ECLI:NL:RBZUT:2008:BD7412

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
15 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-460189-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • A. van Harreveld
  • J. van de Wetering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ontuchtige handelingen met minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 15 juli 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met minderjarigen. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een gedeeltelijk voorwaardelijke werkstraf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 augustus 2006, in Zutphen en Warnsveld, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met twee minderjarige slachtoffers, geboren in respectievelijk 1993 en 1991. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van dwang, waardoor de verdachte voor een deel van de tenlastelegging is vrijgesproken. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte zorgvuldig gewogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar dat er geen sprake was van dwang of geweld. De verdachte heeft verklaard dat de seksuele handelingen met beide slachtoffers hebben plaatsgevonden, maar heeft ontkend dat hij met geweld of bedreiging heeft gehandeld. De rechtbank heeft de straffen opgelegd met inachtneming van de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer [slachtoffer1] gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 2.019,-.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460189-07
Uitspraak d.d.: 15 juli 2008
tegenspraak / dnip / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te Wanroij op [1987],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2008.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 augustus 2006, te Zutphen en/of te Warnsveld, gemeente Zutphen, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1], hebbende verdachte (telkens)
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer1] gebracht en/of geduwd en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer1] gebracht en/of geduwd en/of bewogen en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer1] gebracht en/of geduwd en/of bewogen en/of
- die [slachtoffer1] zijn penis laten aftrekken en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer1] gebracht en/of geduwd en/of bewogen
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer1] met kracht bij de hand(en) en/of de schouder(s) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of op die [slachtoffer1] is gaan liggen en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit fysieke en/of psychische verhoudingen ontstane overwicht en/of (aldus) voor die [slachtoffer1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 augustus 2006, te Zutphen en/of te Warnsveld, gemeente Zutphen, met [slachtoffer1] (geboren [1993]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1], hebbende verdachte (telkens)
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer1] gebracht en/of geduwd en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer1] gebracht en/of geduwd en/of bewogen en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer1] gebracht en/of geduwd en/of bewogen en/of
- die [slachtoffer1] zijn penis laten aftrekken en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer1] gebracht en/of geduwd en/of bewogen;
(incident 1)
art 245 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 april 2006 tot en met 4 januari 2007, te Zutphen en/of te Warnsveld, gemeente Zutphen, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer2], hebbende verdachte (telkens)
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer2] gebracht en/of geduwd en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer2] gebracht en/of geduwd en/of bewogen en/of
- zijn penis laten aftrekken door die [slachtoffer2] en/of
- de borst(en) van die [slachtoffer2] aangeraakt en/of betast en/of gestreeld en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer2] gebracht en/of geduwd en/of bewogen
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte
- (met kracht) op het lichaam van die [slachtoffer2] is gaan liggen en/of
- misbruik heeft gemaakt uit het door fysieke en/of psychische verhoudingen ontstane overwicht en/of (aldus) voor die [slachtoffer2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 april 2006 tot en met 4 januari 2007, te Zutphen en/of te Warnsveld, gemeente Zutphen, met [slachtoffer2] (geboren [1991]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer2] hebbende verdachte (telkens)
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer2] gebracht en/of geduwd en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer2] gebracht en/of geduwd en/of op en neer bewogen en/of
- zijn penis laten aftrekken door die [slachtoffer2] en/of
- de borst(en) van die [slachtoffer2] betast en/of gestreeld, althans aangeraakt en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer2] gebracht en/of geduwd en/of bewogen;
art 245 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde. Naar het oordeel van de officier van justitie is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor het oordeel dat verdachte door middel van (bedreiging met) geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer1] (hierna: [slachtoffer1]) en [slachtoffer2] (hierna: [slachtoffer2]) heeft gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan.
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat, kort gezegd, niet gebleken is dat verdachte dwang heeft uitgeoefend.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt in dit verband dat aangeefster [slachtoffer1] weliswaar heeft verklaard dat zij de seks niet wilde, zij heeft echter ook verklaard dat zij die op de koop heeft toegenomen, omdat zij verdachte niet kwijt wilde. Uit de verklaringen van aangeefster blijkt niet dat verdachte druk op haar heeft uitgeoefend in die zin dat, indien zij de seksuele handelingen niet zou verrichten, verdachte dan bij haar weg zou gaan. De rechtbank acht voor dwang dan ook onvoldoende overtuigend bewijs aanwezig.
