ECLI:NL:RBZUT:2008:BD7403
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- H. Hödl
- A. van Harreveld
- J. Bos
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie door onzorgvuldige bewaring van bewijsstuk
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 15 juli 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord, poging tot zware mishandeling en bedreiging. De rechtbank oordeelde in een tussenvonnis dat het in beslag genomen mes, dat cruciaal bewijs zou kunnen leveren, onderzocht moest worden. Echter, door onzorgvuldige bewaring bij de politie was het mes niet meer beschikbaar voor onderzoek. Dit leidde tot de conclusie dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar vordering. De verdediging stelde dat het ontbreken van het mes een schending van het recht op een eerlijk proces met zich meebracht, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank bevestigde dat het niet meer kunnen onderzoeken van het mes, dat het enige objectieve bewijsmateriaal was, de mogelijkheid van een eerlijke rechtsgang in gevaar bracht. De officier van justitie had betoogd dat het onderzoek aan het mes niet noodzakelijk was voor de bewezenverklaring, maar de rechtbank oordeelde dat de onzorgvuldige behandeling van het bewijs door de politie de vervolging onontvankelijk maakte. De rechtbank benadrukte dat zowel de verdachte als de rechter erop moeten kunnen vertrouwen dat in beslag genomen voorwerpen zorgvuldig worden bewaard tot een definitieve beslissing is genomen. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar strafvervolging, waarmee de zaak werd afgesloten zonder verdere behandeling van de inhoudelijke beschuldigingen.