dient te onderzoeken of de door de rechter verlangde prestatie waaraan de dwangsom als sanctie is verbonden, is verricht door de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling zoals deze door middel van uitleg moet worden vastgesteld.
4.2. Niet is in geschil dat de betekening op 30 oktober 2007, aan een oud adres van [eiseres], niet aan de gestelde vereisten voldoet en nietig is. Evenmin is in geschil dat de betekening op 7 maart 2008 op rechtsgeldige wijze is geschied. Beoordeeld dient te worden of de betekening van 1 november 2007 op rechtsgeldige wijze is geschied.
4.3. Vooropgesteld moet worden dat ingevolge artikel 611a lid 3 Rv een dwangsom niet kan worden verbeurd vóór de betekening van de uitspraak waarin zij is vastgesteld, een voorwaarde die in de veroordeling tot dwangsomoplegging is verdisconteerd. Betekening dient overeenkomstig artikel 46 lid 1 Rv te geschieden aan de persoon voor wie het afschrift van het exploot is bestemd of aan de woonplaats aan een huisgenoot van deze of aan een andere persoon die zich daar bevindt en van wie aannemelijk is dat deze zal bevorderen dat het afschrift degene voor wie het exploot is bestemd, tijdig bereikt. [gedaagde] heeft het veroordelend arrest echter betekend aan mr. Klaassen, de gemachtigde van [eiseres] in de procedure waarin het veroordelend arrest is uitgesproken. Daarbij mist artikel 63 Rv toepassing omdat het geen exploot betreft waarbij een rechtsmiddel wordt ingesteld. Beoordeeld dient te worden of dit niet naleven van de voorschriften in het onderhavige geval tot nietigheid van de betekening dient te leiden.
4.4. Uit de door [gedaagde] aangehaalde uitspraak van het gerechtshof te Arnhem van 13 november 2007 is op te maken dat ook ten aanzien van de ingevolge artikel 611a lid 3 Rv vereiste betekening de in artikel 66 Rv neergelegde regel geldt dat het niet naleven van de in afdeling 6 van de eerste titel van Boek 1 Rv opgenomen voorschriften (waaronder artikel 46 Rv) slechts nietigheid met zich meebrengt voor zover aannemelijk is dat degene voor wie het exploot is bestemd door het gebrek onredelijk is benadeeld. Voor de beoordeling daarvan is in de onderhavige zaak van belang of aannemelijk is of [eiseres] van de betekening op de hoogte is geweest. Ter terechtzitting heeft mr. Van Vlastuin verklaard dat hij door mr. Klaassen op de hoogte is gesteld van de betekening en dat hij mr. Klaassen vervolgens heeft medegedeeld dat met de betekening niets hoefde te worden gedaan omdat aan het verkeerde adres was betekend. Daarbij heeft mr. Van Vlastuin gesteld dat hij niet weet of mr. Klaassen aan [eiseres] heeft bericht dat er betekend was. Zijns inziens kan er wel vanuit worden gegaan dat de brief van 7 november 2007 aan [eiseres] is doorgezonden. In deze brief wordt echter niet expliciet vermeld dat er betekend is. Enkel op basis van deze brief hoefde [eiseres] niet te begrijpen dat het arrest inmiddels was betekend, mede gezien het op het cruciale punt nogal impliciete karakter van deze brief, waarin ter zake slechts is opgenomen: “(…) zodra de gestelde termijn (14 dagen na betekening, derhalve op 14 november a.s.) is verstreken.”. Gelet op deze omstandigheden kan het er niet voor worden gehouden dat de betekening [eiseres] heeft bereikt. Het dient immers, alvorens sprake kan zijn van het verbeuren van dwangsommen door de schuldenaar, buiten twijfel te zijn dat de schuldeiser daadwerkelijk nakoming verlangt van een rechterlijke uitspraak. Nu dat in deze zaak niet het geval is, kan ook de conclusie niet getrokken worden dat [eiseres] door het gebrek in de betekening niet onredelijk is benadeeld.
4.5. Uit het voorgaande vloeit voort dat het arrest van 23 oktober 2007 eerst op 7 maart 2008 op rechtsgeldige wijze aan [eiseres] is betekend. De in het arrest verlangde prestatie waaraan de dwangsom als sanctie is verbonden, te weten staking van de werkzaamheden bij [naam notariskantoor], heeft [eiseres] vóór 7 maart 2008 weliswaar niet verricht maar gelet op het voorgaande heeft zij vóór 7 maart 2008 geen dwangsommen verbeurd als opgelegd in het arrest. Het voorgaande brengt met zich dat de vorderingen van [eiseres] om [gedaagde] te verbieden over te gaan tot executie van de dwangsommen die volgens [gedaagde] vóór 7 maart 2008 zijn verbeurd, kan worden toegewezen.
4.6. Door [gedaagde] in dit vonnis te verbieden dwangsommen te executeren valt niet in te zien wat het belang van [eiseres] is bij de door haar gevorderde dwangsommen. De gevorderde dwangsommen zullen dan ook worden afgewezen.
4.7. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,44
- vast recht 254,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.155,44
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt [gedaagde] om het tussen partijen gewezen arrest van het gerechtshof te Arnhem van 23 oktober 2007 ten uitvoer te leggen voor zover deze executie betrekking heeft op de stelling dat dwangsommen zouden zijn verbeurd vóór 7 maart 2008;
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 1.155,44;
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2008.