Ten aanzien van aangeefster [slachtoffer2] is de rechtbank van oordeel dat ook daar onvoldoende overtuigend bewijs aanwezig is voor het oordeel dat sprake is van dwang. Enkel aangeefster [slachtoffer2] heeft dit verklaard. Verdachte heeft dit ontkend. De verklaring van [slachtoffer2] wordt voorts niet ondersteund door andere bewijsmiddelen, zodat de rechtbank deze verklaring onvoldoende acht voor het oordeel dat sprake is van dwang die door verdachte is uitgeoefend.
Bewijsmotivering [voetnoot 1]
A. De vaststaande feiten.
T.a.v. feit 1.
In januari 2006 is verdachte bij een evenement bij het zwembad Graaf Ottobad in Zutphen in contact gekomen met [slachtoffer1]. [slachtoffer1] verrichtte bij dit evenement hand- en spandiensten en verdachte was daar dj. Verdachte en [slachtoffer1] hadden elkaar enkele jaren daarvoor reeds ontmoet tijdens een vakantie in Tsjechië. Nadat zij in januari 2006 wederom met elkaar in contact waren gekomen, hebben zij een aantal keren afgesproken.
T.a.v. feit 2
Verdachte en [slachtoffer2] hebben elkaar in februari 2006 leren kennen. In april 2006 is [slachtoffer2] naar het huis van verdachte gegaan, omdat zij een discman wilde lenen van verdachte.
B. Het standpunt van het openbaar ministerie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
C. Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat bij artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht dwang ook een rol speelt. De raadsman stelt in dit verband dat het leeftijdsverschil tussen de slachtoffers en de verdachte relatief gering is en dat de slachtoffers zich gemakkelijk aan de seksuele handelingen hadden kunnen onttrekken, zodat van dwang niet gebleken is. Op dit punt refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
D. Beoordeling van de tenlastelegging.
De rechtbank acht voor het bewijs de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
T.a.v. feit 1 subsidiair.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op twee verschillende momenten seksuele handelingen met [slachtoffer1] heeft verricht, namelijk een keer in de auto en een keer bij verdachte thuis. Verdachte heeft verklaard dat de seksuele handelingen zoals deze zijn opgenomen in de tenlastelegging hebben plaatsgevonden, met uitzondering van het ten laste gelegde dat hij met zijn penis in de vagina van [slachtoffer1] is geweest.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij ergens in april 2006 een afspraak had met [slachtoffer1]. Verdachte en [slachtoffer1] zijn met de auto van de moeder van verdachte naar de parkeerplaats van GG-net in Warnsveld gegaan. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij en [slachtoffer1] een beetje begonnen te friemelen en op de achtbank van de auto gingen zitten. Verdachte en van Ee hebben elkaar toen gezoend, dit was tongzoenen. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer1] daar in mee ging. Verdachte heeft haar toen gevingerd [voetnoot 2]. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij de hand van [slachtoffer1] op zijn broek legde. Verdachte merkte dat [slachtoffer1] zelf met haar hand in zijn broek ging. Hij voelde dat zij zijn penis vastpakte. Verdachte heeft [slachtoffer1] niet geholpen om hem te bevredigen, dat heeft zij zelf gedaan. [voetnoot 3]
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij in april 2006 een tweede afspraak met [slachtoffer1] heeft gehad. Deze ontmoeting was bij hem thuis. [voetnoot 4] Bij deze ontmoeting hebben zij eerst gezoend. [voetnoot 5] Verdachte heeft voorts verklaard dat hij merkte dat [slachtoffer1] zijn broek los maakte en dat zij zijn penis vastpakte. Verdachte heeft [slachtoffer1] gevraagd of zij hem wilde pijpen. Verdachte heeft verklaard dat aangeefster zei dat ze dat wel wilde en dat zij hem heeft gepijpt. [voetnoot 6] Tijdens deze ontmoeting heeft verdachte [slachtoffer1] gevingerd en heeft zij hem afgetrokken. Op een gegeven moment zijn op de grond zijn gaan liggen. Verdachte is boven op [slachtoffer1] gaan liggen. Verdachte heeft verklaard dat hij toen zijn penis in de vagina van [slachtoffer1] heeft gedaan. Verdachte heeft verklaard dat hij voelde dat ze nat was en dat het niet echt lekker ging en dat hij denkt dat hij enkel met zijn eikel in de opening van haar vagina is geweest en niet te hebben doorgeduwd. [voetnoot 7]
Aangeefster [slachtoffer1] heeft bij de politie verklaard dat ze in januari 2006 met verdachte heeft afgesproken. Verdachte en aangeefster zijn met de auto naar de parkeerplaats van GG-net te Warnsveld gegaan en hebben daar de auto geparkeerd. Verdachte en aangeefster zijn op de achterbank van de auto gaan zitten. [voetnoot 8] Verdachte begon haar te zoenen. Aangeefster heeft verklaard dat zij eerst niet gezoend heeft, maar toen verdachte door bleef gaan zij hem ook heeft gezoend; het ging om tongzoenen. Verdachte maakte vervolgens haar riem en broek open en aangeefster voelde op een gegeven moment dat zijn hand naar haar vagina ging. Verdachte heeft haar gevingerd. Aangeefster heeft voorts verklaard dat verdachte haar hand naar zijn stijve penis heeft gebracht en dat zij die penis op en neer bewogen. [voetnoot 9]
Voorts heeft aangeefster verklaard dat zij in april 2006 met verdachte heeft afgesproken en dat deze afspraak bij hem thuis was. Verdachte en aangeefster zijn in het huis van verdachte naar een hok gegaan waar allerlei dj-spullen stonden van verdachte. Het was een hok van ongeveer drie bij drie meter. Zij en verdachte hebben eerst gezoend en verdachte heeft daarna zijn vinger in haar vagina gedaan. Aangeefster heeft voorts verklaard dat verdachte daarna zijn penis in haar mond duwde. Daarna zijn verdachte en aangeefster op de grond gaan liggen. Verdachte is vervolgens boven op haar gaan liggen en heeft zijn penis met kracht in haar geduwd. Dat deed pijn. Aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte van haar af duwde maar dat hij door is gegaan; hij ging vele malen heen en weer. Het bleef pijn doen. Aangeefster heeft verklaard dat dit de eerste keer was dat zij seks had met iemand. [voetnoot 10]
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte twee maal seksuele handelingen heeft verricht met aangeefster. De rechtbank acht bewezen dat verdachte eenmaal in een auto seksuele handelingen heeft verricht met aangeefster en eenmaal bij hem thuis. De rechtbank merkt in dit verband op dat ten aanzien van de gebeurtenissen in de auto door verdachte en door aangeefster verschillend wordt verklaard over het tijdstip waarop dit is gebeurd. Verdachte verklaart namelijk dat deze gebeurtenis in april 2006 heeft plaatsgevonden en aangeefster heeft verklaard over januari 2006. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de verklaringen van verdachte en aangeefster voldoende duidelijk blijkt dat zij het over dezelfde gebeurtenis hebben. Verdachte en aangeefster verklaren immers over dezelfde seksuele handelingen en over dezelfde plaats, namelijk in de auto op de parkeerplaats van GG-net in Warnsveld. Uit de verklaringen van verdachte en aangeefster komt niet naar voren, dat zij op die locatie meer dan eenmaal dergelijk seksueel contact hebben gehad. Zowel de datum waarover verdachte heeft verklaard als de datum waarover aangeefster heeft verklaard valt binnen de ten laste gelegde periode van 1 januari 2006 tot en met 1 augustus 2006, zodat de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig acht voor het oordeel dat verdachte dit feit meermalen heeft begaan in de ten laste gelegde periode.
Gelet op de verklaringen van aangeefster en verdachte zelf op dit punt acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn penis in de vagina van aangeefster is geweest.
Voorts heeft aangeefster verklaard dat zij ergens in de zomervakantie 2006 wederom seksuele handelingen met verdachte heeft verricht. De rechtbank heeft de verklaringen van aangeefster over (eventuele) gebeurtenissen in de zomervakantie van 2006 niet in de bewezenverklaring betrokken. Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat verdachte niet over deze gebeurtenissen heeft verklaard. Verdachte heeft verklaard dat twee maal seksuele handelingen tussen hem en aangeefster hebben plaatsgevonden en heeft deze in een periode vóór de zomervakantie in 2006 geplaatst. Daar komt bij dat aangeefster heeft verklaard dat de gebeurtenissen “ergens in de zomervakantie” hebben plaatsgevonden. Deze tijdsaanduiding sluit naar het oordeel van de rechtbank niet uit, dat de door aangeefster gestelde gebeurtenissen na de ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden.
T.a.v. feit 2 subsidiair.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in april 2006 bij hem thuis seksuele handelingen heeft verricht met [slachtoffer2]. Verdachte heeft verklaard dat de seksuele handelingen zoals deze zijn opgenomen in de tenlastelegging inderdaad hebben plaatsgevonden, met dien verstande dat verdachte niet met zijn penis in de vagina van [slachtoffer2] is geweest. Verdachte heeft voorts ontkend dat hij in december 2006 seks heeft gehad met [slachtoffer2].
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat in april 2006 [slachtoffer2] bij hem thuis was. [slachtoffer2] was op de kamer van verdachte en zij hebben wat met elkaar gepraat. Verdachte heeft voorts verklaard dat ze daarna zijn gaan zoenen. Verdachte heeft verklaard dat hij haar heeft gevingerd en dat zij hem heeft afgetrokken. Verdachte heeft verklaard dat zij bij elkaar de kleding hebben uitgedaan. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij heeft getracht zijn stijve penis in haar vagina te stoppen, maar dat dit niet lukte, omdat ze te nauw was. [voetnoot 11]
Aangeefster [slachtoffer2] heeft in haar aangifte bij de politie verklaard dat zij in april 2006 bij verdachte thuis was. [voetnoot 12] Zij was bij verdachte op zijn kamer. Verdachte heeft aangeefster toen een tongzoen gegeven. Aangeefster heeft voorts verklaard dat verdachte haar begon te vingeren en dat hij met zijn vingers in haar vagina is geweest. Verdachte heeft de broek en string van aangeefster uitgedaan. [voetnoot 13] Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar hand op zijn penis legde en op en neer gaande bewegingen maakte. Toen verdachte losliet, is aangeefster zelf verder gegaan. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte op een gegeven moment ook haar bovenkleding heeft uitgedaan en haar blote borsten heeft betast. Verdachte kwam vervolgens op haar liggen. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte voordat zij het wist in haar was. Verdachte is een paar keer in haar op en neer gegaan.[voetnoot 14]
Aangeefster heeft voorts verklaard dat zij de volgende dag de morning-after-pil heeft gehaald, omdat zij bang was dat ze zwanger was. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte absoluut in haar is geweest. [voetnoot 15]
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat verdachte in april 2006 seksuele handelingen heeft verricht met aangeefster [slachtoffer2], welke handelingen mede bestonden uit het seksueel binnendringen. De rechtbank acht daarbij ook bewezen dat verdachte met zijn penis in de vagina van [slachtoffer2] is geweest. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij dat geprobeerd heeft. Tevens heeft aangeefster verklaard dat zij zeker weet dat verdachte met zijn penis in haar vagina is geweest. Aangeefster heeft daarbij ook verklaard dat zij de volgende dag de morning-after-pil is gaan halen en dat zij verdachte daar nog op aan wilde spreken. De rechtbank acht daarmee voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor het oordeel dat verdachte met zijn penis in de vagina van aangeefster [slachtoffer2] is geweest.
De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor het oordeel dat verdachte in december 2006 seksuele handelingen met aangeefster [slachtoffer2] heeft verricht. Enkel aangeefster heeft hierover verklaard. Verdachte ontkent dat daarvan sprake is geweest. De rechtbank acht de enkele verklaring van [slachtoffer2] in dit verband onvoldoende om tot een bewezenverklaring op dit onderdeel te komen. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrij spreken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 augustus 2006, te Zutphen en/of te Warnsveld, met [slachtoffer1] (geboren [1993]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, telkens buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die telkens mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1], hebbende verdachte
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer1] gebracht en/of
- zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer1] gebracht en bewogen en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer1] geduwd en/of
- die [slachtoffer1] zijn penis laten aftrekken en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer1] geduwd en bewogen;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 10 april 2006 tot en met 30 april 2006, te Zutphen met [slachtoffer2] (geboren [1991]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer2] hebbende verdachte
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer2] gebracht en
- zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer2] gebracht en bewogen en
- zijn penis laten aftrekken door die [slachtoffer2] en
- de borsten van die [slachtoffer2] aangeraakt en
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer2] gebracht en bewogen;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1.
het met iemand die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
2.
het met iemand die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 150 uren te vervangen door 75 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd een gevangenisstraf van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren op te leggen.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de oplegging van de straf rekening gehouden dient te worden met de omstandigheid dat verdachte geen documentatie heeft voor soortgelijke delicten.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat de verdachte door zijn handelwijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en persoonlijke integriteit van de slachtoffers. De ervaring leert dat dergelijke gebeurtenissen langdurige en ernstige psychische gevolgen kunnen hebben voor de slachtoffers. Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer1] is ook gebleken dat deze gevolgen zich bij haar hebben voorgedaan. Het slachtoffer heeft naar aanleiding van de gebeurtenissen een assertiviteitstraining gevolgd. [slachtoffer1] was op het moment dat de gebeurtenissen plaatsvonden pas 13 jaar oud en verdachte heeft haar ontmaagd.
Anderzijds heeft de rechtbank bij de straftoemeting rekening gehouden met de leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en of justitie in aanraking is geweest. Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van het voorlichtingsrapport van de reclassering van 23 mei 2007. Uit dit rapport blijkt dat verdachte, ondanks zijn volwassen leeftijd, moeite heeft met de overgang naar volwassenheid hetgeen ook blijkt uit de ondersteuning van zijn ouders in de dagelijks praktijk. Betrokkene legt makkelijk verantwoordelijkheden bij zijn ouders neer. Betrokkene is zich bewust van de ernst van het delict en neemt ook de verantwoordelijkheid en de schuld op zich. De kans op recidive wordt laag geschat.
Naast een taakstraf van na de te melden duur acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur op zijn plaats om verdachte er van te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer1], wonende te [adres] (bankrekeningnummer: [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.019,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het schadeveroorzakend moment, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde. Deze vordering bestaat uit materiële schade ten bedrage van € 1.019,- en immateriële schade ten bedrage van € 2.000,-.
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat toewijzing van de vordering voor zover deze ziet op de geleden materiële schade voor het gevorderde bedrag redelijk is. Ten aanzien van het verzoek om schadevergoeding van de geleden immateriële schade heeft de officier van justitie gesteld dat bij bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde feiten vergoeding van een bedrag van € 1.000,- redelijk is.
De raadsman heeft gesteld dat verdachte bereid is de door [slachtoffer1] geleden materiële schade te vergoeden. Daarnaast heeft de raadsman gesteld dat hij een vergoeding van de geleden immateriële schade tot een bedrag van € 750,- redelijk acht.
De rechtbank is van oordeel dat de door [slachtoffer1] geleden materiële schade voor vergoeding in aanmerking komt, zodat dit deel van de vordering zal worden toegewezen. Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat deze zich slechts ten dele leent voor afdoening door de strafrechter, mede gelet op de omstandigheid dat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken. De rechtbank acht een schadevergoeding van de tot op heden geleden immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,- redelijk. Verdachte is hiervoor naar burgerlijk recht aansprakelijk. Voor het overige zal de rechtbank [slachtoffer1] in haar vordering wegens de niet eenvoudige aard daarvan niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanhangig maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
- bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
- veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 150 (honderd vijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen.
- beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
- veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer1], wonende te [adres] (bankrekeningnummer: [nummer]) , van een bedrag van € 2.019,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2008 en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijk rechter aanhangig kan maken.
- legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1] voornoemd een bedrag te betalen van € 2.019,-, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 40 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
- bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Van Harreveld en Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erp, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juli 2008.
Voetnoten
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (Stam)proces-verbaal, nr. PL0631/07-203113, Regiopolitie Noord en Oost Gelderland, Team Zutphen, opgemaakt en ondertekend 22 maart 2007.
2. Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 47.
3. Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 48.
4. Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 50.
5. Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 51.
6. Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 52.
7. Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 53.
8. Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer1], p. 18.
9. Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer1], p. 19.
10. Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer1], p. 21.
11. Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 76.
12. Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer2], p. 65.
13. Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer2], p. 66.
14. Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer2], p. 67.
15. Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer2], p. 68.